‘Het gevaar is niet dat AI domme fouten maakt, maar dat ze te goed is, waardoor we ons zullen beginnen irriteren aan de imperfecties van de mens’, schrijft François Levrau.
Onlangs zag ik een spectaculair filmpje van een ijsbeer op een ijsschots die werd omsingeld door orka’s. Pas bij het lezen van de commentaren, werd het me duidelijk dat het om een AI-creatie ging. Ik voelde me behoorlijk belazerd.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Enerzijds was ik verbaasd over hoe levensecht het was en anderzijds was het opmerkelijk hoe sterk mijn aandacht door dat filmpje werd getrokken.
Dat is misschien een triviaal voorbeeld, maar wanneer we terecht komen in een wereld waar AI beelden, teksten en stemmen produceert die nauwelijks nog van authentieke te onderscheiden zijn, zullen we ons steeds meer de vraag stellen wat wel en wat niet ‘echt’ is.
Daarmee dreigt een fundamentele vertrouwenscrisis te ontstaan. Dat is voor een mens geen kleinigheid.
‘Vertrouwen’ is immers een diep menselijke behoefte. Reeds vanaf de geboorte is de mens aangewezen op betrouwbare relaties en wil hij zien en ervaren dat de wereld waarin hij leeft te vertrouwen is. Met AI wordt dit dus een stuk moeilijker.
Want, wie schreef die liefdesbrief? Mijn geliefde die haar hart uitstortte, of een algoritme dat die emotie nabootste? Wie schreef de paper? Een student die zelf nadacht, of een taalmodel dat de tekst in een paar seconden genereerde? Wie spreekt tot mij? Een mens die vanuit zijn kwetsbaar woorden zoekt, of gaat het om een visueel beeld dat met een taalmodel werd gecreëerd? Wat bekijk ik? Een opname van de realiteit, of een artificiële verdraaiing ervan?
Als dat allemaal niet meer zo duidelijk is, dreigen we ons vermogen en onze moed te verliezen om elkaar en de wereld te vertrouwen.
Even better than the real thing
De Franse filosoof Jean Baudrillard waarschuwde al in de jaren tachtig voor een samenleving waarin “simulacra” belangrijker zouden worden dan de realiteit die ze ooit moesten weergeven. In die “hyperrealiteit” verdringt het simulacrum langzaam het origineel omdat het boven dat origineel wordt verkozen.
Wat hij destijds schetste zien we vandaag concreet worden met artificiële intelligentie. Zo assembleert AI volledige menselijke simulaties, van liefdesverklaringen, condoleances, selfies, stemmen tot zelfs digitale avatars die op een autonome wijze content verspreiden.
Deze creaties zijn vaak niet alleen levensecht, maar zelfs aantrekkelijker en overtuigender dan hun menselijke tegenhangers. Net omdat deze simulacra zo goed zijn, worden ze vaak ook verkozen. Ze zijn “even better than the real thing…”
Het probleem hierbij is niet dat AI ons overtuigt met wat ze maakt, maar wel dat we vergeten dat wat ons overtuigt geen feilbare mens is, maar een patroonherkenningsmachine zonder hartslag, intentie, herinnering en verlangen.
Van zodra we echter betekenis hechten aan deze artificiële uitingen en deze ook gaan verkiezen, lopen we het risico de band met het menselijke te verliezen. Het gevaar is dus volgens mij niet dat AI domme fouten maakt, maar dat ze te goed is, waardoor we ons zullen beginnen irriteren aan de imperfecties van de mens. Waarom bijvoorbeeld nog luisteren naar iemand die wat met woorden stuntelt, of wachten op een traag en feilbaar resultaat, als AI ons in een fractie van een seconde een glashelder en intelligent antwoord biedt?
Het gevaar is dan dat we onszelf gaan meten aan die artificiële kopieën die vlotter, consistenter en aantrekkelijker zijn. Daardoor riskeren we niet alleen de waarde van de menselijke feilbaarheid te vergeten, maar ook ons eigen spreken, schrijven en handelen steeds meer te modelleren naar de artificiële norm.
Zo spiegelen we ons aan een machine die geen menselijkheid bezit, en beginnen we onszelf te beoordelen alsof we die machine zouden moeten evenaren. De feilbare mens wordt dan weggezet als een ‘haperende machine’.
Waardering voor het echte leven
Wat AI vandaag al allemaal kan en de manier waarop het een impact op ons leven heeft, doet denken aan een klassiek gedachtenexperiment uit de politieke filosofie. De Amerikaanse filosoof Robert Nozick stelde in de jaren zeventig de vraag of je je zou verbinden aan een machine die je een leven lang perfecte illusies van geluk biedt. Volgens Nozick zouden de meeste mensen daarop ‘nee’ antwoorden. Niet omdat ze geen geluk willen, maar omdat ze uiteindelijk naar iets anders verlangen.
Mensen willen dat hun geluk geworteld is in iets echts: een echte relatie, een prestatie die moeite kostte, een compliment dat oprecht bedoeld is. Zo willen we niet leven in de illusie van liefde, maar willen we weten of onze partner oprecht van ons houdt en ons dus niet achter onze rug bedriegt.
We willen niet dat ons idool wedstrijden wint, we willen dat hij ze wint zonder het gebruik van doping. We willen niet zomaar een goede recensie van ons boek, we willen een goede recensie geschreven door iemand die ook in de mogelijkheid was om het boek maar één ster te geven. Het is dus de echtheid waarnaar we verlangen en die betekenis geeft aan ons leven.
AI levert ons alles in een vingerknip, maar niet wat we werkelijk verlangen, namelijk authenticiteit. Ze biedt schoonheid zonder ziel, troost zonder hart en wijsheid zonder inzicht. In die zin is AI als een soort van digitale prostituee die op alles zonder verpinken ‘ja’ zegt, maar die in wezen niets meent.
Precies daardoor voelt de ontmoeting uiteindelijk toch als iets leeg en ‘onmenselijk’. Maar, net omdat ze op alles ‘ja’ zegt, valt ze soms ook te verkiezen boven de stuntelige maar oprechte intimiteit van een geliefde. Want van“Even better than the real thing”, is het maar een kleine stap naar “Too good to be true”.
Alles wat AI doet is quasi perfect, maar wat het oplevert is uiteindelijk het resultaat van een soort leegte. AI doet daarom denken aan een soort geüpgraded versie van Echo uit de Griekse mythologie. Het is een nimf die alleen andermans woorden kon herhalen. Echo was een stem zonder inhoud, een geluid dat lijkt te spreken maar in feite zelfs niks te zeggen heeft.
Maar, als wij Echo verkiezen en nabootsen, worden wij dan niet ook echo’s van een echo… Zullen wij nog onze eigen oprechte maar kwetsbare stem (willen) horen en beluisteren?