‘We worden gestraft omdat we niet op Erdogan hebben gestemd’

BEGRAFENIS De broer van de gesneuvelde Turkse soldaat Mehmet Halil Barkin bezwijkt tijdens de uitvaart. © ALICE MARTINS

In de Koerdische regio van Turkije woedt de oorlog tussen de PKK en de Turkse veiligheidsdiensten. De PKK houdt zich schuil in de bergen, het leger probeert de organisatie met brandbommen te verdrijven. Intussen willen bewoners een escalatie vermijden door zich als levende schilden tussen de twee strijdende partijen op te stellen. ‘Veel Koerden hebben zowel een zoon bij de PPK als bij het leger. We beschermen dus beiden.’

De spanning in de legerkazerne is te snijden. Een paar honderd Koerden, onder wie familie en sympathisanten van de Koerdische Arbeidspartij PKK, staan schouder aan schouder met minstens evenveel militairen. Ze wachten op de helikopter die het lichaam van Mehmet Halil Barkin zal overbrengen. De Koerdische militair kwam gisteravond, 19 augustus, samen met zeven Turkse collega’s om het leven bij een aanslag van de PKK.

Het is 11 uur ’s ochtends en nu al 44 graden. De militairen van de begrafenisceremonie zweten onder hun groene helmen. Achter ons, in de schaduw van de bomen, horen we de jongere broer van Mehmet Barkin hevig snikken. Mehmet wilde helemaal niet vechten tegen zijn eigen mensen, heeft hij deze morgen al ettelijke keren gezegd.

De 21-jarige Mehmet Barkin zat in het leger omdat hij zijn dienstplicht moest vervullen, zoals zoveel Koerdische jongens uit Zuidoost-Turkije. De helikopter is op weg van Siirt, waar de aanslag plaatsvond, naar Silopi, Barkins geboortestad. Silopi ligt aan het drielandenpunt waar de grenzen van Turkije, Syrië en Irak samenkomen. In dit gebied is het Koerdische gedachtegoed diepgeworteld en gaan de meeste jongens tegen hun zin naar het leger. Hun familie heeft geen geld om hun militaire plicht af te kopen, dus moeten ze een jaar lang in dienst. Nu de oorlog tussen de Turken en de PKK opnieuw is opgelaaid, kon het bijna niet anders dat een Koerdische militair uit de streek op een dag slachtoffer van de PKK zou worden. Gisteravond was het zover. De onvermijdelijke tol van een conflict waarin mensen tegen hun eigen broeders moeten vechten. Figuurlijk, soms ook letterlijk. Er zijn heel wat gezinnen in de provincie die zowel een zoon in het leger hebben als bij de PKK. Geen wonder dat de gezichten in Silopi strak gespannen staan. De militairen zijn bloednerveus, de Koerdische aanwezigen staan er verslagen bij. Maar de onderliggende woede is scherp voelbaar.

Wanneer de helikopter landt en de militairen de doodskist wegdragen, is het muisstil. De uitbarsting komt snel. De oom van Mehmet wandelt naast de kist en begint plots te schreeuwen. Dat iedereen gelijk is en dat het allemaal jonge jongens zijn die sterven. Hij wijst naar de militairen: ‘Ook jullie. En het is Erdogans schuld.’ De man schudt zijn vuist in de lucht en roept steeds luider dat Erdogan in deze oorlog de grote boosdoener is. Tot de militairen hem verzoeken stil te zijn, anders zal hij verwijderd worden. De fotograaf en ik moeten meteen opkrassen. We mogen geen getuige zijn van dit soort ‘interrupties’.

Dan gaan we maar al naar het kerkhof, dat net om de hoek ligt. Rond de begraafplaats staat een massa mensen te wachten. Ook de politie is aanwezig. Aangezien de gouverneur van Sirnak, de provincie waarin Silopi ligt, en een aantal hoge legerofficieren op de begrafenis worden verwacht, zijn de veiligheidsmaatregelen aangescherpt. Een waterkanon staat pal voor de ingang, geflankeerd door verschillende akreps of ‘schorpioenen’, zoals de zwarte gepantserde politievoertuigen worden genoemd.

Berm- en brandbommen

Na de aanslag van een zelfmoordterrorist in het Turkse Suruç op 25 juli is de strijd tussen Turkije en de Koerden na drie jaar wankele vrede opnieuw ontvlamd. De aanslag kostte 33 Koerdische jongeren het leven en zou door de IS zijn gepleegd. De Koerden trokken prompt de straten op om hun woede te uiten tegen president Recep Tayyip Erdogan en zijn regeringspartij AKP omdat die volgens de Koerden te halfslachtig tegen de IS optreden. Twee dagen later nam de PKK wraak met een zelfmoordaanslag op een Turks politiekantoor waarbij twee agenten omkwamen en tientallen gewonden vielen. Sindsdien is het gedaan met het vredesproces. In Zuidoost-Turkije heerst opnieuw oorlog, vergelijkbaar met de jaren tachtig en negentig, toen de PKK ook hevig strijd leverde met de Turken. Het leger gooit brandbommen op doelwitten van de PKK in de bergen. In verscheidene steden is de noodtoestand afgekondigd en gelden verhoogde veiligheidsnormen. De PKK plaatst bermbommen met afstandsbediening langs de wegen, en de wijken waar veel PKK-aanhangers en familie wonen, zijn door militanten afgeschermd met loopgraven en blokkades van stenen en zandzakken. Zodra het donker wordt, trekken jeugdmilities van de PKK, gewapend met kalasjnikovs en molotovcocktails, naar de loopgraven. Iedere avond breken er rellen uit. De speciale eenheden van de politie gebruiken traangas en schieten met scherp. In Silopi zijn de afgelopen twee weken drie doden gevallen door politiekogels. Op 10 augustus kwamen in het stadje vier politieagenten om door een bermbom.

‘Het is erger dan in de jaren negentig, zeggen de omstanders die zich rond het nu nog lege graf van Mehmet Barkin hebben verzameld. ‘De Koerden worden gestraft omdat ze niet op Erdogan hebben gestemd.’ Bij de verkiezingen in juni verloor de AKP haar absolute meerderheid in het parlement nadat de Koerdische HDP de kiesdrempel met 13 procent van de stemmen overschreed. Critici menen dat Erdogan sindsdien bewust chaos onder de Koerden creëert zodat de HDP bij de volgende verkiezingen een ferme dreun zou krijgen. Bedoeling is dat de AKP vervolgens opnieuw de meerderheid zou behalen, waardoor Erdogan alsnog zijn alleenheerschappij als president zou kunnen realiseren. Nu er geen coalitie gevormd is, zal de nieuwe stembusgang waarschijnlijk in het late najaar plaatsvinden.

Het kerkhof stroomt stilaan vol. Net als in de kazerne staan ook hier PKK-familieleden zij aan zij met Turkse militairen. Een van Mehmets broers zakt huilend neer aan onze voeten. Hij is zo van slag dat hij niet eens opkijkt wanneer de kist van Mehmet voorbijkomt en het lichaam onder de verzengende zon ter aarde wordt besteld. Zodra de plechtigheid voorbij is, brult de menigte eensgezind ‘katil Erdogan’, moordenaar Erdogan. De oom van Mehmet die daarnet het zwijgen werd opgelegd, steekt opnieuw luidkeels van wal. Niemand mag zijn kinderen nog naar het leger sturen, fulmineert de man. De gouverneur van Sirnak neemt haastig de benen, omringd door een cordon bloednerveuze lijfwachten.

Verschroeide aarde

Met het geweld tussen de Turkse veiligheidsdiensten en de PKK hoopt president Erdogan de vaderlandsliefde van de Turken aan te wakkeren en stemmen te winnen van degenen die in juni voor de Partij voor de Nationalistische Beweging, MHP, kozen. Maar het kan ook anders uitpakken. Gematigde Koerden die op de AKP stemden, zouden straks ook voluit voor de Koerdische HDP kunnen kiezen. Uit onvrede met de manier waarop de AKP het conflict met de Koerden aanpakt, maar ook omdat de Koerdische partij de meest haalbare kandidaat is die op vredesbesprekingen met de Turkse overheid kan aansturen. Dat hebben de Koerdische activisten in het landelijke Lice-district, ruim 200 kilometer ten noordwesten van Silopi, ook in de gaten. Een vreedzame oplossing is de enige uitweg, vinden ze. Dus vormen ze sinds vier dagen met zo’n 200 man een menselijk schild tussen het Turkse leger en de PKK. In het midden van het glooiende groene landschap, een uur rijden van de stad Diyarbakir. Lice staat bekend als een bolwerk van de PKK, en er zijn al dagenlang gevechten aan de gang. Om de PKK-strijders uit de bossen op de heuvels te verjagen, dropt het leger brandbommen vanuit helikopters. Hoe dichter we bij het ‘menselijke schild’ komen, hoe meer zwartverbrande velden we aantreffen. Niet alleen de bossen, ook het vee en de gewassen van de boeren worden door de branden vernietigd.

Maar de PKK is niet verjaagd, horen we van de activisten. De levende schilden zitten in groepjes onder de bomen aan de voet van de beboste heuvel waar de Koerdische strijders hun toevlucht hebben genomen. Aan de overkant zien we de ándere groene heuvel, waar de Turkse militairen zich verschansen. Helikopters vliegen er af en aan. Telkens wanneer er een toestel opdoemt, beginnen de activisten te gillen en roepen ze ‘lang leve leider Öcalan’, de Koerdische leider die sinds 1999 gevangenzit.

‘Je ziet, we zitten pal in het midden, tussen de twee strijdgroepen’, zegt een uit de kluiten gewassen vrouw met pet die stukken watermeloen uitdeelt. Ze is de burgemeester van Kocaköi, een dorpje uit de buurt, en ze steunt het levende schild volledig, klinkt het strijdvaardig. ‘Dit is een belangrijke locatie omdat hier een doorgangsweg naar Lice, Hani en mijn gemeente loopt. Het leger heeft dit gebied tot oorlogszone uitgeroepen, voorlopig tot 5 september. Ze hopen dat ze tegen die tijd iedereen verjaagd zullen hebben, maar dat kunnen ze mooi vergeten. Toen we hoorden dat een groep PKK-strijders op de heuvel door het leger omsingeld was, zijn we meteen gekomen. Het leger bleef de hele nacht, het blokkeerde de weg, liet niemand binnen of buiten en beschoot ons met rubberen en plastic kogels. Later gebruikte het echte munitie. ’s Morgens vertrok het naar de heuvel aan de overkant. Met brandbommen probeert het de bevolking bang te maken, in de hoop dat die vertrekt. Maar de bewoners zijn oud en hebben geen zin om hun huizen te verlaten. Degenen die hier zitten, zijn activisten uit de streek, geen dorpelingen. Ze zijn net zo koppig als de bewoners en gaan niet weg zolang de PKK en het leger als kemphanen tegenover elkaar blijven zitten.’

De levende schilden rondom ons knikken bevestigend. Onder een boom, naast een vuurtje waarop een zwartgeblakerde theepot pruttelt, hebben ze een groot kleed uitgerold.

‘We willen doden vermijden’, zegt Cecile Kaplan, cohoofd van de Koerdische partij HDP in het plaatsje Bismil. ‘Zowel bij de PKK als bij het leger. Nu ja, in de eerste plaats willen we geen doden bij de PKK. Maar ook niet bij het leger, omdat veel mensen zonen in beide kampen hebben. Deze oorlog is begonnen door de mensen in het paleis (het Dolmabahçepaleis in Istanboel, waar het kantoor van premier Ahmet Davutoglu is, nvdr),niet door de PKK of het leger. We hopen dat de HDP en de regering snel om de tafel kunnen gaan zitten en dat de gevechten stoppen. Onze levendeschild-tactiek werkt. Zowel het leger als de PKK komt niet van zijn berg en er zijn tot nu toe geen confrontaties meer geweest.’

Lice is de geboortegrond van de PKK en dat is duidelijk merkbaar. Alle aanwezige activisten steunen de beweging. De meesten hebben een dochter of zoon bij de PKK. Maar ze zijn tegen geweld, zegt Cecile Kaplan nogmaals nadrukkelijk. ‘In de jaren negentig werd ik door de Turken gearresteerd en veertig dagen vastgehouden. Ik werd zwaar gemarteld.’ Ze legt haar hand op die van de man naast haar. ‘Hij zat bijna tien jaar opgesloten. Nu vechten we om een langdurige escalatie te voorkomen. We zijn niet tegen de staat, we willen alleen dat onze rechten en onze cultuur officieel erkend worden en dat er een gedecentraliseerd bestuur komt. De mensen waarop wij stemmen, zouden meer autoriteit moeten krijgen. Nu wordt de gouverneur benoemd in Ankara, en die heeft meer macht dan onze burgemeesters.’

Hoewel ze rekenen op de HDP, hopen de levende schilden dat PKK-leider Abdullah Öcalan opnieuw de kans krijgt om zijn stem te laten horen. Ze beschuldigen de overheid ervan dat ze Öcalan het zwijgen oplegt om het conflict gaande te houden. ‘Als Apo (Öcalans bijnaam, nvdr.) zegt dat we moeten stoppen met vechten, dan doen we dat meteen. Dat geldt ook voor de PKK-strijders.’

De zon zakt langzaam weg aan de einder wanneer een helikopter plots begint te schieten. We zien rode flitsen in de lucht. Afweergeschut tegen de aanvallen van de PKK, zeggen de activisten. Aan de kant van de Koerdische strijders blijft het angstvallig stil. Hoeveel er op de heuvelflank zitten, weten de levende schilden niet. Of ze willen het niet zeggen. Van het leger weten ze het wel. Ze hebben de helikopters geteld en uitgerekend dat het er zeker 500 moeten zijn.’s Nachts stoken de activisten vuren om zeker te zijn dat het leger hen ziet. ‘Als ik opnieuw wordt gearresteerd, dan is dat maar zo’, zegt Cecile Kaplan schouderophalend terwijl ze een sigaret opsteekt. ‘Voor onze kinderen op de heuvel heb ik het over.’

Op de terugweg botsen we op een kudde schapen die wordt gehoed door een oude man. Hij wijst naar de verschroeide aarde. Mehmet Tarhan is boer en de moestuin waar hij van leeft, is door de branden vernietigd, vier koeien zijn dood en twee zijn gewond. Prijs per koe: tussen de 1000 en de 1500 lira – 300 tot 450 euro. ‘Zal de overheid dat compenseren?’ vraagt Terhan zich hoofdschuddend af. Hij is geen PKK-aanhanger, zegt hij. Hij is gewoon een bewoner die zijn laatste jaren in rust wil slijten op de plek waar hij zijn hele leven heeft gewoond. Net als zijn dorpsgenoten, allemaal mensen op leeftijd, is hij de dupe van een conflict waar hij niets mee te maken heeft, klinkt het triest. Hij wil geen oorlog, hij wil dat het ophoudt.

Stadsguerrilla

De kinderen op de heuvel waar het HDP-lid in Lice over sprak, zijn jonge PKK-strijders. De echte jonkies, meestal tussen de twaalf en de achttien jaar, zijn actief in stadsguerrilla. Ze maken deel uit van de YDG-H, de jongerenafdeling van de PKK. In Sirnak-stad, in de bergen van de gelijknamige provincie, ontmoeten we de coördinator van de plaatselijke jeugdmilitie. De jongeren dragen maskers en zijn gewapend, zegt hij. Zo houden ze de politie op een afstand, want ze willen hun wijken met hand en tand verdedigen. Diezelfde avond hebben we een afspraak met de militie. Het is donker en de straten van Sirnak zijn verlaten. Hoe dichter we bij het centrum komen, hoe meer gepantserde politiewagens we zien. Ze staan overal. Op de hoeken van de straten en de pleinen. Doodstil met alleen de lichten aan, zonder nummerplaat, wachtend op wat komen zal. Het is op zijn zachtst gezegd beklemmend. De meeste bewoners durven na zonsondergang hun deur niet meer uit nadat twee vrouwen door de politie werden verwond. Volgens de lokale mensenrechtenorganisatie waren het geen activisten en hadden ze niets met het conflict te maken. De politie schiet ’s nachts willekeurig op huizen van bewoners, de twee vrouwen waren toevallige slachtoffers.

In de lege tuin van café Populé, hartje centrum, wachten we op de coördinator die ons zal ophalen.

‘Normaal zit het hier afgeladen vol tot middernacht’, zegt eigenaar Jihad Ürgen. ‘Nu zijn jullie de enige klanten, de rest is personeel. Door het brute politieoptreden sluiten de winkeliers ’s avonds hun zaken. Ik wil er niet aan toegeven, ik blijf open. Sindsdien heb ik met mijn personeel al heel wat nachten in het café doorgebracht omdat we door de beschietingen niet weg konden. De zaken gaan slecht, de hele economie van Sirnak gaat achteruit.’

We horen overal knallen en beschietingen. Het dondert zwaar in de militantenwijk, zegt Ürgen. ‘Vaak begint het zodra de zon onder is en neemt het geweld toe naarmate het later wordt.’ De coördinator van de jeugdmilitie daagt intussen niet op, ook de telefoon beantwoordt hij niet. ‘Ze kunnen de wijk niet meer uit, anders worden ze meteen overhoop geschoten’, weet Ürgen. ‘Het is vanavond vroeg begonnen, ik vrees dat jullie ook vastzitten. Wie zich in de buurt van de militantenwijk begeeft, kan een kogel verwachten. Maar ook de toegangswegen naar het centrum zijn afgezet.’ Dus drinken we de ene thee na de andere. Net wanneer we ons de bedenking maken dat we dan ook maar de nacht in de cafétuin zullen doorbrengen, laat Ürgen weten dat we via een omweg naar ons hotel kunnen. ‘Die jeugdmilities zien jullie wel een andere keer. Niet dat je er veel aan mist. Het zijn opgeschoten jongens met maskers die de orders van de PKK opvolgen, zeggen ze. Ze beweren dat ze de politie niet aanvallen, maar uiteraard provoceren ze elkaar aan beide kanten. Niet iedereen vindt de jeugdmilities zo’n meerwaarde. We hebben meer respect voor de ongewapende burgers die als levend schild op de heuvels zitten.’

Schieten op gewonden

Sirnak heeft twee weken geleden de autonomie uitgeroepen, in de stad zelf en in de regio. Burgemeester en HDP-lid Serhat Kadirhan zit als afgevaardigde van de overheid én als lokale Koerd tussen twee vuren: ‘Die autonomie houdt in dat de bewoners zich in groepen hebben opgesplitst. Per straat en per wijk kiezen ze iemand die verantwoordelijk is en contact houdt met onze gemeenteraad. Dat wil niet zeggen dat de bewoners wapens mogen dragen. Het gaat om ongewapend verzet tegen de openbare veiligheidsdiensten. Net als in Lice hebben de mensen op de heuvels rondom de stad postgevat om te voorkomen dat er nieuwe brandbommen worden gedropt. Wij steunen dat. Tijdens de laatste verkiezingen heeft 84 procent van de bevolking op onze partij gestemd. We willen die mensen nu niet in de steek laten. Als gevolg daarvan werd ik vorige week gearresteerd en een paar uur vastgehouden. Er is een onderzoek naar onze handel en wandel geopend. Zolang dat loopt, mag ik burgemeester blijven. Daarna zien we wel. We staan weliswaar achter onze bevolking, maar dat wil niet zeggen dat we het idee van een staat binnen een staat goedkeuren, dat is een heel andere zaak.’ Wanneer we vragen wat hij van de gewapende milities in bepaalde wijken vindt, kijkt hij ons met een veelbetekenende blik aan. ‘Er zijn misschien een paar jongeren met wapens, dat is mogelijk.’ Als burgervader kan hij moeilijk hardop zeggen dat hij donders goed beseft dat er volop wapens worden gebruikt. ‘De mensen hier laten zich niet intimideren, door niets of niemand. We kunnen alleen hopen dat er bij ons geen onschuldige doden zullen vallen zoals in Silopi.’

De familieleden van de drie dodelijke slachtoffers in Silopi beweren allemaal dat hun zoon, echtgenoot of vader niets met de Koerdische zaak te maken had en niet actief was in het verzet. Ze stierven alle drie tijdens willekeurige beschietingen, klinkt het. De vrouw en kinderen van de 68-jarige Hamdi Ulas vertellen dat de man op straat door een verdwaalde kogel werd getroffen. Toen zijn vriend hem, samen met een andere gewonde, naar het ziekenhuis bracht, hield de politie hen voor de ingang tegen. De vriend moest uitstappen, de twee gewonden bleven zitten. De politie sloot de deur en zou volgens omstanders het vuur hebben geopend op de auto en de twee inzittenden. Zo kwam Hamdi Ulas om het leven. We horen ook van verschillende kanten dat de artsen en het verplegend personeel in het ziekenhuis van Silopi door de politie bedreigd werden. Ze mochten de gewonden niet verzorgen. Serdar Acar, de arts die op de dag van Ulas’ dood op de spoedafdeling werkte, vertelde in een persverklaring dat hij door een speciale antiterreureenheid met wapens werd geïntimideerd. Wanneer we hem bellen, verwijst hij ons door naar zijn advocaat. Hij durft niet meer te praten want zijn baan staat op het spel, zegt hij. De man is uit Silopi gevlucht en verblijft nu met zijn vrouw in Diyarbakir. Mesut Gerez, zijn advocaat, bevestigt het verhaal. Volgens hem is het in deze regio niet ongebruikelijk dat de politie medisch personeel verhindert om zijn werk te doen en dat er zowel naar de politie als naar de arts een onderzoek loopt.

Een overheidsambtenaar van wie we de naam en zijn organisatie niet mogen vermelden, zegt dat er in deze periode van verhoogde veiligheidstoestand andere regels gelden. Maar dat de politie met scherp op burgers schiet, is volgens de man een grove leugen. Van politiewagens zonder nummerplaat weet hij niets af, maar de wet verbiedt het.

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S ALICE MARTINS

De levende schilden hopen dat PKK-leider Abdullah Öcalan opnieuw de kans krijgt om zijn stem te laten horen.

Met het geweld tussen de Turkse veiligheidsdiensten en de PKK hoopt president Erdogan de vaderlandsliefde van de Turken aan te wakkeren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content