In Roosendaal was één winkeltje waar ze het jazzblad DownBeat hadden. Alleen mocht ik daar van mijn vader niet binnen, omdat ze er het seksblaadje De Lach verkochten – in 1953 betekende dat Doris Day in een badpak zonder bandjes, maar toch. Ik waagde het erop, kreeg een heel recent exemplaar in handen, en bladerde naar de concertagenda. Daar stond het: een concert in de Metropole Upstairs Club op Times Square in New York. Metropole Downstairs was een dixielandbar, daar had ik niets te zoeken, maar upstairs zou Dizzy Gillespie spelen.

Ik stapte met het handje omhoog naar mijn vader: ‘Papa, mag ik geld om naar Amerika te gaan?’ En daar stond ik dan, in de Metropole. Op de benedenverdieping speelde Wild Bill Davidson met Peanuts Hucko, of hoe heten die gasten uit New Orleans waar Rik Van Cauwelaert naar luistert? Pas uren later kon ik naar boven. Hartstikke donker, en daar stond een ventster die haar voorraad aan het aanvullen was. Drankjes, sigaretten, én een zwart-witte polaroidcamera. Nóóit gezien, zo’n toestel. ‘Ga maar zitten,’ zei ze, ‘de show begint maar over anderhalf uur.’

In de tijd dat ik me zat te vervelen, had ik een plannetje bedacht. Tijdens de eerste pauze ging ik bij het herentoilet staan. Niemand van de muzikanten moest. Tweede pauze: Dizzy moest plassen. Het was zo’n oude pisbak: een stenen muur met een gootje eronder. Daar stonden we dan met onze neus tegen die muur, en dat praat wel makkelijk. Dus ik begin: ‘Meneer Gillespie, het is een waar genoegen. Ik ben Jack, ik kom uit Holland en ik speel piano. Houdt u weleens jamsessies?’ Een lulliger intro had ik niet kunnen verzinnen. Hij was beleefd, en zei: ‘Jamsessies doen we niet. Soms laten we iemand meespelen, maar dat zijn dan mensen die we kennen. Blijf tot het einde, maar ik kan u niets beloven.’

Ik terug naar dat meisje met haar voorraadkistje. ‘Er is een kans dat ik hier straks ga spelen. Wilt u dan zeker een foto nemen?’ Natuurlijk wou ze dat.

En jawel, hoor. Op het einde van de set richtte Dizzy zich tot het publiek. ‘Dames en heren, er is een jongeman in de zaal die vandaag helemaal uit Nederland is overgevlogen, The Flying Dutchman, en hij speelt piano. Uw applaus!’

Jongen toch, het haar op mijn armen stond overeind. Gillespie zette Cherokee in en ik dacht: nou, ik ben de snelste pianist van de Molenstraat, daar ga ik. Als het maar hard, hoog en wijd gaat, ben ik van de partij. Open doekje. Op het eind van het nummer draait Dizzy zich naar mij toe en zegt: ‘ Okay man, you did it. Now it’s your turn. Wat wil je spelen?’

Zit je dus in een volle club in New York in de band van Dizzy Gillespie, en krijg je een complete black-out. Uiteindelijk stamelde ik: A Gal in Calico. Algehele stilte. Ze hadden geen idéé welke song ik bedoelde. Je grote droom op je negentiende, waarvoor je jarenlang in je hoofd hebt zitten repeteren – Dizzy een beetje imponeren met een stuk van Charlie Parker: bom-padaba-wiiii-ooomph, zoiets. Maar nee hoor: ‘I met a Gal in Calico down in Santa Fe, pompom.’ Het ergste was: ik had het zelf nog nooit gespeeld. De ritmesectie zette dan maar dat hillbillynummer in, ik soleerde, Dizzy soleerde, en dat was het dan.

Een jaar later kreeg ik van mijn moeder een elpee van Dizzy Gillespie. En wat staat daarop? A Gal in Calico. Ik was zó trots, en ik kon aan niemand vertellen waarom: die meid met haar kistje was vergeten een foto te maken terwijl we speelden.

Opgetekend door Bart Cornand

Daar zit je dan in een volle club in New York in de band van Dizzy Gillespie, en krijg je een complete black-out.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content