Nogal wat mediamakers willen liever deel uitmaken van het BV-netwerk dan onderzoeksjournalistiek uit te oefenen.
Recent drong de ploeg van Neveneffecten in het nieuwe programma Basta door tot in het zenuwcentrum van de malafide belspellenbusiness. Ze deed dat in de beste traditie van de zoete wraak zoals Michael Moore’s TV Nation of Günter Wallraff’s eertijdse vermomming als de undercoverjournalist Hans Esser bij de redactie van het Duitse sensatiedagblad Bild-Zeitung.
De belspellen waren zes jaar lang een verzamelplek waar kijkers dagelijks konden proeven van inhalige belspelproducenten die urenlang het volledige register aan misleiding en bedrieglijk vernuft bespeelden. Het lucratieve succes van de belspelformules teerde hoofdzakelijk op de exploitatie van de lichtgelovigheid van een uitdunnend aantal hardleerse en (veronderstelde) kwetsbare belspel-die hards.
Dat deze kitscherige en schreeuwlelijke programmaformule ooit kans zag als ‘kansspel’ erkend, gelegaliseerd en halfslachtig gereglementeerd te worden, was wellicht nog het meest perfide kenmerk van het belspelfenomeen. Dat die bedrijven stricto sensu binnen de wettelijke grenzen opereerden, maakte de blammage voor de beleidsmakers nog stuitender, waardoor ook dat vergoelijkende argument na de Basta-uitzending hopeloos weinig indruk maakte.
Nog voor politici kans zagen om een deel van de mediabelangstelling met verontwaardiging te recupereren, was het draagvlak voor de televisiezwendel al afgebrokkeld. Onder massieve druk, haalde de Vlaamse Mediamaatschappij (VMMa) de uitzendingen prompt van het scherm. Lang geleden dat de vruchtbare combinatie van televisie en publiek in dergelijk sneltempo zoveel maatschappelijk relevante commotie veroorzaakte en een onmiddellijk resultaat boekte dat politici alleen het nakijken gaf.
Mediaminister Lieten haastte zich na uitzending als niet-bevoegde minister, via Facebook haar trage inzicht kenbaar te maken dat ‘belspelletjes op TV alleen uit zijn op woekerwinsten en zoveel mogelijk mensen geld aftroggelen. Morgen eens op inzoomen!’.
Undercover
Aan mediazijde was de bewondering voor de branie en het lichtvoetig anarchisme van de reportagesmakers aanvankelijk niet van de lucht. Commentaarschrijvers hapten naar superlatieven om de verdiensten van de makers en de rechtstreekse gevolgen stevig in de verf te zetten. Ze zagen in het ‘wallraffen’ (onderzoeksjournalistiek bedrijven onder een valse identiteit) van de Neveneffecten meteen ook een bewijs van de nieuwe consumentenrevolutie, de opstanding van de guerrillaconsument en de ‘emancipatie van de consument 2.0’. Door de reportage promoveerde Basta in één krant van ‘leuk’ naar ‘belangwekkend’.
Vreemd, want Basta beoefent in feite ‘slechts’ een basistak van de journalistiek, waarin de makers het opnemen voor de kijker-consument. In een medialandschap dat kreunt onder de gezapige, vrijblijvende en risicoloze lifestyle-journalistiek, is de inschatting van het potentiële vermogen van klassieke media bij een deel van de progammamakers en journalisten blijkbaar flink verdampt. Nogal wat mediamakers verkiezen deel uit te maken van het BV-netwerk, eerder dan dat journalistieke confort te ruilen voor confronterende onderzoeksjournalistiek. In de eigen biotoop leveren zulke avonturen immers al snel het etiket ‘nestbevuilers’ op.
Het was wellicht niet toevallig dat samen met de overdonderende media-aandacht, vanuit diezelfde hoek deontologische kanttekeningen werden geplaatst bij de legitimiteit van de undercoveroperatie. De Basta-reportage werd hier en daar sluw gespind tot een ondoordachte, complotterige aanslag op de delicate mediaverhoudingen die nu zeker gevolgen hebben voor onderhandelingen over de nieuwe beheersovereenkomst van de VRT. Dat kritische geluid leek verdacht op een aanmaning om, in het belang van de pax media, niet nodeloos in de potjes van de interne mediakeuken te roeren.
Het is te hopen dat de makers die omfloerste oproep tot tempering, feestelijk en onafhankelijk naast zich neerleggen. Nu het vertrouwen in ‘de journalisten’, volgens de jongste barometer van het onderzoeksbureau Gfk, in 2009 opnieuw is geslonken, kan Basta immers een stukje van dat wantrouwen helen.
Frank Thevissen