Een filosoof argumenteert dat een vrouw geen onrecht doet aan haar ongeboren kind wanneer ze zich in een vroeg stadium van de zwangerschap laat aborteren omdat de zwangerschap interfereert met een nieuwe baan of met het winnen van een mooie reis. Of, dat dode menselijke lichamen geen speciale eerbied verdienen, niet meer dan dode dierlijke resten. Pakweg twintig jaar geleden zou zo’n filosoof behandeld geweest zijn zoals nu een pleitbezorger van racisme bejegend wordt. Vandaag echter is een filosoof als Peter Singer, die dergelijke zaken verdedigt, een gevierde gast in de media. Hij is onlangs zelfs benoemd aan Princeton University. De reden kan niet zijn dat men hem alleen kent en respecteert als verdediger van de dierenrechten. De reden, zo zegt men, heeft te maken met het belang van de vrijheid van denken. Ook wie ongewone, of voor vele mensen onaanvaardbare of afschuwelijke opvattingen voorstaat, moet de vrijheid hebben die meningen publiek te verdedigen. We moeten ‘durven denken’: ook wat taboe is.

Het is dan wel opmerkelijk dat ten aanzien van ontkenningen van de holocaust, ‘rationele’ verdedigingen van racisme, of het ter discussie stellen van de mensenrechten die vrijheid van denken en spreken toch aan banden wordt gelegd. Vanwaar die liberaliteit betreffende discussies over morele eisen in verband met begin en einde van menselijk leven, en de strengheid in de andere gevallen? Kunnen we scherp onderscheiden tussen gewettigde ethische discussies en pseudo-discussies?

Wat is hoe dan ook het belang van de vrijheid van denken? Het antwoord zou zijn dat zij het zoeken naar de waarheid dient. Is het zonder meer duidelijk wanneer vrijheid van denken een echt zoeken is naar de waarheid en wanneer niet? Singer durft. Hij wordt daar nu zelfs voor bewonderd. De vraag is echter of zijn durf meer is dan oppervlakkigheid gecombineerd met een bepaald soort missie-ijver. Het zou van meer diepgang en ernst getuigen zich af te vragen wat bijvoorbeeld de eerbied voor dode menselijke lichamen echt betekent. En hoe het komt dat dit fenomeen aanwezig is in de meest diverse samenlevingen, bij gelovigen zowel als niet-gelovigen, en hoe het precies samenhangt met eerbied voor de levenden. Flitsende rationele argumenten zijn hier totaal onvoldoende.

Een bepaalde radicaliteit van denken inzake moraal is niet beter dan de radicaliteit aanwezig bij bijvoorbeeld negationisten, of verdedigers van racisme. Rationeel onderzoek en argumenteren bestaat niet in het luchtledige; het veronderstelt zelfs een soort verstandigheid die ongelukkig genoeg niet altijd aanwezig is.

Het opvoeren van ‘durvende’ filosofen als Singer dient het ontdekken van de waarheid niet, zeker niet in de huidige mediacontext. Morele kwesties hebben niet zelden een complexiteit die niet toelaat ze met een paar rake ‘rationele argumenten’ op te lossen. De slimme en geoefende retoriek die tegenstanders onmiddellijk schaakmat zet, getuigt eigenlijk van een verdoken autoritarisme.

Moeten we de vrijheid van denken en spreken van ‘radicale’ filosofen als Singer dan aan banden leggen? Ik denk van niet. De reden is echter niet dat we dan de enige weg naar de waarheid dreigen af te sluiten. De reden is dat die vrijheid aan banden leggen gevaarlijk in de kaart kan spelen van de heersende machten, welke die nu ook mogen zijn.

Herman De Dijn

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content