Dat geen enkel ander Belgisch blad op het idee is gekomen, is onbegrijpelijk, maar ere wie ere toekomt: het was weer De Morgen die als eerste een beloftevol Vlaams journalist ontdekte, en nog wel in Nederland. Hugo Camps! Sierde met de eerste drie afleveringen van ‘De code van Camps’ meteen de voorpagina, waar niet eens Yves Desmet wordt geduld. Vrij snel verdween Hugo naar een hoekje binnenin, en vergissen wij ons of is hij ook daar alweer verjaagd?

Wat Camps allemaal schreef over de wereldbeker voetbal valt niet na te vertellen, je kunt het enkel citeren. ‘Het WK is een heksenkookpot, en daarin zijn Belgen op hun best. Het imbroglio als biotoop. Het volk was er klaar voor. Langzaam bezweek de warme nachtschaduw in kroegen en huiskamers onder de furie van nationale totemtinten. Straatwerkers, die de maandag graag in gregoriaans gemompel verderdoen, waren deze keer erg gehaast. De vlag was in het land en iedereen wilde deel uitmaken van het pantheon der Rode Duivels. Ook Herman Van Rompuy. Die Herman. Een hooggeleerde, een beschavingsdeskundige, een plichtsbewuste vader, een aristocraat die terecht hemelhoog oprijst uit een concentrische pudding van egards. Maar gerimpeld naar bal en man is hij niet. Herman heeft zichzelf al een jaar of tien geleden in brons gegoten. Dan moet je ook niet meer van het bewegen, van het vloeien en het schoffelen willen zijn. Eens een polaroid-excellentie, altijd een polaroid-excellentie. Ik pleit voor een spreekverbod voor politici.’

Dat was na de match tegen Japan (2-2). Nu na Tunesië-België (1-1), zoals u zich herinnert een verschrikkelijke wanprestatie van de Rode Duivels. De kop van Camps: ‘Elf verticale mummies’. Openingszin: ‘Halverwege de eerste helft dacht ik aan het onlangs gehouden euthanasiedebat.’ Mannen van Dexia, voorheen Gemeentekrediet: bespaar u de moeite van het versturen der deelnemingsformulieren, en vooral de ellende van het lezen der ingezonden stukken, de persprijs 2002 kan Hugo Camps niet ontsnappen. ‘Halverwege de eerste helft dacht ik aan het onlangs gehouden euthanasiedebat’, geen enkel stuk over voetbal, in de hele geschiedenis, is sterker begonnen dan dit.

Hugo, wiens tuin aan een kerkhof paalt, stouwde tijdens het WK elke week een halve voorpagina van De Morgen vol met sombere gedachten. ‘Wat doen we’, veralgemeende hij zijn eigen geval, ‘met mensen van wie het lichaam versleten is maar die geestelijk nog gezond zijn? Wat doen we, met andere woorden, met Deflandre, De Boeck en Wilmots?’ Volgens Camps had de Belgische ploeg escapisme als levensprincipe, zij het op het ritme van dorpsverkeer. Wij zouden wel eens willen weten wat Bart Goor of Nico Van Kerckhoven daarop te repliceren hebben.

Na het WK verdween Hugo naar bladzijde vier of vijf, om daar met nog grotere naargeestigheid de binnenlandse politiek van grafredes te voorzien. ‘Hij heeft geen Kennedy-achtig idee van zichzelf, en ook geen gaullistisch timbre. Liever laat hij de woorden achter de werkelijkheid verdwijnen. Hij kiest voor het patina van werk en omgeving.’ Allez vooruit: een hesp voor wie weet over wie dit ging. Bert Anciaux!

Wist u dat Camps zijn journalistieke carrière begonnen is bij pater Masure van de Goede Pers in Averbode? Hij zal ze daar ook beëindigen, maar laten we niet op de feiten vooruitlopen. Nadien belandde hij bij Het Laatste Nieuws, daarna bij Het Belang van Limburg, en toen hij daar door Leo De Haes werd ontslagen, trok Camps naar Nederland waar zijn ster via Elsevier en tal van televisieprogramma’s hoog is gestegen. Zeker op de buis schuwt Hugo geen enkel taboe. Verklaarde in volle Dutrouxcrisis dat Paul Marchal op het graf van zijn dochter danste en een dommerik buiten categorie was. De domste van heel Limburg, voegde Hugo eraan toe, om te onderstrepen dat het werkelijk een extreme vorm van domheid betrof. ‘En ach, het lejven eindigt hoe dan ook met de doowd’, schoffeerde hij tot slot ook de minst gevoelige kijker.

In De toestand is hopeloos op Radio 1 bekende Hugo ooit zijn erotische fascinatie voor kloosternonnen. ”De leugen regeert in de wereld van pij en kazuivel’ bromde hij onheilspellend, en dook met genoegen in een rapport over het seksueel misbruik van zusters door priesters. Daarna werden wij deelgenoot van de aangebrande fantasieën van de driejarige Camps over zuster Gerda in de kleuterschool. Over haar kale kop onder de kap, haar snorharen, en over de voorstelling die Hugo zich maakte van nonnenborsten.

‘In gedachten pelde ik al die gewijde zusters één na één al hun gewaden af’, scheen Hugo stilaan te vergeten dat er mensen luisterden. ‘Tot ze in hun volle nonnennaaktheid voor mij stonden. De één met een pornopoesje, de ander met een gapende hooimijt.’ U denkt dat wij het verzinnen, maar wij citeren Hugo letterlijk. En dat is uitgezonden! Op een zondagavond om tien over halfzeven, tijdstip waarop lange tijd het godsdienstig halfuurtje geprogrammeerd stond.

Wij wachten vol ongeduld op het bezoek van Camps aan een van de inmiddels ontelbare Toscaanse Villa’s van Paul Goossens. Het weekend dat hij ooit voor een soortgelijk programma met Jan Van Rompaey ging doorbrengen in het verlaten mijngebouw in Zwartberg behoort al tot de topmomenten uit de Vlaamse televisiegeschiedenis, het kan alleen in Toscane nog worden verbeterd. Camps is de enige die de paradijselijke sfeer daar kan verpesten, en dat heeft het programma dringend nodig.

Zijn plaats op bladzijde één van De Morgen is nu ingenomen door ‘Pauli in het Peloton’. Walter, korte tijd redacteur van Knack, maar boos opgestapt toen bleek dat hij maar zeven reportages per week mocht maken, schreef wat volgt: ‘Zo innemend, zo beschikbaar en zo vriendelijk als Robbie McEwen, je gelooft je ogen niet. Iedere ochtend staat hij paraat, die kleine kerel met zijn knappe kontje en zijn witte koersbroek.’

En dat schreef hij na drie dagen! Drie dagen weg van Mia De Schamphelaere, en Walter was al compleet van zijn zinnen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content