EXPO: Henri Ramah – Emile Verhaeren: Les villages illusoires (*** 1/2)

Het kleine Provinciaal Museum Emile Verhaeren laat nog eens van zich horen. Men associeert er Emile Verhaeren (1855-1916) met beeldend kunstenaar Henri Ramah (1887-1947).

Het kleine Provinciaal Museum Emile Verhaeren laat nog eens van zich horen. Men associeert er Emile Verhaeren (1855-1916) met beeldend kunstenaar Henri Ramah (1887-1947).

Eerder onbekend

Vorig jaar maakte men er nog een puike tentoonstelling rond de vriendenkring van Verhaeren. Toen al viel de ets De klokkenluider van Henri Ramah (1887-1947) op. Nu kan men zich in Sint-Amands aan de Schelde rustig laven aan de vaste etsende hand van die eerder onbekende kunstenaar. Henri François Raemaeker werd in Sint-Joost-Ten-Noode geboren en genoot, voor zover men er echt zicht op heeft, geen formele kunstenaarsopleiding. Na 1900 werd hij in de registers opgenomen als dessinateur-aquafortiste-peintre.

Het symbolisme en kunstenaars zoals Constantin Meunier (1831-1905) beïnvloedden hem tijdens zijn debuutjaren. In zijn schilderwerken vanaf 1906 sluimerde het impressionisme en iets later deed de magnetiserende aantrekkingskracht van het kubisme zijn werk. Men noemt ook Gustave Van de Woestijne en Rik Wouters als invloeden. In 1926 werd hij lid van de zogenaamde “Groep der 9” met onder anderen Tytgat, Van de Woestijne en Permeke. Kortom, het was misschien een licht voorspelbare weg die hij aflegde. Op schilderkunstig vlak wisselde hij heel vaak van stijl, dat maakt het wat moeilijk om de kunstenaar te doorgronden. Wat misschien net iets scherper lijkt te zijn, is het uitstekende grafisch werk.

Les villages illusoires

Samen met één van de sterkste dichtbundels van Verhaeren zou Ramah één van zijn hoogste artistieke toppen scheren. De bundel Les villages illusoires was in 1895 uitgegeven met houtsneden van Georges Minne. In 1912 bedacht men de gedichten met een bibliofiele uitgave en werden de oorspronkelijke gravures vervangen door 15 opmerkelijke etsen van Ramah. De piepjonge kunstenaar maakte een stevig statement, zijn pennenvruchten zijn, los van het verschil in medium, hoegenaamd niet met Minnes werk te vergelijken.

Alle zijn, samen met de originele tekeningen verzameld. Bijkomende documenten zoals andere etsen, het op muziek getoonzette en geëtste Lassitude bijvoorbeeld, zijn dienstbaar aan het hoofdwerk gemaakt. De dichtbundel zelf werd gepubliceerd door het gerenommeerde Insel Verlag in Leipzig. Het eerste exemplaar, dat van Verhaeren zelf, ligt in een vitrine. De cover is een ontwerp van Henri Van de Velde, de letters van Georges Lemmen. De grote directeur van de uitgeverij merkte bijna triomfantelijk op: “Op die manier is alles Belgisch aan dit boek: de dichter, de kunstenaars, de boekbinder en de typograaf. België heeft mij zo gecharmeerd dat ik mezelf reeds als een halve Belg beschouw.”

Het was schrijver en essayist Stefan Zweig (1881-1942), bewonderaar van het eerste uur van Verhaeren, die Ramah bij Insel Verlag had geïntroduceerd. Niemand was daar rouwig om, en nog in het minst Verhaeren zelf: “(…) In de tekeningen van Ramah herken ik dezelfde werkwijze om alles uit te vergroten en te intensifiëren. Het is daarom dat ik ze graag heb: ze zijn episch, simpel en menselijk.” Verhaeren bleek zelf de beste criticus van de vormgeving van zijn gedichten. Nog in 1912 werden ze bij de Brusselse kunstenaarsbeweging Le Sillon tentoongesteld.

Het knappe van deze samenballing van talent is dat Ramah niet voor een mooie omkadering zorgde, maar wel voor bijkomende diepgang en verfijning. De artiest slaagde erin om met het grootste gemak overeind te blijven naast de bejubelde lyriek. De meerwaarde ligt in de pit, de verstilling en het soms broeierige karakter.

Indruk maakt Le meunier, waarin die molenaar overigens niet echt zelf figureert. Een nachtelijk landschap herbergt een weg die naar een onheilspellende molen oploopt. Unheimlich beeld: bijna Hitchcock avant la lettre. De ronde verlichte ramen in de molen zijn de hypnotiserende ogen van de molenaar.

Il effrayait par le silence

Dont il avait, sans bruit,

Tissé son existence;

Il effrayait encor

Par les yeux d’or

De son moulin tout à coup clairs, la nuit.

(Uittreksel uit Le meunier)

Sommige houdingen van werklieden doen nog denken aan beelden van Minne, alsook enkele spirituele, verstilde beelden. In La neige valt de invloed van het sobere japonisme op. De kalligrafische tak van een boom fungeert als repoussoir voor een doodse sneeuwvlakte: “Les villages sont seuls, comme la mort”

Uit de etsen spreekt eveneens heroïek of het naturalistische, en soms expressionistische, opwaarderen van vakmanschap. De schrijnwerker staat in een zee van houtkrullen. De smid slaat uiterst krachtig gensters uit het gloeiende metaal. Ramah bezigde wervelende decoratieve lijnen en een perspectief dat aan de noden van de expressie moest voldoen.

Zijn veerman is in een gevecht met de elementen verwikkeld, het hoofd tot op schouderhoogte gezonken. Hij lijkt wat op een geanimeerd personage uit het sculpturale oeuvre van Meunier. Eenzaam beukend tegen de existentie zelf, zo lijkt het wel.

Heden is het nogal stil rond Henri Ramah. In het Provinciaal Museum Emile Verhaeren toont men aan waarom dit spijtig is. Misschien wordt het een eerste terechte voorzet voor een mogelijke rehabilitatie.

Henri Ramah – Emile Verhaeren: Les villages illusoires

Tot 30 mei (vrijdag, zaterdag, zondag of op reservatie)

Provinciaal Museum Emile Verhaeren
Emile Verhaerenstraat 71
2890 Sint-Amands
Tot 14 juni

Matthias Depoorter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content