In Doha, Qatar, leidt Omar Bin Laden met succes een bouwbedrijf. De vierde zoon van Osama helpt er mee aan de grote verandering van een klein emiraat.

Gedrapeerd in traditioneel Qatarees habijt, loopt hij met langzame passen naar het raam van zijn kantoor. Vanaf de 25e verdieping tuurt hij aandachtig naar een rechthoekige krater, een van de zeldzame nog lege plekken in de reusachtige stad die Doha geworden is. Nog enkele maanden, en ook hier zal een zoveelste toren verrezen zijn. Omar Bin Laden opent de handen, als om het duizelingwekkende panorama te omvatten. De Qatarese hoofdstad is zijn horizon, zijn vluchthaven, zijn uitdaging in een leven dat al behoorlijk tumultueus verlopen is, al is hij nog maar tweeëndertig.

De nakomeling van de meest gezochte ex-terrorist van de planeet oogt kalm. ‘Alles ligt hier open,’ zegt hij. ‘Het is de grootste bouwput van de wereld, mijn opdracht is om te voldoen aan de behoeften van de emir.’ Zijn stem klinkt monotoon, hij komt onverwachts traag en enigszins timide over. Maar niemand in Qatar twijfelt eraan: sjeik Omar, zoals hij bekend staat op de zetel van de Qatar BinLadin Group (QBG), is een gehaaide ondernemer in het land van duizend-en-één mogelijkheden. Hier alvast is Omar erin geslaagd om Osama te doen vergeten.

Alleen een gebedstapijt, opgerold in een hoek van de kamer, en een palmboompje op zijn werktafel sieren zijn ceo-honk. Behaaglijk geïnstalleerd in een fauteuil van zwart leder, maakt hij een handbeweging om thee te bestellen. ‘Het bedrijf bestaat nog geen twee jaar, maar we rekenen met een omzet van 800 miljoen euro.’ Hij fluistert en krabt in zijn fijn getrimde baardje. Bruggen, sporen, tunnels… QBG is begonnen aan de verovering van een staatje dat erbij ligt als een permanente werf. In het vizier: het WK voetbal van 2022, het emiraatje van minder dan 12.000 vierkante kilometer kijkt ernaar uit als naar een ultieme bekroning. Van metro’s tot stadions, van wegen tot woningen, Omar de bouwer, vierde zoon van Osama de afbreker, heeft werk voor de boeg.

De leider van Al-Qaeda droomde allicht van een ander bestaan voor de jongen van wie hij een tijdlang zijn erfgenaam wilde maken. De jongeman heeft zelf het verhaal gedaan van zijn kindertijd en adolescentiejaren als leerling-jihadist – van de uitgestrekte Sudanese vlakten tot de Afghaanse bergen, tussen opleidingskampen en schuilgrotten. Toen hij op z’n twaalfde van school werd gehaald, was dat om de kalasjnikov te hanteren en overlevingsproeven af te leggen in de woestijn. Thuis was het verboden te lachen op straffe van een pak rammel. Omar kon niet verhinderen dat de handlangers van z’n vader hun chemische wapens uitprobeerden op de puppy’s waar hij dol op was. Eerst in de ban van de vaderlijke almacht, nam hij in de late adolescentiejaren afstand. Hij was negentien toen z’n vader hem dwong om zich te melden als vrijwilliger voor een zelfmoordaanslag. Hij nam de benen. Enkele maanden later, vanuit zijn schuilplaats in Djeddah (Saudi-Arabië) ontdekte hij tot zijn ontzetting de beelden van de aanslagen van 11 september 2001.

‘Mijn vader zal altijd mijn vader blijven, dat is een speciaal gevoel, maar ik heb mijn eigen ideeën, ik ben een man van vrede’, zegt Omar Bin Laden nu. Hij beroept zich op een ander voorbeeld in de familie: zijn grootvader Mohammed, oprichter van de Saudische groep BinLadin, de grootste bouwonderneming in de Golfstaten. ‘De naam is al zowat een eeuw bekend in de sector’, zegt hij. ‘Ik ben de derde generatie. Onze familienaam verdient respect en ik ben er fier op. Mijn vader, dat is iets anders.’

Overal verstoten

Na de keuze in 2000 voor onafhankelijkheid, werd het leven van de jongeman er niet bepaald rechtlijniger op. Toen de westerse legers zijn vader op de hielen zaten, maakte ook hij zich, op zijn manier, ongrijpbaar. Incognito doorkruiste hij de halve wereld, en ging ook enkele maanden in Engeland studeren. Ten slotte maakte hij een handeltje van de recuperatie van metalen. Onopgemerkt bleef hij niet, en niet alleen vanwege z’n robuuste silhouet, zijn dreadlocks en lederen outfits. De Britse tabloids voerden hem op aan de zijde van een 51-jarige Engelse, vele malen gescheiden, afkomstig uit Cheshire: een zekere Jane Felix-Browne, herdoopt als Zaina al-Sabah.

Hun idylle begon in Egypte, waar Zaina de media-aandacht rond hun bizarre relatie zelf in handen nam. Ze organiseerde een race van 5000 kilometer te paard, dwars door de Sahara, bedoeld om ‘de vrede op de wereld’ te bevor-deren. De fantasierijke onderneming werd afgeblazen onder druk van Peta, een ngo voor de dierenrechten. Omar verlangde sowieso naar een discreter bestaan, en wilde definitief het zakenleven in. Maar hij had zijn naam niet mee: de ene wereldstad na de andere verstootte hem. In november 2008 was er eindelijk een land dat z’n deuren voor hem openzette: Qatar.

Drie jaar en enkele werven later verwierf hij een uiterst zeldzaam privilege: een Qatarees paspoort. Dit had hij te danken aan prins Mohamed al-Thani in persoon – ridder-emeritus en voorzitter van het organisatiecomité van de wereldbeker voetbal. Dit document, bemachtigd in de zomer van 2012, betekende voor hem niet alleen het symbolische einde van een lange dwaaltocht. Het stelde hem vooral in staat om het peterschap op te nemen van buitenlandse bedrijven die zich in het land wilden vestigen. Meteen was ook zijn eigen vennootschap, gefinancierd uit eigen middelen en subsidies van de Qatarese staat, op de sporen gezet. ‘Met de hulp van God leerde ik mensen kennen die me ondersteunden’, zegt Omar.

Enkele kantoren verderop wordt er in het Spaans zakengedaan. Miguel Angel Sanjuan Berthon, vijfendertig jaar ervaring in de bouwsector, is de projectdirecteur van QBG. In vergelijking met zijn gelijkmoedige baas is hij behoorlijk goedlachs. Samen vormen ze een opvallend duo. ‘We leerden elkaar twee jaar geleden kennen in Doha, tijdens een spoorwegconferentie’, legt Miguel uit. ‘We probeerden alle twee joint ventures af te sluiten…’ Vijf Spaanse bedrijven – waaronder Coprosa, een belangrijke firma uit Asturië – werken vandaag samen met de Qatar BinLadin Group. Zo telt QBG 255 werknemers: vooral Saudi’s, veel Indiërs, een handvol Spanjaarden, maar niet één Qatarees.

De naam Bin Laden mag op het eerste gezicht afschrikken, vooral voor de Europese partners, maar de hoop op de jackpot doet elke weigerachtigheid snel wegebben. Bovendien onderhandelt sjeik Omar rechtstreeks met de koninklijke familie van Qatar. Die beheert de sleutelposten in de grote ministeries, en kent contracten toe. Zo kon QBG eerst in Al-Khor (op 60 kilometer ten noorden van Doha) een uitgestrekt villacomplex uit het zand doen verrijzen en de verhuur orkestreren van duizend werfmachines, verspreid over de hoofdstad. Vervolgens nam QBG deel aan drie grootscheepse projecten: een contract voor kazernes bestemd voor het Qatarese leger, de bouw van de toekomstige metrostations van Doha en de voorstudies voor de bouw van twee voetbalstadions – het ene in Al-Wakrah (45.000 plaatsen), het andere in Mesaieed (18.000 plaatsen).

Bitterzoete klaagzang

Zal de Wereldbeker van 2022, die van de oliedollars en de invloedspelletjes, ook made in Bin Laden zijn? ‘Hoewel hij nog een beetje mysterieus blijft, is hij absoluut een te duchten concurrent’, zo noteert een Franse ingenieur en kenner van de Golf. Omar inspecteert de werven en moeit zich met de ontwerpen. ‘Onlangs op restaurant tekende hij een parking op een servet’, zegt Miguel Angel Sanjuan Berthon in vertrouwen. ‘Hij heeft ideeën die nogal duur uitvallen, maar hier is dat geen probleem.’

Werven waar geld ‘geen probleem’ zou zijn: dat is wat de jonge ondernemer in september 2012 in Spanje kwam uitleggen. Onder de hoede van Miguel, en begeleid door Blanca Jara, een jonge Spaanse actrice die zich op de QBG-zetel aandient als zijn assistente, ontmoette hij op deze discrete tournee nieuwe partners. ‘Ik hou van Spanje, en de economische crisis die de mensen er nu doormaken is verschrikkelijk’, zo betreurde Omar. Hij klonk als een profeet: ‘Ik wil goed doen in alle landen.’

De dertiger, chef van een groot bedrijf, doet niets liever dan in z’n eentje te ontsnappen, en aan het stuur van zijn Harley-Davidson in de woestijn rond te rijden. Zijn dreadlocks heeft hij afgeknipt, zijn wilde haren niet. Meer: de zoon van de ex-vijand nummer één van de Verenigde Staten blijft bezeten van een bepaald soort yankeecultuur: die van de grote vlaktes en de countrymuziek. Als kenwijsje van de internetsite van zijn bedrijf koos hij voor een bitterzoete klaagzang van de Texaanse zanger Willie Nelson: ‘My heroes have always been cowboys’.

Omar Bin Laden kijkt al verder dan Qatar. Binnenkort gaat hij naar Maleisië, op uit-nodiging van de regering aldaar. De inzet: de deelname van zijn groep aan de werf van een toekomstige ‘ecologische’ stad in de provincie Malaca. Hij is ook klaar om te investeren in Sudan en Libië, zegt hij. De man krijgt maar niet genoeg van het demonstreren van zijn ambities. Hij is zelfs al van plan om de naam Qatar BinLadin Group te veranderen in Omar BinLadin Group. Een manier als een andere om een voornaam te lanceren.

DOOR THOMAS SAINTOURENS

‘Hij heeft ideeën die nogal duur uitvallen, maar hier is dat geen probleem.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content