‘Zonderlingen interesseren mij niet.’ Paul Jambers over gewone mensen en perverse intellectuelen.

‘Paul,’ zeggen ze soms, ‘hou toch eens op met uit te leggen wat je doet, hoe je het doet en waarom je het doet. Je hebt dat allang niet meer nodig.’ Maar zo zit hij niet in elkaar. ‘Ik ben net zoals mijn getuigen, vroeger. Ik heb ook altijd de drang om mijn gedrag te verklaren.’

Paul Jambers trekt al lang de hort niet meer op met camera en microfoon. Maar hij is nog altijd een man met een missie. En die moet overal en altijd uitgedragen worden. Zijn naam is een werkwoord geworden. ‘ Verjambersen, het was negatief bedoeld’, zegt hij. ‘Maar voor mezelf vond ik het een compliment. De term dateert al uit mijn Panorama-tijd. Men bedoelde ermee: een onderwerp in beeld brengen door de betrokkenen zelf te interviewen. Tekenend voor mijn aanpak was: geen deskundigen. Toen was dat redelijk revolutionair. Ik heb ooit een reportage gemaakt over schoolmoeheid. Daarvoor had ik met mijn cameraman Luc Reusens een week doorgebracht in een beroepsschool bij jongens en meisjes die schoolmoe waren. In die tijd volgde er na elke Panorama-reportage nog een debat. Minister van Onderwijs Daniël Coens zei toen: “Dit klopt niet, deze reportage is gemanipuleerd, zo erg is het niet.” Gelukkig zat er een inspecteur naast de minister, die zei: “Meneer de minister, het is nog tien keer erger.” Hoe kom je te weten wat het écht betekent om schoolmoe te zijn? Door te observeren en te registreren. Door mensen zélf hun verhaal te laten vertellen. Dat was de kracht van wat ik deed. Iemand die getuigde, deed dat authentiek, oog in oog met heel Vlaanderen.’

Is televisie ondertussen niet te veel verjamberst?

paul jAMBERS: Het toont aan dat ik destijds gelijk had. Maar goed, als je wilt verjambersen, moet je ook de ethiek van Paul Jambers hanteren. Ik zie elke dag tv-makers verjambersen zonder ethiek. Er zijn er ook die verjambersen zonder talent. Je moet het kunnen, natuurlijk.

Wat is dat, verjambersen zonder ethiek?

JAMBERS: Dan manipuleer je. Dan zoek je alleen maar effecten. Dan wil je alleen maar choqueren en scoren. Ik zie het in alle programma’s die onder de brede noemer human interest vallen, op alle zenders. De kijker zag in het begin niet dat het programma Jambers eigenlijk gestoeld was op ethiek. Hij analyseerde dat ook niet. En hij analyseert evenmin het misbruik van de Jambers-touch.

De Jambers-touch?

JAMBERS: Dat is eenheid van inhoud en vorm! (doceert) Ik zeg altijd: de inhoud is het belangrijkste, maar de vorm is het belangrijkste. Het is een rare dualiteit. De inhoud moet de vorm opdringen. Ik ben tegen trucages, tegen onherkenbare getuigen, tegen effectjes in de montage. Ik heb vaak de kritiek gekregen dat ik de woorden van mijn getuigen verdraaide. Maar dat kon niet. Ik filmde de betrokkene terwijl hij aan het praten was. En zolang iemand in beeld is, kun je niet knippen. Zo ontstaat een indruk van authenticiteit die de kijker aanvoelt. En als die authenticiteit er niet is, voelt hij dat ook. Bijvoorbeeld: een reporter belt aan de deur. Dan zie je de reporter het huis binnenkomen, maar gefilmd van binnenuit. Die reporter is dus twee keer binnengeweest. De kijker ervaart dat er iets niet klopt. Pas op, ik ben daar nu veel minder extreem in geworden. Toen ik nog mijn eigen programma had, was ik op dat punt heiliger dan de paus.

U haalde wel voortdurend zonderlingen voor de camera.

JAMBERS:(fel) Maar dat waren geen zonderlingen! Als je een reportage maakt over het fenomeen tienermoeders, ga je op zoek naar tieners die een kindje hebben en die willen getuigen. Misschien zijn ze zonderling, misschien niet. Zonderlingen interesseren mij niet. Het moeten mensen zijn die willen getuigen en die de reactie van hun omgeving willen trotseren. Als je onderwijzer in de katholieke dorpsschool bent, begrijp ik dat je niet op televisie vertelt dat je homo bent. Al wou ik die onderwijzer wel graag hebben, natuurlijk.

Waarschuwde u de mensen van tevoren voor de impact van hun getuigenis?

JAMBERS: Natuurlijk.

Moeten sommige mensen niet beter tegen zichzelf worden beschermd?

JAMBERS: Uiteindelijk is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Ik heb geen enkel middel om die mensen onder druk te zetten.

Soms gaat het toch érg ver. In ‘Jambers Magazine’ getuigde een man ooit over zijn voorliefde voor plasseks. Eerst gaf hij een demonstratie. Daarna zei hij: ‘Mijn kinderen mogen dit niet weten.’

JAMBERS: Dat programma droeg mijn naam nog wel, maar ik maakte het niet zelf, ik was niet de auteur. Ik was de producent en heb het toegelaten.

Wat is het verschil tussen ‘maken’ en ’toelaten’?

JAMBERS: Ik vind als producent dat de auteur autonoom moet beslissen of het kan of niet. Ik heb het toegestaan. Maar ik zou het zelf nooit gedaan hebben.

U vond dus dat het te ver ging, maar dacht: ach, het is goed voor de kijkcijfers.

JAMBERS: Nee, dat dacht ik niet. Paul Jambers vindt als auteur dat het niet kan. Maar als producent vindt hij dat een regisseur het recht heeft om op die manier een thema te behandelen. U bent journalist en zelf verantwoordelijk voor uw teksten. Als ik niet akkoord ga met wat u schrijft, moet ik toch ook niet Rik De Nolf aanvallen? Al mijn regisseurs hebben hun eigen visie. Vaak ontstaat er een conflict. En soms vind ik dat we te ver gaan. Ik kan ook de authenticiteit van alle verhalen niet meer zelf controleren. Vroeger wel. Al mijn medewerkers zijn streng opgeleid. Mijn getuigenissen moesten uniek zijn, de verhalen moesten kloppen. Als ik met een getuige sprak, merkte ik het meteen als dat niet het geval was. Maar de laatste jaren ben ik er niet meer zelf bij, dus kan ik het niet controleren. Ik steek mijn hand niet in het vuur voor de honderd procent authenticiteit van alle uitzendingen van Jambers Magazine.

Mist u het niet, zelf reportages maken?

JAMBERS: Ik heb het dertig jaar gedaan. Als ik het zou blijven doen, zou dat de vernieuwing in de weg staan. Jambers, tien jaar later is voor mij een afsluiting. Daarna komt er waarschijnlijk een nieuw human interest-programma, dat mijn naam niet meer zal dragen.

Luk Alloo schreef vorige week in ‘De Morgen’: ‘Paul Jambers zou desnoods bij wet verplicht moeten worden om door te gaan met one-to-one interviews.’

JAMBERS: Dat kan niet meer. Alles wat ik deed, beroerde de mensen. Het choqueerde hen, het lokte reacties uit. Vandaag zou het geen reactie meer uitlokken. Als je mijn programma’s van vroeger nu opnieuw bekijkt, denk je: hoe is het mogelijk dat ze toen zo’n reactie uitlokten?

Misschien omdat ze meer inspeelden op de actualiteit?

JAMBERS: Dat weet ik niet. We hebben een aantal maatschappelijke fenomenen toegelicht die toen nog niet aanvaard waren. Op een manier die men niet gewoon was. Men was gechoqueerd door de openheid waarmee mensen over hun leven vertelden. Ik heb ooit een programma gemaakt over homo’s die voor de buitenwereld getrouwd waren met een vrouw. Dat choqueerde toen. Nu hoeven homo’s hun geaardheid niet meer verborgen te houden. Nu trouwen ze met elkaar.

Zijn de taboes op?

JAMBERS: Nee, de taboes over homoseksualiteit bestaan nu bijvoorbeeld nog in de islam. Maar ja, een aantal facetten van het mens-zijn die vroeger verboden waren, worden nu aanvaard. De maatschappij emancipeert. Als tv-maker heb ik, met een open vizier, die facetten toegelicht.

Vond u, als mei-achtenzestiger, dat u een emanciperende taak had?

JAMBERS: Ja. Trouwens, de mei-achtenzestigers zelf zijn nooit gechoqueerd geweest door mijn reportages. De gewone man wel.

Wie is dat, de Gewone Man?

JAMBERS: Tja, misschien is dat een verkeerde woordkeuze. Ik bedoel: alle kijkers die op dat moment in de geschiedenis nog niet geëmancipeerd waren. Die wilde ik aanspreken. Mei ’68 was een heel elitair gebeuren. De seksuele revolutie, het wegvallen van een aantal patriottische waarden, van de waarde van het huwelijk… Een aantal van die mei-achtenzestigers zijn stilaan in de media terechtgekomen. Collega’s vroegen mij soms: ‘Kun jij je lach inhouden als je die gewone mensen interviewt?’ Omdat zij vonden dat die mensen gestoord waren. Ik heb dat nooit gevonden.

Vond u dan nooit dat de werkelijkheid te ver ging?

JAMBERS: Te ver? Nee, maar ik was wel vaak onder de indruk. Ik heb eens een vrouw geïnterviewd die in detail vertelde hoe haar man hun twee kinderen had vermoord en daarna zichzelf een kogel door het hoofd had geschoten. Ik was gechoqueerd, dat wel. Ik begreep niet hoe die vrouw dat verhaal zo haarscherp kon vertellen.

Waarom vertellen mensen zulke intieme dingen voor de camera?

JAMBERS: Mensen hebben de drang om hun ervaringen en hun gedrag te verklaren. Zeker als dat gedrag afwijkend is. Dat doet deugd. Ik heb soms getuigen verplicht om hun gedrag te verklaren, want ze zijn daar niet altijd zelf mee bezig. Ik heb hen soms verplicht om in zichzelf te graven, op zoek naar hun drijfveren. Ik heb hen ook geholpen, want niet iedereen kan dat. Ik heb ook veel liever dat iemand zijn eigen gedrag verklaart dan dat een psycholoog dat doet. Deskundige toelichting bevredigt mij niet. Een van mijn getuigen was een Vlaming die in Amsterdam woonde en terminaal verslaafd was aan drugs. Dat was schitterend. Veel leerrijker dan alles wat ik ooit in de gespecialiseerde pers over druggebruik heb gelezen.

Waarom zijn het meestal marginale of alleszins minder gegoede mensen die getuigen in human interest-programma’s? U raakte makkelijker binnen in de arbeiderswoning dan in de villa.

JAMBERS: Dat is de evidentie zelve. Dat geldt voor elke journalist. Als je in een rijtjeshuis in een dorp woont en je mishandelt je vrouw, dan weet de hele buurt het. Het fenomeen komt ook voor en is net hetzelfde in betere kringen, maar daar heeft men doorgaans meer te verliezen. Ik heb vaak tegen mijn medewerkers gezegd: ik wil mensen uit alle lagen van de bevolking. Maar dat is moeilijk. Mensen in de hogere kringen kunnen ook makkelijker dingen verborgen houden.

Keek u wel eens naar ‘In de gloria’?

JAMBERS:(diepe zucht) Uiteraard.

Het programma was een parodie op hoe tv-makers met de Gewone Man omgaan. De makers haalden hun inspiratie naar eigen zeggen vooral uit ‘Jambers Magazine’. Voelde u zich aan- gevallen?

JAMBERS: Ach, het is zó gemakkelijk om de gewone man in al zijn kleine kantjes te imiteren: Kijk eens hoe onnozel en belachelijk gewone mensen zijn. En wij, intellectuelen, lachen daarmee! Dat is het tegengestelde van mijn attitude. Mijn attitude is: kijk eens hoe waardevol mensen zijn.

Dus volgens u lachten de makers niet met Jambers, maar met de Gewone Man.

JAMBERS: Met Jambers kún je niet lachen. Hoe kun je nu lachen met iemand die registreert wat er gebeurt? Ik had bij In de gloria het gevoel: hoe spijtig dat intellectuelen een parodie maken op de gewone man die zijn gevoelens tracht toe te lichten. Mensen doen dat niet altijd met een goed taalgebruik, niet altijd met grote woorden, maar toch op een eerlijke manier. Dat men het nodig vindt om daarmee te lachen, vind ik werkelijk onnozel. De taalachterstand als stijlfiguur, om aan te tonen dat sommige mensen hun gevoelens niet op een volwaardige manier kunnen uitdrukken. Ik vind dat een misbruik van je macht als televisiemaker.

U kon er dus niet om lachen?

JAMBERS: Ach, er zaten wel goede momenten in. Maar het uitgangspunt is pervers. Ik vind dat er interessantere manieren zijn om een verhaal te vertellen. Koot en Bie deden dat oneindig veel beter. Op een ruimere, boeiendere, intellectuelere manier. Dat was nog wat anders dan dit, laten we eerlijk zijn, simpele gedoe.

Veel mensen vinden ‘In de gloria’ het beste Vlaamse tv-programma aller tijden.

JAMBERS: Hoe zou dat komen, denkt u?

Zegt u het maar.

JAMBERS: Wel, ik weet het ook niet. (lacht) Iedereen denkt: ik ben toch slimmer dan al die gewone mensen. Maar het tegendeel is waar.

U komt zelf uit een arbeidersmilieu.

JAMBERS: Mijn vader was scheepshersteller in de Antwerpse haven. Elke dag trok hij met veel tegenzin naar zijn werk. Dat was voor mij de motivering om het anders te doen. En het is gelukt, hè. Ik ben nu 58 en ik heb nog nooit één dag in mijn leven tegen mijn zin gewerkt. Wat ik ook van mijn vader heb geleerd, is werkkracht. De ethiek van mijn vader was: werken voor zijn kinderen, zodat zij het beter zouden hebben dan hij. Maar wat stelde hij vast? Zijn zoon, mijn broer, ging óók in de haven werken. Hij werd een soort volksmenner voor Amada. Daar had hij het verschrikkelijk moeilijk mee.

Was u zelf ook een Amadees?

JAMBERS: Nee. Ik nam in die tijd natuurlijk ook deel aan de volksvergaderingen. Ik was geëngageerd, maar tegelijkertijd kon ik al die studentenrevoltes enorm relativeren. Ik heb in die periode een filmpje gemaakt waarin de filosofie van wat ik later zou doen, al vastlag. Het ging over een jonge arbeider en een student. ’s Nachts zakken ze allebei door, ze versieren twee grieten, ze praten over al dat politieke gedoe… ’s Morgens worden ze wakker. De arbeider rijdt naar de werf, doet zijn pak aan en kruipt op de steiger. De student ligt op dat moment nog in bed. Moraal van het verhaal? Ik vond dat de arbeidersklasse een veel duidelijkere visie op het leven had dan de studenten met hun modieus engagement.

Uw hart klopte voor de werkmens.

JAMBERS: Natuurlijk. Als arbeiderszoon heb ik mei ’68 ook op een andere manier ervaren. Mijn medestudenten beschouw- den de arbeider als een vreemde figuur: Oh, tof, al die mannen die helemaal zwart buitenkomen. Ik heb mijn váder jarenlang elke dag zwart zien buitenkomen. Ik was geëngageerd, vond dat iedereen zijn talenten moet kunnen ontplooien, maar niet – zoals de Amadezen – dat de maatschappij ons moet belonen naargelang onze behoefte. Ook als journalist ben ik altijd geëngageerd gebleven. Als reporter heb ik verschillende bedrijfsbezettingen verslagen. Prachtige scènes: de bazen die omsingeld worden door duizend arbeiders…

Intussen bent u zelf een baas.

JAMBERS:(haalt de schouders op) Dat is niet verboden. Ik heb een knowhow opgebouwd en doorgegeven. Heel wat jonge mensen zijn door mij in het vak geïnitieerd: Désiré Naessens, Chris Michel, Bart Van Doorne, Luk Alloo…

Programmadirecteur van VTM, was dat niets voor u geweest?

JAMBERS:Nee.

Zou u het kunnen?

JAMBERS:(lacht) Ik zou het niet willen. Ik heb een persoonlijke stijl ontwikkeld, ik heb nu een bedrijf en ik moet in een concurrentiële omgeving elke keer opnieuw mijn verhaal waarmaken. Daar hou ik van. Een zender leiden, is iets totaal anders.

Vroeger zei u altijd dat u administrateur-generaal van de BRT wilde worden.

JAMBERS: Och, dat was geen ernstige sollicitatie. Ik wilde gewoon aangeven dat de toenmalige BRT-top mijlenver van de werkelijkheid stond. Maar ik zou niet geschikt zijn voor die baan.

Wat is er de afgelopen jaren fout gegaan bij VTM?

JAMBERS: Sta me toe dat ik daar niets over zeg.

U bent nochtans de geschikte figuur om daar uitspraken over te doen. U weet namelijk hoe je hoge kijkcijfers moet halen.

JAMBERS:(protesteert) Ik heb het nooit om de kijkcijfers gedaan! Toen ik in 1991 op VTM met Jambers begon, was mijn ambitie niet om bovenaan in de kijkcijfers te staan…

… maar gewoon om iets te maken waar héél veel mensen naar kijken.

JAMBERS:(grijns) Neenee… Ik kreeg van VTM de opdracht om het human interest-programma te maken dat ik wilde maken. Ik heb nooit een seconde aan kijkcijfers gedacht. Ik vroeg mij af: wat interesseert mij? En dat maakte ik. Na een week of drie zagen we de kijkcijfers plots stijgen. Dat was merkwaardig: als Jambers begon, schakelde tweederde van de BRT-kijkers over naar VTM. Na Jambers schakelden ze terug naar de BRT. Natuurlijk gaf dat een enorme kick. Maar daar doe je het niet voor. Ik maakte dingen die mij zelf boeiden en telkens bleek dat het nog heel veel andere mensen boeide.

Moet televisie alleen maar boeiend zijn, of zit er toch iets in dat oude idee van volksverheffing?

JAMBERS: Volksverheffing vind ik een vies woord. Het is zo vaak misbruikt in combinatie met volksmisleiding dat ik het niet graag hanteer. Maar ik heb de kijker toch toegang gegeven tot een aantal inhoudelijke dingen, ik heb hem sleutels aangereikt. Jambers kon bekeken worden door een arbeider en een professor. Er is veel entertainment op televisie, dat klopt. Maar dat is niet eigen aan televisie. De Romeinen hadden ook hun spelen. En dat entertainment niet altijd even hoogstaand is? Een revue was vroeger ook niet altijd hoogstaand. Dus die discussie vind ik overtrokken. Elke tv-maker doet wat hij wil. En de Gewone Man is nog altijd slim genoeg om te zien of iets waarde heeft of niet.

Is het medium er inhoudelijk op vooruitgegaan de voorbije decennia?

JAMBERS: Absoluut, honderd procent! Bekijk een Panorama-aflevering van twintig jaar geleden. Ik herinner mij een reportage over de Bende van Nijvel: drie journalisten die hun verhaal komen doen, en daarnaast wat sfeerbeelden. Men heeft vaak de indruk dat het vroeger inhoudelijk beter was, maar dat is niet zo.

Het mocht vroeger al eens wat ingewikkelder zijn, dat is nu verboden.

JAMBERS: Televisie is niet geschikt om een ingewikkelde materie toe te lichten. Ik heb voor Panorama ooit een stuk moeten maken over de devaluatie van de Belgische frank. Ik kan u verzekeren: dat is heel moeilijk.

Tast tv-kijken het sociale weefsel aan, zoals Mark Elchardus beweert?

JAMBERS: Nee, televisie is neutraal. Ik vind het een grote denkfout om televisie te zien als een oorzaak van de verloedering van het sociale leven. Ik ben een tv-maker en ik gebruik televisie om een zinvolle bijdrage te leveren tot maatschappelijke discussies en een betere kennis van de mens. Op een manier die toegankelijk is voor iedereen.

Waarom doet u het allemaal nog?

JAMBERS: Ik ben niet gemaakt om te rentenieren.

Is dat nog altijd het arbeidsethos van uw vader?

JAMBERS: Nee, ik werk gewoon heel graag. Als ik niet zou werken, zouden jullie hier niet zitten om mij te interviewen. (stilte) Paul Jambers wil een rol spelen in de samenleving.

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content