IN ISRAËL IS EEN DUBIEUZE VADERLANDSLIEFDE IN OPMARS, ALS VOORSTADIUM VAN EEN ONGELOFELIJK EN ONGEHOORD JOODS NEONAZISME, SCHRIJFT MEIR SHALEV.

Toen ik lang geleden als jonge soldaat in het leger diende, had ik in mijn eenheid een vriend wiens ouders in het buitenland woonden. Tijdens de weekends ging hij vaak met me mee naar Jeruzalem. Tegenwoordig noemt men zo iemand in het Hebreeuws een ‘eenzame soldaat’. Achter deze melancholisch-poëtische omschrijving schuilen meestal soldaten die zonder familie naar Israël geïmmigreerd zijn. Het leger ontfermt zich over hen, en bovendien worden ze ‘geadopteerd’ door Israëlische families, ondergebracht in kibboetsen en begeleid door speciale organisaties. Als zo’n soldaat om het leven komt, neemt het leger de formaliteiten voor zijn rekening en brengt de ouders naar Israël. Ook bij de jongste operatie ‘Rots in de branding’ vielen onlangs enkele van deze ‘eenzame soldaten’ – maar dit keer gebeurde er iets zonder voorgaande. Enkele goede lieden zetten, uit vrees dat deze soldaten ook wel eens eenzaam zouden kunnen worden begraven, de sociale netwerken in beweging. Dat leidde ertoe dat tienduizenden de begrafenissen van de ‘eenzame soldaten’ bijwoonden, hoewel bijna niemand de gesneuvelden persoonlijk kende.

Alles is dit keer groter, intensiever, omvattender, emotioneler dan anders. Burgers koken voor de soldaten op weg naar het front, ze kopen hun ondergoed en sokken, doen hun was en brengen die terug naar het slagveld. Dat is een zeer Israëlische houding, waarop we terecht trots kunnen zijn. Maar ook onze lelijke kant komt in deze oorlog duidelijker naar voren. De betogingen van rechts zijn gewelddadiger, en agressies tegen andersdenkenden zijn sterker verspreid; de toorn is explosiever, de vuisten zijn gebalder en de commentaren op het internet weerzinwekkender. In opmars is een dubieuze vaderlandsliefde als voorstadium van een ongelofelijk en ongehoord Joods neonazisme. De moord op de Arabische jongen Mohammed Abu Chideir als vergelding voor de moord op drie Joodse jongeren, was het startschot. Ondertussen worden Arabische werknemers ontslagen omdat ze van geen vreugde blijk gaven voor de oorlog, noch solidariteit betoonden. Linksen worden in elkaar geslagen, en wie op Facebook iets schrijft wat niet welgevallig is, wordt door de rechtse inquisitie tot de orde geroepen.

Nadat Orna Banai, een van onze meest geliefde en getalenteerde komieken, zich kritisch had geuit over de dodelijke schoten op Palestijnse kinderen aan het strand van Gaza, werd ze het slachtoffer van een hetze, van dreigementen en beledigingen. En omdat precies alles extremer is, zijn er aan de andere kant van het politieke spectrum ook linksen die in Hamas een soort Facebookgroep van Moeder Teresa zien en in elke Israëlische soldaat een navolger van de SS-beulen.

Zenuwen bloot

Sinds de moord op premier Yitzhak Rabin was de kloof in onze maatschappij nooit zo diep. Ik kan me niet herinneren dat men in die mate modder naar elkaar gooide, dat de zenuwen zo bloot lagen. Maar de meerderheid van de Israëli’s bevindt zich tussen deze beide polen, en ze zijn het in grote mate eens. In zeker opzicht behoor ook ik tot deze meerderheid, ook ik ben zoals de meesten van mening dat men de sinds jaren aanhoudende beschietingen met raketten en het gevaar van de tunnels in de Gazastrook voor de omliggende gebieden onmogelijk kan aanvaarden. Ook ik denk dat men moet handelen. Maar wat moet dat handelen precies zijn? Voor de enen betekent ‘handelen’ Gaza met de grond gelijkmaken. Voor de anderen betekent ‘handelen’ alleen onderaardse gangen en opslagplaatsen voor raketten vernietigen. Nog anderen, zoals ik bijvoorbeeld, zijn van oordeel dat men ook politiek moet handelen, anders komt het om het half jaar tot zo’n operatie. Met altijd nieuwe, mooie beelden van solidariteit en minder mooie beelden van dode kinderen en gebombardeerde vluchtelingen. Elk jaar een operatie die op de vorige zal lijken, alleen met een andere naam.

We hebben trouwens erg creatieve omschrijvingen voor deze operaties. Voor ‘Rots in de branding’ hadden we ‘Druiven der gramschap’, ‘Jeugdlente’, ‘Verdedigingsmuur’, ‘Boetedagen’, ‘Eerste regen’, ‘Wolkenzuil’ en ‘Regenboog’. Dat zijn namen die ontleend zijn aan de natuur, de literatuur en de Joodse religie. Vroeger heette het dat de computers van het leger zulke namen toevallig genereerden, maar dan zouden er ook namen moeten bestaan als ‘Hangbuik’, ‘Platvoet’ en ‘Verloren beheersing’. Anderzijds zou het misschien kunnen dat de rechtsen ook de computer zo veel slaag hebben gegeven dat hij eveneens in de houding gesprongen is en nu als een patriot functioneert.

Een van de eenheden die deelnemen aan deze militaire operatie is de Givati-brigade. Voor het begin van het grondoffensief stelde de brigadecommandant voor zijn soldaten een ‘strijdbericht’ op, dat een storm van verontwaardiging uitlokte omdat het religieuze referenties bevatte. Er stond in dat Hamas een ‘vernedering, diffamatie en belediging van de god van Israëls leger’ was, en dat de operatie gericht was tegen een ‘godslasterlijke vijand’. De woorden ‘God van Israëls leger’ stammen uit de Bijbel, meer bepaald uit een rede van David gericht aan zijn tegenstander Goliath: ‘Ik echter kom tot u in naam van de heer Zebaoth, de God van Israëls leger.’

Alleen, vandaag spelen we niet meer de rol van David, we lijken meer op Goliath dan op de jongen met de slinger. Bovendien zegt dit ‘strijdbericht’ dat godslastering neerkomt op een casus belli. Met andere woorden: de commandant van de Givati-brigade stuurt zijn soldaten naar een kleine heilige oorlog in Gaza. Daar zijn er zonder twijfel velen die deze zienswijze delen (…)

Voor de columns die ik schrijf in de krant Jediot Achronot word ik vaak op negatieve kritiek getrakteerd. Maar de laatste tijd kregen de vijandige reacties een nieuwe toon: het waren woeste beledigingen, geschreven met het schuim op de lippen. In het verleden werd ik al eens bij een demonstratie door een vrouw bespuwd. Maar dit keer word ik gewaar dat de zenuwen bloot liggen, misschien omdat de angsten in onze samenleving bij elke uitbarsting van geweld aan de oppervlakte komen. Ondanks een totale superioriteit op het slagveld, ondanks de ongelofelijke successen van de ‘ijzeren verdedigingskoepel’, blijven er diepe Joodse bestaansangsten bestaan.

Maar die angsten zijn niet alleen te verklaren uit onze door pogroms en vervolging gemarkeerde geschiedenis. Ze zijn ook een roemloos resultaat van de politiek, in het bijzonder tijdens de ambtstermijn van premier Benjamin Netanyahu. Zijn politiek is er consequent op gericht, de angsten van de burgers aan te wakkeren. Dat geldt voor de kwestie van een Iraanse atoombom, voor de Palestijnen en ook voor het overal ontwaren van antisemitisme. Dat gevoel van vervolging wakkert de staat ook aan door de overdreven instrumentalisering van de shoah bij elk politiek debat en door de onophoudelijke stroom van reizen naar de vernietigingskampen in Europa. Allemaal trekken ze naar Auschwitz, politici, politieagenten, soldaten en laatstejaarsleerlingen die vervolgens naar het leger gaan om deel te nemen aan de zoveelste glansrijke operatie.

Selfie met wolkje

Hoe moet dat eindigen? Voor Netanyahu maakt dat niet uit. Hij lijdt aan een soort kortzichtigheid waarvoor geen medische definitie bestaat. Zijn blik reikt niet verder dan een week. Maar voor de Israëlische samenleving maakt het wel veel uit. Haar kracht berust juist niet op de angsten die haar leiders proberen aan te wakkeren. Haar superioriteit komt niet voort uit agressiviteit maar uit onderlinge hulp, humor, twijfel en vindingrijkheid. En wanneer ik de sirenes hoor huilen en zie hoe mensen op de grond dekking zoeken, de ‘ijzeren koepel’ een nieuw salvo van raketten uit de Gazastrook opvangt, ben ik blij dat de mensen hier niet ‘Allahu akbar’ brullen, maar hun smartphones bovenhalen en selfies maken met de kleine wolk, die de door de ‘ijzeren koepel’ opgevangen raket achterlaat aan de hemel.

In het Hebreeuws bestaat een mooie uitdrukking die zo begint: ‘Jong was ik, nu ben ik oud en toen zag ik niet dat…’ Hier vult men dan het thema in waarover men wil spreken. Nu ik 66 geworden ben, voel ik me gerechtigd om deze uitdrukking te gebruiken. Welnu, de jongen in mij zou wel willen deelnemen aan deze operatie. Dat is een soort Israëlische Pavlovreflex. Maar de oude man in mij heeft daar alleen spot voor over, hij is veel minder conformistisch dan de jongen die hij was, en in menig opzicht nieuwsgieriger, sceptischer en vrijzinniger. Welnu, jong was ik, nu ben ik oud en nog heb ik geen Israëlische leider meegemaakt die in staat is om zijn burgers te brengen naar de toekomst die ze zich wensen.

Jong was ik, nu ben ik oud en weet ik dat de operatie ‘Rots in de branding’ zal aflopen. Beide kampen zullen hun overwinning uitroepen en dan zullen we ons op de volgende operatie voorbereiden. Ze zal ‘Harde rots’, ‘Stalen zuil’ of ‘Gewapend beton’ heten, wat de computers van het leger dan ook mogen verzinnen.

© Der Spiegel

Ik heb nog geen Israëlische leider meegemaakt die in staat is om zijn burgers te brengen naar de toekomst die ze zich wensen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content