Straathoekwerkers zijn er om maatschappelijk kwetsbare jongeren, druggebruikers, prostituees en alle havelozen die door de mazen van de sociale vangnetten glijden een helpende hand te geven. Maar nu dreigen de straathoekwerkers zelf in de marginaliteit terecht te komen en dat is – hoe raadt u het – alweer de schuld van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL).
Twee van de drie straathoekwerkers in Vlaanderen werken immers in het kader van de Veiligheids- en Samenlevingscontracten die Binnenlandse Zaken met steden en gemeenten heeft afgesloten. De evaluatie van die contracten door het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid (VSPP) werd (met zes maanden) verlengd tot juni 2001, wanneer de meeste van die contracten aflopen. Duquesne zegt wel bereid te zijn die aan de hand van de evaluatierapporten te verlengen tot eind 2001, maar voor hem zijn straathoekwerkers een hulpmiddel ter voorkoming van de criminaliteit in de steden – bijna tipgevers van de politie dus – en geen verkenners voor de zorgverlening en de maatschappelijke integratie. In zijn antwoord aan kamerlid Dalila Douifi (SP) verklaarde Duquesne op 14 februari zelfs dat de ministerraad van 19 januari het hoofdstuk in de federale Drugsnota schrapte zodat de middelen van het Drugsplan van Binnenlandse Zaken (met inbegrip van het straathoekwerk) niet overgeheveld worden naar Volksgezondheid. Minister Magda Aelvoet (Agalev) heeft er dus een probleem bij. Duquesnes antwoord staat gewoon haaks op de Drugsnota. Die zegt over de straathoekwerkers dat ‘hun taak niet [is] de politiediensten bij te staan bij het bestrijden van de criminaliteit’. En dat ‘de internationale wetenschappelijke organisaties vragen dat de preventie van sociale en gezondheidsproblemen en de preventie van criminaliteit in elke situatie en bij elke interventie duidelijk van elkaar onderscheiden worden.’
Het wordt met andere woorden hoog tijd dat het statuut van de straathoekwerkers zelf uit de schemerzone wordt gehaald. En dat het straathoekwerk, zoals het Vlaams Straathoekwerk Overleg (Vlastrov) al jaren vraagt, een volwaardig beleidsonderdeel wordt van de federale minister van Volksgezondheid of van die van Maatschappelijke Integratie. Of men zou ook eens rekening kunnen houden met het standpunt van de Vlaamse regering: die wees er eind vorig jaar op dat preventie een gemeenschapsbevoegdheid is en vroeg dat ‘de middelen die in het kader van de Veiligheids- en de Samenlevingscontracten zijn toegewezen aan de lokale welzijns- en de drugpreventieactiviteiten’ aan de gemeenschappen zouden worden overgedragen.
Frank De Moor