Een koppel uit Veurne maakte twee jaar geleden hun droom waar: ze kochten een motel langs Route 66 in Arizona. Vorige maand doodden ze zichzelf. Wat blijft, is een verschroeiend liefdesverhaal.

‘Waar gaat u logeren in de States?’

De douanebeambte op de Philadelphia International Airport kijkt me streng aan.

‘In een motel op Route 66’, antwoord ik.

‘Wat gaat u daar doen?’

Een week eerder. In een crematorium in de buurt van Veurne wordt Alain Aernoudt begraven. Een tweehonderdtal mensen kijkt er naar foto’s van hem en zijn vrouw Sandra Driesse.

Zijn jeugdvriend Kenneth stapt naar de microfoon. Werpt een blik op de urne. ‘Moatje.’ Hij vertelt over de vrijdagavonden dat ze samen over de E40 in Veurne reden, terwijl ze It’s a Long Way to the Top van AC/DC uit de boxen lieten schallen. Alain had op die avonden een dure eed gezworen: ‘Liever een kort zwijnenleven dan een lang hondenleven.’ Aan oud worden was niets romantisch, beweerde hij: je haar valt uit, je tanden ook, je gang wordt wankel en de vrouwen kijken niet meer om.

Het is stil in het crematorium. Iemand draait Sara van Bob Dylan. Omdat Sara een beetje op Sandra lijkt, omdat er geen grotere ode aan een vrouw bestaat. Vooral die twee zinnen: ‘Loving you is one thing I’ll never regret. Wherever we travel we’re never apart.’

Dat is het verhaal van Alain en Sandra. Maar ook een beetje dat van Kenneth, Sylvie, Peter, Ria en Thijs: hun beste vrienden. Toeschouwers van een verschroeiend liefdesverhaal.

Alain en Sandra waren jeugdliefdes. Ze hadden elkaar ontmoet toen ze allebei nog tieners waren. Niemand weet nog wanneer ze een koppel werden: zo lang waren ze al samen, zo vanzelfsprekend leek hun liefde. ‘Nochtans’, zeggen hun vrienden, ‘was het geen evidente combinatie.’ Hij had een metaalconstructiebedrijf, zij een kledingwinkel in Veurne. Hij was een joviale, struise gast, hart op de tong. Zij was introverter, leek wat op Barbie, een stil meisje uit de Westhoek.

‘En toch waren ze een goed duo’, zegt Sylvie. ‘Ik heb ze zelden ruzie zien maken. Raakte je aan Alain, dan raakte je ook aan Sandra. En omgekeerd.’

Twee jaar geleden zeggen ze tegen hun vrienden: ‘We verhuizen naar Amerika.’ Ze zijn allebei rond de veertig, klaar voor een nieuw leven in het land van Uncle Sam. Niemand kijkt er echt van op. ‘Tien jaar geleden was Alain voor het eerst naar Amerika gegaan met een vriend’, zegt Peter. ‘Hij was toen al verkocht. “Ooit ga ik daar wonen”, zei hij. Later is hij verschillende keren teruggegaan met Sandra. Zij was even enthousiast.’

Niet alleen trekt Amerika aan hen, ze zijn België ook beu. ‘Alain was een N-VA’er’, zegt Peter. ‘Hij ergerde zich blauw aan alle belastingen die een zelfstandige in België moet betalen. Ze hadden ook bewust geen kinderen, want ze wilden die niet zien opgroeien in een land met steeds meer moslims.’

Sylvie: ‘In Amerika herkende hij het België van dertig jaar geleden. Vooral de mentaliteit van de mensen daar sprak hem aan. Het was een warme maatschappij. Mensen waren er beleefd, hadden nog respect voor elkaar.’

Kenneth: ‘Alain was er altijd voor zijn vrienden, dag en nacht. Maar als je hem geraakt had, kon hij ook onverbiddelijk zijn. Het was wit of zwart bij hem, nooit grijs. Er lopen heel wat mensen rond in Veurne die hem pijn gedaan hadden: die had hij voorgoed afgeschreven. Ook daarom wou hij weg.’

Net voor hun definitieve vertrek trouwen Sandra en Alain. Uit liefde, maar ook omdat het de emigratie gemakkelijker maakt. ‘Tot de dood ons scheidt’, beloven ze. Ze organiseren een groot afscheidsfeest in Veurne. ‘Bloemen noch kransen’ staat er op de uitnodiging. Maar dat is buiten hun vrienden gerekend. Die leggen samen voor een optreden van een AC/DC-covergroep. De band speelt It’s a Long Way to the Top. Een lied over het leven on the road, langs snelwegen en motels.

Een paar dagen later neemt het koppel het vliegtuig naar Las Vegas. Daarna rijden ze met de auto naar hun nieuwe adres: 533 W Route 66, Williams, Arizona.

‘Alain was een West-Vlaamse commerçant’, zegt Peter. ‘Vooraf had hij heel goed nagedacht waar hij een motel wou runnen. Williams is de laatste halte voor de Grand Canyon. Maar er passeren ook veel toeristen die Route 66 af rijden.’ Ze hadden het Highlander Motel gekocht, een brok geschiedenis. Ooit gebouwd door Schotse immigranten, op zoek naar een beter leven. In de jaren vijftig was het een van de eerste motels langs Route 66, maar het had veel van zijn grandeur verloren.

Alain en Sandra renoveren het motel. ‘We may be small, but we’ll do our best to make you smile’, zetten ze op hun website. En ze houden woord: na een paar maanden is het Highlander het populairste motel van Arizona. Op TripAdvisor schrijven motelgasten vijfsterrenrecensies, vol lof over de fantastische ontvangst van ‘Alan and Sandra’.

Alain probeert via Skype ook zijn vrienden te overtuigen om naar Arizona te emigreren. ‘Binnen de tien jaar ben je binnen.’ Over Sandra vertelt hij weinig, behalve dat ze moeite heeft om er te aarden. Ria: ‘We wisten ook dat het een grote verandering zou zijn. Ineens waren ze voortdurend bij elkaar. Terwijl ze in Veurne allebei hun eigen zaak hadden.’

‘Toch deed hij alles opdat ze zich goed zou voelen’, zegt Peter. ‘Op een bepaald moment wou ze een villa hebben, net zoals in Veurne. Hij kocht dan grond, en vroeg de plannen van hun oude huis op. Alles kreeg ze van hem, hij aanbad haar.’

Maanden later is het koppel op vakantie in België. Op een reünie met de vrienden barst onverwacht een bom, zegt Peter. ‘Zij klaagde dat er geen choco en witlof te vinden was in Williams. Waarop Alain kwaad riep: “Vertel onze vrienden wat er echt gaande is.” Toen kwam het eruit: er was een derde in het spel. Zij had een minnaar in Veurne. We stonden aan de grond genageld.’

Kenneth: ‘Alain en ik zeiden al twintig jaar alles tegen elkaar. Maar over die minnaar had hij mij nooit iets verteld. “Ik wou haar niet beschadigen”, zei hij. Hij had gehoopt dat ze die man, zo ver van huis, uit haar hoofd zou zetten.’

Sylvie: ‘Alain en Sandra waren in Veurne allebei heel succesvol. Ze verdienden goed de kost, waren gelukkig… Dat wekte natuurlijk jaloezie op. Zeker in een kleine stad als Veurne waar iedereen iedereen kent. Als Alain een avond alleen op stap was, had hij zogezegd een ander. Hij trok zich niets aan van dat geroddel, maar zij wel. Zo is ze in een depressie beland.’

Thijs: ‘Hij begreep niet wat een depressie was. “We hebben alles wat we willen,” redeneerde hij, “wat is dan het probleem?” Terwijl een depressie een ziekte is, die mensen anders naar de werkelijkheid doet kijken.’

De avondvlucht van Phoenix naar Flagstaff is afgelast door extreme sneeuwval. ‘Er wordt een bus ingelegd’, zegt iemand van US Airways. ‘We zoeken alleen nog een chauffeur.’

Om halftwee daagt een lookalike van Jesse Jackson op. De man lag al in bed, is eigenlijk al tien jaar met pensioen. Maar US Airways kon hem overtuigen om nog een keer zijn oude job uit te oefenen. ‘Ik doe dit voor jullie, folks.’ We rijden de nacht in. Na een paar uur passeren we een bord: ‘Route 66’. De weg die door John Steinbeck in 1939 de geschiedenis in geschreven werd. In zijn roman TheGrapes of Wrath vertelde hij het verhaal van Tom Joad die met zijn familie van Oklahoma naar Californië trok. Via Route 66 reden ze van de ellende naar het Beloofde Land. Dat bleek later een Verloren Land te zijn, maar het boek had niettemin een mythe gebaard: Route 66 was de weg van de vlucht, van de hoop.

Vannacht is The Mother Road vooral een ellendige sneeuwweg. Jackson stopt plots. ‘Het is te gevaarlijk’, zegt hij. ‘Ik rij verder als de sneeuwstorm voorbij is. Slaap intussen wat.’ Ik ga naast hem zitten, vraag hem naar de 66-mythe. ‘Hier in Arizona is dat gewoon een weg zoals alle andere’, zegt hij. ‘Niemand hecht daar een speciale betekenis aan. Route 66 bestaat trouwens niet meer: ze is overal onderbroken en vervangen door snelwegen.’

We kijken naar de sneeuw en de wind, die een tango dansen. ‘Alleen in het hoofd van buitenstaanders en toeristen is Route 66 nog intact’, zegt Jackson.

De volgende dag bereik ik Williams. Een dorp dat zonder gêne aan nostalgie doet: overal wassen beelden van Elvis, oude Chevrolets en muurtekeningen van cowboys. In de winkels verkopen ze 66-T-shirts, 66-bekers en 66-pasta. Terwijl The Stones Get Your Kicks on Route 66 kelen. Het begint te dagen waarom die nuchtere man uit Veurne hier zijn toekomst zag. ‘You can take the boy out of West-Vlaanderen, but you can’t take West-Vlaanderen out of the boy’, zong Dolly Parton ooit.

Het Highlander Motel ligt net buiten het centrum. Ik word er ontvangen door Fred en Judy, de vorige eigenaars. Twee sympathieke zestigers. Fred is een Vietnamveteraan. Hij weet hoe de dood eruitziet. Jaren in de Far East geleefd, hij had de Vietcong en Saigon overleefd. Maar zelfs daar had hij nooit zo’n triest verhaal gezien als dat van Sandra en Alain. Het begon nochtans mooi, twee jaar geleden. ‘We wilden allebei stoppen met het motel’, zegt Judy. ‘Plots stonden er kandidaat-kopers voor de deur: een koppel uit een land dat we niet kenden. We waren blij dat zij het motel wilden kopen.’ Fred en Judy sloten niet alleen een contract met Alain en Sandra, maar ook vriendschap.

De namen van de Belgen deden al snel de ronde in Williams. ‘Sandra was een mooie vrouw: alle mannen keken haar na. En het hele dorp was gek op Alain. Niet alleen was hij charmant, Alain had ook een hoofd voor zaken. Hij voelde zich hier fantastisch. Elke morgen stond hij vroeg op om naar de mooie luchten boven Arizona te kijken. Tweehonderd jaar geleden was hij vast een cowboy geweest. Hij was gek op wapens. “In België hebben de criminelen een wapen, hier de rechtvaardige mensen”, zei hij dan.’ Waarna hij zijn zoveelste sigaret bietste.

Fred nam het koppel mee naar de wapenclub. ‘Sandra schoot meteen in de roos.’ Het was een van de weinige keren dat ze haar hoorden. ‘Wat we ook probeerden, we drongen niet tot haar door’, zegt Judy. ‘Elke keer botsten we op een muur.’

Fred: ‘Het is ook moeilijk om hier te aarden. Arizona is een harde streek. Er zijn veel bergen, er is weinig water en het klimaat is grillig.’

‘Daarom wonen hier maar weinig mensen’, vult Judy aan. ‘In België woonde ze ook in een kleine stad, maar daar kon ze ontsnappen. Hier ligt het eerste dorp vijftig kilometer verder. Ze zag voor zichzelf geen uitweg. Als ze vertrok, maakte ze zijn droom kapot. En dat wilde ze niet, want ze zag hem nog graag. Maar als ze bleef, maakte ze zichzelf kapot. Dat heeft ze ook een keer proberen te doen. De politie heeft haar gevonden in de heuvels met een wapen.’

Drie keer vertrok Sandra met al haar koffers naar huis. Eenmaal in Veurne schreef ze hem: ‘Je had gelijk. We horen hier niet meer thuis.’ En ze keerde terug, één keer al na een dag. Hij skypete dan direct naar zijn vrienden: ‘Weet je wie er vandaag voor de deur stond?’ Elke keer was hij de gelukkigste man op de wereld, maar lang duurde het nooit. Het was liefdeswaanzin, dat pendelen tussen Arizona en de Westhoek. In augustus vertrok Sandra opnieuw. Voorgoed, deze keer.

‘Hoe reageerde hij?’ vraag ik.

‘Als je iemand elke dag ziet, valt het niet op dat hij verandert’, zegt Judy. ‘We wisten natuurlijk dat hij afzag, maar hij toonde dat niet. Een motel runnen is zwaar. Reizigers komen en gaan, eisen voortdurend je aandacht op. Hij bleef charmant, alsof er niets aan de hand was. Nu we naar de foto’s van de laatste maanden kijken, merken we pas hoe erg hij vermagerd was. Dat was Alain niet meer.’

In dat ene weekend in oktober zien Judy en Fred het wel. Peter, Alains goede vriend uit Veurne, is op werkbezoek in Williams. Hij krijgt telefoon uit Veurne: Sandra had zichzelf gedood.

Peter neemt Alain apart. ‘Ik moet je spreken, het gaat over Sandra.’

‘Heeft ze zelfmoord gepleegd?’ vraagt Alain.

Peter knikt. Uren zitten ze op een stoel voor zich uit te staren. Ze praten, huilen, lachen om banale herinneringen. Zoals goede vrienden op zo’n moment doen. Alain legt zijn Magnum 3.57 op tafel en haalt er alle kogels uit. ‘Alsof hij iedereen gerust wou stellen.’ Peter dringt erop aan dat hij meegaat naar België. Alain weigert, maar gaat een stuk met hem mee naar de luchthaven van Las Vegas.

Net voor ze afscheid nemen, vraagt Alain: ‘Wil je nog een paar jassen meenemen voor Kenneth? Hij wou die al zo lang.’ De vrienden omarmen elkaar. Alain zet zijn zonnebril op, steekt zijn duim omhoog en rijdt weg.

Net zoals Tom Joad beseft ook hij dat het land aan Route 66, hoe mooi ook, een Verloren Land is.

Het is laat wanneer hij aankomt in Williams. Judy en Fred slapen al. Route 66 is verlaten. Niemand is nog onderweg. Alain gaat eerst in bad. En begint dan een brief te schrijven.

Beste Judy en Fred

Het spijt mij dat ik jullie dit aandoe. Jullie waren zoals ouders voor mij, de liefste mensen die ik ken.

Maar Sandra betekende alles voor mij. We hadden ons hier gesetteld, ver weg van onze zogenaamde vrienden. (…) Sandra’s depressie begon op haar werk. Het enige wat ik haar vroeg, was die man uit onze levens te bannen. (…) Nu is ze voor altijd weg, ze komt nooit meer terug. Ze heeft me de laatste maanden vaak proberen te bellen, maar ik heb nooit opgenomen. Daar voel ik me nu heel schuldig over: het had haar leven kunnen redden. (…) Ik kan niet zonder haar, ze was het beste meisje ooit. Ik hoop nu bij haar te zijn en deze keer voor altijd. (…) Onze wens is om gecremeerd te worden en een graf te delen, zodat we voor altijd man en vrouw zijn. Ik hoop dat onze ouders ten minste dat voor ons willen doen. Ik word moe nu, ga slapen. Kan niet wachten om weer bij Sandra te zijn. Dank voor alles en nogmaals sorry.

Dikke knuffel

Alain

De volgende ochtend vinden Judy en Fred Alain in het motel met een zak over zijn hoofd. Naast hem liggen een heliumfles en de brief. Fred voelt nog aan zijn pols, maar het is te laat. Ze bellen de politie. En Peter, maar die neemt niet op.

Uren later landt Peter op Schiphol. De motor van het vliegtuig draait nog wanneer hij naar het scherm van zijn iPhone kijkt. Een gemiste oproep van Fred en Judy. Hij luistert naar zijn voicemail. ‘Alain heeft…’ Teut. ‘Wilt u dit bericht bewaren?’

Verdoofd kijkt Peter naar de medepassagiers, die hun koffers nemen. Later doet hij ook de zijne open. In de binnenzak van de jas die Alain heeft meegegeven, zit een kaartje: ‘A man can fail as many times as he wants. He’s just a failure when he gives up. ‘

Sinds die dag zoeken de vrienden naar puzzelstukken. Naar troost, naar een waarom en een hoe. Dat laatste weten ze nu. Sandra had zich opgehangen, haar schoonheid opgegeven. Terwijl Alain net het tegenoverstelde deed: hij had zich opgemaakt voor de dood. Was eerst nog in bad gegaan, had zijn haar en nagels geknipt. ‘Je moet altijd denken aan de man die je vindt’, zei hij ooit. Een joke, dachten zijn vrienden.

Thijs is de laatste die Alain zag. Een paar uur voor zijn dood hadden ze nog geskypet. Iets wat ze een paar keer per week deden. ‘Ik leerde veel van hem, hij was als een oudere broer. Maar die avond was alles anders. Hij keek me niet aan, wat absoluut niet zijn gewoonte was. Langer dan tien minuten heeft het gesprek niet geduurd. “Bel me morgen terug”, zei hij. En dan corrigeerde hij zich: “Ik zal wel bellen.” Toen we inhaakten, wist ik: dit komt niet goed.’

Later bekeek Thijs alle Skypegesprekken nog eens. ‘Hij was de laatste maanden kwaad op al die zogenaamde vrienden uit Veurne.’ Ook al had hij de E40 voor Route 66 geruild: ze waren erin geslaagd om, zo ver van huis, een wig te slaan tussen hem en zijn grote liefde. ‘Sandra was zijn leven. Toen zij in augustus vertrok, hield alles voor hem op. Zijn liefde voor haar was groter dan zijn liefde om te leven.’

In september was hij nog één keer teruggekeerd naar Veurne. Om afscheid te nemen van zijn vrienden, al hadden die niets in de gaten. ‘Hij was hier als verrassing voor ons huwelijksjubileum’, zegt Peter. ‘Alles leek net als vroeger: hij heeft nog uren Stratego gespeeld met Kenneth, we zijn frikadellen gaan eten. Hij trakteerde overal, wat niet zijn gewoonte was. Dat was het enige vreemde.’

‘Hij wist toen al dat hij het wou doen’, zegt Thijs. ‘Hij wou niet wachten tot er een scheidingsbrief van haar advocaat in de bus viel. Een ding had hij niet verwacht: dat Sandra het voor hem zou doen. Het idee dat hij haar moest begraven, kon hij niet aan.’

Halfzeven ’s ochtends in het Highlander Motel. Buiten loeit een sirene, de oude trein vertrekt. Ik sta op. Kijk naar de poster die Alain en Sandra aan de muur van kamer nummer 2 hingen: Clark Gable en Vivien Leigh, die elkaar innig kussen. ‘The most beautiful picture ever. GONE WITH THE WIND’, staat eronder. Nog een koppel dat eeuwig jong gebleven is.

Het is intussen gestopt met sneeuwen. Heldere lucht boven Arizona. Ik ga met Fred ontbijten in een café op Route 66. Hij vertelt dat Alain naar Veurne gerepatrieerd werd met American Airlines. Iets wat hij, die zo met Amerika dweepte, vast geweldig zou hebben gevonden.

‘Wat gebeurt er nu met het motel?’ vraag ik.

‘Het wordt opnieuw verkocht’, zegt hij. ‘Maar het zal niet lang te koop staan. Het is een goede locatie.’

Wanneer we thuiskomen, zit er een brief in de bus. Op de voorkant staat: ‘Alain Aernoudt. 533 W Route 66, Williams, Arizona’. Afgestempeld in Veurne op 18 oktober 2013, hij is meer dan anderhalve maand onderweg geweest.

Judy scheurt de enveloppe open. Er zit een vel papier in met een verliefde giraffe erop. Ze begint te lezen en schrikt.

Dag Alain

Ik weet het, we zijn geen 16 meer, maar ik heb nog één zo’n briefpapiertje bijgehouden dat we toen naar elkaar stuurden. Ik weet dat ik een probleem heb, ik kan het verleden niet loslaten. En die 24 jaar, jij zei het nog, wat zouden we zonder elkaar geweest zijn? Al die herinneringen.

Ik begrijp mezelf soms niet: altijd maar weglopen, niet in mezelf geloven. Terwijl ik alleen maar rekening had moeten houden met de laatste lieve woorden die je schreef: ‘We moeten hier samen door.’ (…) Je hebt er alles aan gedaan om me bij je te houden. (…) Ik was zo kwaad toen je laatst mijn kredietkaart stopgezet had. Sorry dat ik ondoordacht gehandeld heb. Het spijt me dat ik je gekwetst heb, dat doet nog het meeste pijn.

(…) Ik wacht altijd veel te lang om iets te zeggen, om de dingen op te lossen. Ik ben een slechte prater, ik klap altijd dicht en jij praat en je praat maar. (…) Nu doe ik je weer pijn. (…)

Toen ik de laatste keer naar je toekwam, was het om altijd te blijven. Ik weet dat ik gezegd heb dat ik niet meer van je hou. Maar dat is niet waar: ik hield nog altijd van je. (…) Ik had daar in Arizona altijd het gevoel: ik hoor hier niet thuis, maar hier hoor ik ook niet thuis.

Uiteindelijk is het de liefde die telt, enkel de liefde en zonder kan je niet leven.

Bedankt voor alles, schatje.

Sandra

Wie na dit verhaal met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij Tele-Onthaal (106) of bij de Zelfmoordlijn (02 649 95 55) en op www.tele-onthaal.be, www.zelfmoordlijn.be of www.werkgroepverder.be.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Telkens als ze terugkeerde, was hij zo gelukkig, maar lang duurde het nooit. Het was liefdeswaanzin, dat pendelen tussen Arizona en Veurne.

Hij had de E40 voor Route 66 geruild. Maar zelfs zo ver van huis waren ze erin geslaagd om een wig te slaan tussen hem en zijn grote liefde.

Zij had, in het aanschijn van de dood, haar schoonheid opgegeven. Hij had zich ervoor opgemaakt: was eerst nog in bad gegaan en had zijn nagels geknipt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content