Stijn Meuris en het déjà vu van een generatie

Stijn Meuris is een kieken. Hij is erin geslaagd om een interessante discussie te starten en die zelf meteen de nek om te wringen.

Stijn Meuris is een kieken. Hij is erin geslaagd om een interessante discussie te starten en die zelf meteen de nek om te wringen.

Zijn oproep om niet te gaan stemmen spruit voort uit een diepgeworteld gevoel van onvrede met de res publica. Een gevoel dat in essentie een haast romantisch geloof in de kracht van de politiek verraadt. Een hartverwarmend en een herkenbaar gevoel, dus.

Nu wordt Meuris in de hoek van de gedegouteerden en de antipolitiek geplaatst, terwijl hij net een vurig minnaar van de politiek en de democratie is. Na een week van Facebook- en Twittergezoem, opiniestukken in kwaliteitskranten, interviews op radio en televisie en ten slotte de rubriek ‘Pro & Contra’ in Knack is de discussie aan de radiofonische toog van Vlaanderen aanbeland: de mailbox van Peeters & Pichal. Daar verscheen de eerste Meuris-cafémop: ‘Stijn Meuris moet niet zagen dat de politici hun werk niet doen, hij heeft de laatste drie jaar ook niks anders gedaan dan zijn oude nummers opnieuw op cd uitbrengen.’

Eens een discussie dit niveau bereikt heeft, is ze ten dode opgeschreven.

Hyperbool

Meuris is natuurlijk intelligent genoeg om te weten dat het kalf ondertussen bijna verdronken is. Dinsdag schreef hij op Facebook: ‘Dag Jan, hoe heet zoiets in termen van retorica? Een hyperbool? Komt bijna op het niveau van: ‘Heb je liever een dictatuur misschien?’ Uiteraard niet, maar dat is hier niet aan de orde. Punt is dat het met deze ploeg niet werkt. Tijd voor een reset. En eerlijk: het gáát helemaal niet over wel of niet gaan stemmen. Het gaat over de kick in the butt die ze hopelijk ervaren als een allerlaatste kans.’

Daar was het hem dus om te doen: een kick in the butt voor al die politici die hun job niet naar behoren hebben gedaan. Die het land niet hebben bestuurd zoals het hoort. Die met onze toekomst hebben gespeeld.

En plots herken ik de Stijn Meuris die drie maanden geleden een afspraak maakte om eens bij te praten. Ik ben niet meteen een boezemvriend van Stijn, maar in de loop der jaren hebben wij een relatie-op-afstand opgebouwd. Ik volg wat hij doet en ik weet dat hij mijn werk ook in de gaten houdt. Ik ben een onvoorwaardelijke fan van zijn muziek, ook al stopt hij zijn oude nummers in een nieuw kleedje. Dat hij al een tijdje samen is met een ex-collega die ik erg waardeer, versterkt de band. Ook op Facebook.

Waarom gebeurt er niets?

Stijn wilde me vorige winter zien omdat hij met een ei zat. Hij had een enorm déjà-vugevoel. Elke dag las hij in de kranten (en vaak ook in Knack, zei hij tot mijn voldoening) alarmerende berichten over de toestand van het land: de Fortisaffaire, het debacle bij Financiën, de notionele-interestaftrek, de brute machtspolitiek in het BAM-dossier, fraude bij de Regie der Gebouwen, gevangenen die aan de lopende band ontsnappen, een minister die zegt dat er na 2015 geen pensioenen meer zullen zijn, de opvang van asielzoekers in hotels. Het lijstje was eindeloos.

‘Waarom gebeurt er niets, Karl?’ vroeg hij me. Alsof ik hem daarop kon antwoorden. Hij verwachtte op z’n minst toch een krachtig protest van de vaderlandse intelligentsia. En misschien zelfs betogers op straat achter spandoeken met ‘Politici, doe uw job’. ‘Waarom zwijgt iedereen? Waarom doet iedereen alsof er niks aan de hand is?’ verzuchtte hij.

Zwarte Zondag

Omdat we leeftijdgenoten zijn, kwam het gesprek al gauw op Zwarte Zondag, 24 november 1991. Wie die tijd niet heeft meegemaakt, kan zich moeilijk inleven in de sfeer van toen. De Wetstraat sukkelde van het ene schandaal in het andere. André Cools was vermoord. De Bende van Nijvel was nog elke week goed voor hallucinante verhalen. De Atomaschriftjes vol geheime politieke deals van Leo Delcroix, het Gladioschandaal, het milieuboxenschandaal, het obussenschandaal, de ontvoering van Paul Vanden Boeynants, de lijst was eindeloos.

Ook toen waren veel kiezers radeloos. Dat gevoel werd nog versterkt door de wereldvreemde politiek van de laatste regering-Martens. Die viel over de wapenhandel. De Volksunie stapte op en socialisten en christendemocraten sleepten zich naar de verkiezingen. De grote winnaars werden het Vlaams Blok en R.O.S.S.E.M., de protestpartij van de voormalige beursgoeroe Jean-Pierre Van Rossem.

Champagne Ik herinner mij dat er toen op de redactie van De Morgen door sommige collega’s champagne werd gedronken op de overwinning van de nieuwe Robin Hood van de Wetstraat. Ook Humo en Panorama juichten. Zij hadden Van Rossem mee groot gemaakt omdat hij de mestvaalt van de vaderlandse politiek zou opruimen.

Van Rossem beloofde in een reeks welgemikte interpellaties álle gestolde schandelen uit die tijd op te lossen: de moord op Cools en de Bende van Nijvel op kop (‘Als ik spreek, valt de regering’). Dat hij in feite alleen maar in de politiek was gegaan om parlementair onschendbaar te worden en de partijfinanciering door te sluizen naar de rekening van zijn vrouw, zou pas veel later blijken.

Wie écht eens wil lachen, moet zijn boek over de moord op Cools eens lezen. Sciencefiction van de betere soort. Maar in die tijd geloofden vele, ook intelligente Vlamingen, dat Van Rossem de waarheid zou openbaren en de etterbuil zou openprikken.

De jaren voor Zwarte Zondag, die van Martens VIII, behoren tot de meest deprimerende uit de naoorlogse politieke geschiedenis. Ook toen zat alles muurvast. Philippe Moureaux dreigde niet voor niets om een ‘institutionele atoombom’ te gebruiken om de Waalse uitvoerlicenties voor wapenfabrikant FN alsnog goedgekeurd te krijgen. De overheidsfinanciën stonden er al even slecht voor als nu.

Noodregering

Na Zwarte Zondag keerde het tij (eventjes). Jean-Luc Dehaene vormde een ‘noodregering’ die niet alleen België omvormde tot een federale staat (het Sint-Michielsakkoord), maar die ook de staatsfinanciën in overeenstemming bracht met de Maastrichtnorm (Globaal Plan) zodat België in de euro kon stappen. Dehaene crashte op de affaire-Dutroux en het dioxineschandaal.

Daarna kwamen de euforische jaren van Paars-Groen, gevolgd door het debacle van Paars. Daar werden de kiemen gezaaid van de problemen van nu: de Financieringswet werd op zo’n manier aangepast dat de federale staatskas langzaam leegliep. De kieskringen werden zo gewijzigd dat wettelijke verkiezingen nu onmogelijk zijn en dat B-H-V plots helemaal boven aan de politieke agenda kwam te staan. De communautaire spanningen namen toe omdat België, zoals Rik Van Cauwelaert haast wekelijks schrijft, ‘kapothervormd’ was.

Yves Leterme kreeg in 2007 een mandaat van de kiezer om al die problemen op te lossen. Hij koos echter niet voor de ingewikkelde, banale maar resultaatgerichte loodgieterij van Dehaene, maar voor de valse esthetiek van het politieke theater. Hij creëerde een retorische ruimte waarbinnen begrippen als ‘verantwoordelijkheid opnemen’, ‘hard werken in de luwte’, ‘luisteren naar de mensen’ en ‘vijf minuten politieke moed’ zijn absolute onkunde moesten camoufleren.

Wat nu?

Amper drie jaar later barst dan de bom en moeten we opnieuw naar de stembus. Maar heeft dat wel zin? Zijn die verkiezingen wel geldig? En op wie moet een weldenkende progressieve Vlaming als Stijn Meuris, met een romantisch geloof in de kracht van de politiek, dan stemmen? Er is alvast één verschil met 1991. Dit keer is er geen Jean-Pierre Van Rossem, die als bliksemafleider kan fungeren.

Waar kunnen de linkse proteststemmers naartoe? Naar Bart De Wever, Siegfried Bracke achterna? Daarvoor is het water nog te diep. Terug naar de stal van de sociaaldemocratie? Sinds de defenestratie van Frank Vandenbroucke, heeft die partij zich bij heel wat progressieven gediskwalificeerd. En bij Groen! blijft het wachten of Wouter Van Besien zijn partij écht bij de haren uit het moeras kan trekken waarin het na de restauratie onder Mieke Vogels terecht is gekomen.

Wat moest Stijn dan anders dan een noodkreet slaken? Dan middels een hyperbool de butt kicken van de politici?

Tijl Had hij dan het voorbeeld moeten volgen van Tijl van Limburg? Die stal in 1971 een schilderij van Vermeer in het Paleis voor Schone Kunsten. Hij wilde het alleen teruggeven als de regering 200 miljoen frank zou schenken aan de vluchtelingen van Oost-Pakistan. Stijn weet heel goed hoe het Tijl vergaan is. Hij werd gearresteerd in een koestal en stierf een paar jaar later in mysterieuze omstandigheden.

Over diezelfde Tijl van Limburg maakten Stijn (en zijn Sue Somers) de voorbije maanden een tv-documentaire. Die wordt in het najaar uitgezonden. Het was wellicht de documentaire die hij moest maken om zijn onvrede het best te kanaliseren. België heeft nood aan meer mensen zoals Tijl. En zoals Stijn.

Maar door de hele ‘ik ga niet stemmen’-heisa is een mooie kans verkeken. De kans op een eerlijk gewetensonderzoek, zowel van kiezers als van politici.

Een oproep om niet deel te nemen aan de democratie zet de burger buitenspel en geeft de politicus vrij spel om zijn handen in onschuld te wassen.

Bracke

Het enige resultaat van Meuris’ wanhoopspoging is dat Siegfried Bracke er zijn opportunistische overstap naar de politiek mee legitimeert. ‘Stijn Meuris spreekt over de stuitende onkunde en de totale lethargie in de politiek. De enige oplossing volgens hem is zelf in de politiek stappen, en dat doe ik nu ook’, zei hij op zijn persconferentie. En hij meende er geen fluit van.

Jammer genoeg woont Stijn Meuris niet in Gent. Dan had hij een campagne kunnen beginnen ‘Ik stem niet… op Siegfried Bracke’. Dan had hij ook het nieuws gehaald en had hij misschien wel de kans gekregen om zijn onvrede uit de doeken te doen. Nu wordt hij afgeserveerd. En dat is doodjammer.

Stijn, tot gauw. En vergeet niet de woorden uit je tijdloze klassieker ‘Het zou niet mogen zijn’: ‘De mensenzee klotst voort in radeloze deining.’

(P.S. Wat was er trouwens met Kloos loos dat hij niet voor die woorden koos…)

Karl van den Broeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content