Voor Valéry Giscard d’Estaing wordt Sevilla een revanche op de geschiedenis en de ouderdom.

Meer dan twintig jaar nadat hij als Frans president in de Europese raad plaats moest ruimen voor zijn opvolger François Mitterrand, is Giscard opnieuw onder gelijken. Zaterdagmorgen zal hij de staatshoofden en regeringsleiders over de werkzaamheden van de Conventie over de toekomst van Europa informeren. Met de superieure glimlach waarmee hij al een halve eeuw de pers te woord staat, lichtte hij in Brussel zijn agenda voor Sevilla toe. ‘Veel persoonlijke commentaren hoeft u op de top van mij niet te verwachten. Ik zal de Europese raad nauwgezet over de debatten binnen de Conventie informeren en het kan dus zijn dat ik terloops mijn visie op de dingen formuleer.’

Niemand die daaraan twijfelt, want aan ideeën en een eigen agenda heeft het Giscard nooit ontbroken. Zelfs Dany Cohn-Bendit, die bezwaarlijk tot de vriendenkring van het voormalige Franse staatshoofd gerekend kan worden, is zeer te spreken over de intellectuele scherpte van de 76-jarige. ‘Ik wil er onmiddellijk voor tekenen om op die leeftijd nog zo bij de pinken te zijn. Giscard blijft een fenomeen en je mag hem vooral niet onderschatten.’

Binnen de Conventie is iedereen daar onderhand van overtuigd. Giscard leert vlug en zette de blunders die zijn eerste optreden als voorzitter kenmerkten, vlug recht. Dat hij een riante vergoeding – evenveel als het honorarium van Commissievoorzitter Romano Prodi – had gevraagd, was een misverstand, zo stelde zijn woordvoerder, dat de pers gretig opklopte. De autoritaire werkstijl kon minder gemakkelijk weggegomd worden. Het ontwerp van huishoudelijk reglement van de Conventie stond immers op papier en gaf de voorzitter veel, zo niet alle macht. Pas toen een meerderheid van de 105 Conventieleden haar ongenoegen formuleerde, krabbelde Giscard terug en slikte hij een dosis inspraak van het voetvolk. Het bracht de gemoederen tot rust en met de nodige schouderklopjes en charmante opmerkingen slaagde Giscard erin om de plooien glad te strijken.

Voor de buitenwereld is hij nu hét gezicht van de Conventie. Het enige trouwens, want de twee vice-voorzitters, Giulio Amato en Jean-Luc Dehaene, werden in de schaduw gemanoeuvreerd en houden zich met het nederige werk bezig. Op belangrijke momenten leidt Giscard de debatten van de Conventie en zeker als er gestemd wordt, is het hem alleen toevertrouwd om in de zaal een ‘evidente’ of ‘significante’ consensus te onderscheiden. Dat vereist een geoefend oog, selectieve blindheid en vooral politiek doorzicht, want een foute inschatting kan een ravage veroorzaken.

In Sevilla zullen Amato en Dehaene er niet bij zijn en zal de Fransman alleen de stand van zaken toelichten. Nu al is duidelijk dat Giscard de pen zal vasthouden als de Conventie met haar definitieve tekst naar buiten komt en dat hij de beslissende arbitrages zal verrichten. Hij is immers de enige die door de regeringsleiders regelmatig op de koffie wordt gevraagd en kan inschatten wat de chefs wel en niet zullen aanvaarden. Een paar dagen terug vatte de Brusselse correspondent van Le Monde die door Giscard veel in vertrouwen wordt genomen, het als volgt samen. ‘In feite leidt Giscard twee Conventies over de toekomst van Europa. Een formele van 105 leden die in Laken werd opgericht en een informele, die van de regeringsleiders. In de laatste gaat het zeer discreet toe, want daar worden de beslissende woorden gesproken.’

Hoewel Giscard enkele jaren in het Europees parlement opereerde – een onvergetelijke indruk liet hij er niet na -, is het duidelijk dat hij zich het best in het kringetje van staatshoofden en regeringsleiders thuis voelt. Dat is zijn natuurlijke biotoop en daar zitten volgens hem de echte machthebbers van Europa. Overigens was het Giscard die als Frans president in 1974 de Europese raad uitvond en die assemblée, zo stelde hij een kwarteeuw terug, hoort de marsrichting van de Unie uit te zetten en de belangrijke knopen door te hakken.

Tot dusver is er geen enkele opmerking of verklaring die erop wijst dat Giscard op dat punt van mening is veranderd. De voormalige Franse president zal bijgevolg alles proberen om een confrontatie met de hoofdsteden te vermijden. Dan pas zal Giscard zijn fiat aan een Conventietekst geven als hij zeker is dat ook de regeringsleiders ermee akkoord gaan. Althans die van de grote landen. Het valt immers op dat de Conventievoorzitter vooral naar Londen, Berlijn, Madrid en Rome trekt. Over zijn apartjes met Jacques Chirac is weinig bekend, maar dat de twee, ondanks hun wederzijds misprijzen, als een span optreden, staat vast. Toch is het onderscheid tussen grote en kleine landen niet aan Giscard besteed. Als dat thema op persconferenties aan bod komt, lijkt Giscard de vermoorde onschuld. ‘Wie durft te beweren’, zo zei hij op zijn laatste persontmoeting in Brussel, ‘dat Denemarken, Nederland of België geen grote landen zijn?’

Wie een halve eeuw in de Franse politiek meedraait, weet natuurlijk dat je de simpele waarheden het best met veel woorden kunt camoufleren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content