Nu het sociaal-economische klimaat zo beroerd is, wachten bedrijven niet langer op de regering-Schröder om de arbeidsmarkt te hervormen. De vakbonden verliezen steeds meer terrein.
Echt zwak voelen ze zich zeker niet. ‘Het klopt wel dat het aantal leden is afgenomen’, geeft Jörg Köther van de Duitse metaalvakbond IG Metall in Hannover toe. Een diepe zucht. ‘Maar of de zwakkere positie van de vakbonden daaraan toe te schrijven is, betwijfel ik. Als we aan invloed hebben ingeboet, is dat veeleer een gevolg van de spanningen die er zijn met de regering, meer bepaald met de SPD van kanselier Gerhard Schröder. Hij steunt ons gewoon niet meer.’
Ook Michael Sommer van de Deutsche Gewerkschaftsbund (DGB) liet geen twijfel bestaan over zijn afkeer van de regering-Schröder. ‘Bij de verkiezingen in 2006 zullen de bonden de SPD hun steun niet meer betuigen’, verklaarde hij in talloze interviews.
Riepen de vakbondsafgevaardigden bij de jongste verkiezingen hun leden nog op om een stem voor de regeringspartijen uit te brengen, in 2006 zullen ze dat zeker niet meer doen. ‘De regering moet haar sociaal-economische politiek bijsturen’, zegt ook een afgevaardigde van de vakbond Ver. di. ‘Zo niet steunen ook wij haar bij de volgende verkiezingen zeker niet meer. Wat niet betekent dat we onze stem aan christen-democraten en liberalen (CDU/CSU en FDP) wensen weg te geven. Hun politiek druist pas echt tegen de belangen van de werknemers in.’
Kanselier Schröder heeft het verkorven bij de vakbonden. Zijn sociale hervormingen zaaien angst, zo luidt het. Wie zijn baan verliest, heeft vanaf 2005 nog slechts één jaar recht op een werkloosheidsuitkering. Daarna val je terug op een sociale uitkering. Mensen klampen zich meer dan ooit vast aan hun job, en daar moeten de vakbonden rekening mee houden. ‘De werkgevers dreigen er soms mee dat ze zullen wegtrekken als ze geen toegevingen doen,’ zegt Jörg Köther van IG Metall, ‘hoewel we soms maar al te goed weten dat het bedrijf gewoon niet weg kán.’
Maar net zoals in België trekken bedrijven vaak ook écht weg. Multinationals, maar ook zuiver Duitse ondernemingen verhuizen hun meest arbeidsintensieve afdelingen naar het buitenland. Vooral laaggeschoolden zijn de dupe: als laaggekwalificeerde werkkrachten kunnen ze niet op tegen de goedkope arbeidskrachten in landen als Oekraïne. De loonkosten in Duitsland zijn immers veel te hoog. In de automobielsector behoren ze bijvoorbeeld tot de hoogste wereldwijd: het loonniveau bij Duitse autoconstructeurs bedraagt 33 euro tegenover 24 euro in België en Frankrijk, en 5 à 6 euro in Oost-Europa.
Oorzaak is een lange lijst van verworvenheden: veel vakantiedagen – een wettelijk minimum van 24 dagen dat in Duitsland doorgaans tot 28-29 dagen wordt opgetrokken – veel vakantiegeld, een hoge eindejaarspremie, zeer strenge ontslagregels, et cetera. Al die zaken zijn vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten tussen werkgeversorganisaties en vakbonden. En daar valt, als het van die laatsten afhangt, ook absoluut niet aan te tornen.
De Tarifverträge, collectieve arbeidsovereenkomsten die telkens bindend zijn voor een hele sector, zijn eigen aan het Duitse overlegmodel. Ze zijn met andere woorden ook niet uit het systeem weg te denken. Die cao’s zijn afspraken tussen de vakbonden en werkgeversorganisaties – de overheid komt er amper aan te pas. Ze hebben de autonomie om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden, maar ook over de lonen, wat de vakbonden dan ook bijzonder veel macht geeft. Volgens sommige economen zijn zij dan ook verantwoordelijk voor de hoge loonkosten in het land, en indirect daarmee voor de hoge werkloosheidscijfers. Vooral in het verleden zouden ze de lonen te hoog hebben opgedreven. Of de regering-Schröder het nu wil of niet, langs deze weg kan ze de werkloosheid niet beperken. Anders dan bij ons kan de regering de loonpolitiek niet hanteren om bepaalde economische effecten uit te lokken.
Gezichtsverlies
De bedrijfsleiders zien de evolutie met lede ogen aan. Naar het voorbeeld van hun Amerikaanse moeder- en zustermaatschappijen moeten ze zich flexibel kunnen opstellen. Ze moeten kunnen inspelen op de vraag van de markt en met innoverende producten hun marktaandeel behouden en uitbreiden. Maar in het rigide Duitse systeem ontbreekt het hen aan de nodige bewegingsruimte. De collectieve arbeidsovereenkomsten die in hele sectoren wettelijk worden opgelegd, zijn vaak niet op hun wensen afgestemd. Wat bedrijven daarom willen, zijn aangepaste afspraken op bedrijfsniveau. De vakbonden zien liever geen afwijkingen van de cao’s. Vaak is het de bedrijven immers alleen maar om kostenbesparingen te doen.
Dat was ook zo voor de twee fabrieken van Siemens in Noord-Rijnland-Westfalen. De gsm’s die er gemaakt worden, zouden te duur zijn als er geen 40 uur in plaats van 35 zou worden gewerkt – zonder loonaanpassing. IG Metall kon er niet omheen: de vakbond ging akkoord met een uitzonderingsclausule waardoor bedrijven in de sector kunnen schuiven met werktijden, mét of zonder looncompensatie – op voorwaarde dat het noodzakelijk is voor de ontwikkeling van duurzame jobs binnen het bedrijf.
Bakken kritiek kreeg IG Metall daarvoor over zich heen. Ook al weet iedereen dat ook heel wat kmo’s de 40-urige werkweek in alle stilte hebben opgelegd, voor de vakbonden blijft deze toegeving zwaar gezichtsverlies. De 35-urige werkweek was een symbool, een concessie die de metaalvakbond IG Metall in 1984 na zeven weken van stakingen van de werkgevers had kunnen lospeuteren. De weg ligt nu open om de vakbonden nog tot verdere toegevingen te dwingen.
Bedrijven wijken trouwens wel vaker af van de rigide sectorale overeenkomsten. Dat ze daardoor soms illegaal handelen, lijkt niet hun grootste zorg. Flexibele werkuren zijn vaak het onderwerp van zulke akkoorden. Overuren worden niet langer uitbetaald. Bedrijven werken vandaag met arbeidstijdrekeningen om pieken op te vangen. Als werknemers tijdens bepaalde periodes meer uren presteren dan wettelijk is vastgelegd, schrijven ze die aan de kredietzijde van hun rekening. Zodra er weer minder werk is, kunnen ze voor de som van dat aantal uren thuisblijven. Elke maand krijgen ze hetzelfde loon.
‘Dat soort overeenkomsten bestaat in tal van kmo’s’, zegt Hilmar Schneider van het Instituut voor Arbeidsonderzoek in Bonn. ‘In sommige gevallen druisen de afspraken in tegen wat er in de cao is overeengekomen. Als de werknemers zich benadeeld voelen, kunnen ze de vakbonden vragen om de afspraak aan te vechten.’ De fabrikant van verwarmingsketels Viesmann moest een dergelijke overeenkomst om die reden opschorten. De machinebouwer en fabrikant van kunststoffen en rubber, Berstorff, in Hannover kon wel een dergelijk systeem van arbeidsflexibiliteit doorvoeren. ‘We werken met een richttijd van 826 uur over zes maanden’, zegt Kudla Clars, die al 26 jaar voor het bedrijf werkt. ‘Wat we in aantal uren te veel of te weinig gewerkt hebben, schuift in één blok door naar de tweede jaarhelft.’ Ook BMW werkt met arbeidstijdrekeningen. ‘Er wordt gemiddeld 35 uur per week gewerkt, maar de basiscapaciteit aan werkuren kan flexibel ingezet worden – nu eens voor 60 dan voor 140 procent. Het bedrijf kan op die manier meteen inspelen op een stijging van de vraag’, zegt automobielexpert Ferdinand Dudenhöfer van de universiteit van Gelsenkirchen.
Bedrijven hebben de hervormingen van de arbeidsmarkt met andere woorden niet afgewacht. In hun raden van bestuur schuiven ze die oplossingen naar voren die hen voldoende concurrentiekracht bieden op de geglobaliseerde markt. Ook de Duitse bedrijven moeten markteconomisch denken. Het Amerikaanse General Electric is voor hen het grote voorbeeld. Zelfs de regering-Schröder gaf impliciet toe dat de Amerikaanse aanpak in Duitsland moet worden gevolgd. Twee jaar geleden al schreef hij de bedrijven in Duitsland voor om de Amerikaanse regels van corporate governance na te leven. Met andere woorden: meer inspraak voor de aandeelhouders, financiële transparantie, geen belangenvermenging bij de bestuurders. Kortom, een deugdelijk bestuur.
Als Duitsland verder als uitvalsbasis voor bijvoorbeeld de automobielindustrie wil blijven fungeren, zal de rigide Duitse arbeidsmarkt toch moeten worden hervormd. Dat bevestigt ook het jongste rapport van de OESO over de Duitse economie (augustus 2004). De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling laat zich lovend uit over de arbeidshervormingen, maar vindt ze niet ver genoeg gaan. ‘Er zijn goede redenen om het Duitse model van loononderhandelingen aan te houden,’ luidt het, ‘maar er moet meer aandacht gaan naar lokale voorwaarden.’ Sectorale akkoorden moeten individueel kunnen worden bijgestuurd, de onderhandelingen moeten gedecentraliseerd en versoepeld worden.
Op dat gebied neemt de regering weinig initiatieven. De oppositiepartijen CDU/CSU lanceerden in maart nog voorstellen om de rigide arbeidswet grondig te hervormen. Ze zouden ook een ommekeer betekenen voor het sociaal overleg in Duitsland. Maar zover is het nog niet. Eerst moeten de andere sociale hervormingen worden doorgedrukt. Tegen 2010 zouden de resultaten daarvan duidelijk zichtbaar moeten zijn. Of de regeringspartijen tegenover de bedrijfswereld de boot zo lang zullen kunnen afhouden, valt nog te bezien.
Ingrid Van Daele
De Duitse bedrijven willen af van de rigide sectorale akkoorden.