Herstappe: een tweetalig dorpje op de grens van Limburg en Luik. Een oase van rust én een soort fiscaal paradijs. De statistieken uit het ‘Waar wonen in Vlaanderen’-dossier van vorige week waren duidelijk. Is Herstappe een droomgemeente? Vergeet het.

Herstappe? Daar los ik geen woord over. Veel te gevaarlijk.’ Deeltijds gemeentesecretaris Dragan Markovic klinkt beslist aan de telefoon. Een viertal andere Herstappenaars raden ons af naar het dorp te komen. ‘Laat ons met rust’, snauwt een bewoner. ‘ C’est trop délicat.‘ Sinds de verkiezingen van ’94 praat de ene helft van de dorp niet meer met met de andere. Niet door een taalprobleem – iedereen in het dorp is perfect tweetalig – maar wegens een vete. Zijn we op weg naar een Siciliaanse kluit in Haspengouw? Een rijksweg slingert zich tussen de bietenvelden naar het piepkleine dorp. Drie straten, een twintigtal oude huizen en een gesloten kerk.

We kloppen aan in de 150 jaar oude boerderij van Armand Nandrin. Nandrin schrijft al twintig jaar in vergeelde carnets alles op wat in het dorp gebeurt, maar praat niet graag. Zijn zus, Jenny, die bij hem woont, voert het woord. ‘Vroeger was er maar één partij in het dorp. De vorige burgemeester is achttien jaar aan het bewind geweest, maar deed weinig voor de gemeente. De mensen waren het beu. Er moest iets veranderen. Herstappe was een dorp uit de Middeleeuwen. Er zaten putten in de weg, het stonk overal… In ’94 kwam Serge Louwet bij de gemeenteraadsverkiezingen met een eigen partij op. Hij haalde direct de absolute meerderheid.’

De verkiezingsstrijd sloeg een breuk in het dorpje. Er vormden zich twee clans: die van de oude burgemeester, Albert Renard, en de clan-Louwet. Vrienden werden van de ene dag op de andere vijanden, verwijten werden heen en weer geslingerd en anonieme dreigtelefoons volgden elkaar op. ‘Het gaat soms ver’, zegt Jenny Nandrin, die geen partij wil kiezen in het conflict.

Over de precieze oorzaak van de vete wil niemand praten. Roddelen doen ze allemaal, maar niet tegen buitenstaanders. ‘Alles wat je hier zegt, kan tegen je gebruikt worden. Vroeger was het dorp één grote familie, maar dat is definitief voorbij’, fluistert Jenny Nandrin. Ook de oud-burgemeester en landbouwer Albert Renard geeft niet thuis. Zijn vrouw : ‘Albert wil niet praten over het gedoe in het dorp. Hij is er nog altijd doodziek van.’ Twee jaar geleden, net voor de gemeenteraadsverkiezingen, stak Renard tegen de krant De Morgen zijn verbittering niet onder stoelen of banken. ‘Louwet is aan de macht gekomen door ons als wallinganten af te schilderen’, zei hij toen. ‘Het hele gemeentehuis heeft hij ondersteboven gegooid om sporen van corruptie tijdens ons bewind te vinden. Wel, ze hebben niets gevonden. Bijna heel het dorp is tegen ons. Verhuizen ? Geen sprake van. De Renards wonen hier al sinds 1600. De Louwets zijn pas veel later gekomen. Ach, hij kent het dorp niet eens.’

VUILE HAND

Burgervader Serge Louwet wil wél spreken. Hij woont net naast Renard in een chique fermette, die afsteekt tegen de sjofele huisjes van de rest van het dorp. ‘Renard en ik waren boezemvrienden. Elke dag gingen we melk halen van zijn koeien. Maar hij daar, hij heeft ons uit elkaar getrokken.’ Louwet wijst naar het huis van gemeentesecretaris Dragan Markovic. De twist begon tien jaar geleden. De gemeentesecretaris van Herstappe ging met pensioen en Markovic stelde zich kandidaat. Louwet : ‘Normaal moet zo’n gemeentesecretaris gewoon de bevelen van de burgemeester uitvoeren, maar Markovic nam gewoon de macht over. Toen zijn de problemen begonnen. Ik had een klein aannemersbedrijf, waar een veertigtal mensen van het dorp werkten. De zaken draaiden goed en we wilden uitbreiden. Markovic diende toen zijn eerste klacht in.’ Volgens de gemeentesecretaris paste het bedrijf niet in het landelijke Herstappe en verstoorde Louwet de rust in het dorpje. ‘Flauwekul’, zegt de burgemeester nu. ‘Hij was jaloers.’

Markovic haalde zijn slag thuis: burgemeester Renard weigerde de bouwaanvraag. Louwet bouwde zijn bedrijf weer op in Fexhe-le-Haut-Clocher, tien kilometer verderop. ‘Tientallen miljoenen heeft ons dat gekost. Niet alleen wij, ook Herstappe werd er slechter van. We betaalden hier belastingen – allemaal Vlaams geld dat ineens naar Wallonië ging. Ons bedrijf verbruikte meer elektriciteit dan het hele dorp samen. Ook de meeste Herstappenaars kunnen hem levend villen. Zij moeten nu tien kilometer verder gaan werken. Dat hele gedoe met Markovic was trouwens een van de redenen om zelf een partij op te richten.’

In het dorp denken ze er anders over. De gemeentesecretaris is geen onderwerp voor de dorpspalavers. Markovic? Geen problemen mee. Sympathieke mens. Louwet: ‘De mensen uit het dorp durven niks slechts over hem te vertellen. Ze hebben schrik, omdat ze hem nodig hebben. Hij kent verschillende talen en vult hun belastingformulieren in. ’t Is te zeggen: hij doet alsof hij de mensen helpt, want achteraf moet je oppassen. Markovic is een mes dat langs twee kanten snijdt. Wij hebben hem ooit definitief proberen te schorsen, maar dat is mislukt.’

De burgemeester en zijn gemeentesecretaris zijn al jaren getroebleerd. Een paar jaar geleden liep de twist zo erg uit de hand dat ze met elkaar op de vuist gingen. Louwet belandde in het ziekenhuis. ‘Toen heb ik gezegd: Markovic, gij hebt een vuil hand, van mij krijgt ge nooit meer een hand. Sindsdien spreken we niet meer met elkaar. Hoe wij werken? Je kunt het vergelijken met een man en vrouw die niet meer met elkaar praten, maar voor het geld bij elkaar blijven. Als de man iets tegen zijn vrouw wil zeggen, schrijft hij dat op een blaadje papier en legt het op de hoek van de tafel. Kinderachtig? Vind ik niet. Ik wil iedereen vergeven. Maar Markovic? Nooit. Hij is de grootste onruststoker die ooit in Herstappe heeft rondgelopen.’

Toch is de burgemeester zelf niet helemaal onbesproken. Drie jaar geleden moest hij voor de raadkamer van Tongeren verschijnen omdat hij een illegale loods had gebouwd naast zijn huis. Louwet: ‘Ach, er staan overal illegale gebouwen. Door dat gedoe heeft het maanden geduurd voor ik in 2000 opnieuw burgemeester kon worden.’

Bij de recente gemeenteraadsverkiezingen verloor Louwet een zetel aan de clan-Renard. ‘Er zijn twee van ons mensen gestorven. Het was een puur familiale aangelegenheid’, blaast Louwet. ‘Nee, de mensen zijn tevreden over mijn beleid. Ondanks alle twisten is Herstappe er fel op vooruitgegaan. Ik heb hier met een paar vrienden de riolering en een nieuwe asfaltweg gelegd, want geld voor gemeentepersoneel hebben we niet. De schepenen en ikzelf laten onze normale vergoedingen vallen. Als het sneeuwt, strooi ik zelf zout op de wegen.’

En toch. Het lijkt wel alsof het halve dorp twijfelt tussen blijven en weggaan. In vergelijking met tien jaar geleden telt het dorp acht bewoners minder. De overtuigde blijvers worden oud. Hun kinderen wonen allang elders en nieuwe mensen komen er zelden of nooit. Louwet: ‘Nogal wiedes. Je kunt hier niet bouwen. Ik had hier een wei die ik wilde laten verkavelen. Iedereen tevreden natuurlijk. Eindelijk zouden er nieuwe mensen komen wonen in Herstappe. Maar Markovic was ertegen. Om contraire te doen. Ik zou me verrijken en si en la. Het resultaat: Herstappe kan voorlopig niet groeien.’

HELP DE AGENT

Agent Alain Grommen rijdt op zijn scootertje het dorp binnen. Iedereen kent hem als ‘den inspecteur’. Elke gemeente moet – zo staat in de Belgische wet – over een politiekantoor en een wijkagent beschikken. Sinds vorig jaar heeft ook Herstappe een kantoor. ‘De stad Tongeren heeft de inrichting moeten betalen, want Herstappe had geen geld. Tongeren kon er niet mee lachen. Maar kom, dat is allang vergeten’, zegt Grommen. Net naast de deur van zijn kantoor hangt een bordje: Als we maar gelukkig zijn.

‘Wat ik hier doe? Alles een beetje in de gaten houden. Al gebeuren hier amper criminele feiten’, zegt Grommen. In ’99 was Herstappe volgens de criminaliteitsstatistieken nochtans een van de gevaarlijkste gemeenten van het land, net voor Brussel-stad. Grommen: ‘Daaruit blijkt hoe relatief statistieken zijn. Ze hadden een bloembak en een platenspeler gestolen. Het derde misdrijf kan ik mij niet meer herinneren. Twee jaar geleden gebeurde er toevallig niets en vorig jaar had er één crimineel feit plaats:een woninginbraak. De criminaliteitscijfers stegen met 100 procent. Spectaculair natuurlijk. Herstappe stond weer in de belangstelling. Man bijt hond kwam hier filmen. ’s Avonds zaten die mannen uit pure miserie de straatstenen te filmen, omdat er niets gebeurde.’ Nee, het gaat er niet altijd even vredig toe, dat weet Grommen ook wel. ‘De clans, hè. Meestal gaat het om subtiele pesterijtjes. Een tijdje geleden moest ik uitrukken omdat iemand een afvalcontainertje op de openbare weg had gezet en dat niet wou verzetten. Daar is een dossier van honderd bladzijden over gemaakt. Onlangs hadden ze weer ruzie. Er was een boomtak van iemand van de ene clan twee centimeter over het hek van iemand van de andere clan gegroeid. Wat doe je dan? Luisteren en proberen te bemiddelen.’

In de Dorpsstraat is nog altijd geen leven te bekennen. De blinden van de meeste ramen zijn gesloten. Vanaf één hoog worden we door een paar ogen bespioneerd. ‘Ach, het is hier Brussel niet. De mensen zijn nogal wantrouwig tegenover vreemdelingen’, zegt Ghislain Simal. Hij is opgegroeid in Herstappe en werkt vandaag in het aannemersbedrijf van de burgemeester. ‘Misschien heeft Herstappe te vaak in de belangstelling gestaan. De gazetten, de boekskes..., allemaal zijn ze hier geweest. De mensen zijn dat beu. Zelfs de verkeerspolitie stond hier vorige maand. Ze wilden tonen dat er ook verkeerscontroles kunnen zijn in Herstappe. Een halve dag hebben ze hier met hun flitsapparaten gestaan. Er is geen enkele auto voorbijgereden.’

Simal lacht en haalt herinneringen op. Aan verlopen dorpsfiguren. Aan wilde bals. Aan de tijd dat ze nog dorpsmensen onder elkaar waren. Hij wijst naar een oud gebouw. ‘Daar heb ik nog les gekregen van meester Raymond. Hij had één klas, waar een twintigtal kinderen inzaten van het eerste tot het zesde studiejaar. Afwisselend gaf hij les in het Nederlands en het Frans. Sommigen gingen al van hun vierde naar meester Raymond. Eigenlijk zorgde hij dus ook voor een soort van fröbelonderwijs. Dat soort van poëzie vond je toen in Herstappe nog op straat.’ Simal zucht. Zwijgt. En herpakt zich: ‘We hebben allemaal veel geleerd van hem. In de jaren zeventig hebben ze het schooltje gesloten. Er zaten nog twee of drie kinderen op de school. Velen ging toen weg uit Herstappe. De mensen die zijn weggegaan, hebben het ver geschopt. De Renards zijn grote namen in het verzekeringswezen. En de Pirson is een hoge piet bij een of andere bank in Zwitserland. Niet te verwonderen: ze zijn allemaal perfect tweetalig dankzij meester Raymond. Nee, ze mogen zeggen wat ze willen. Herstappe heeft het goed gedaan.’

Een paar dagen later. Markovic nog eens opgebeld. Of hij niet wil reageren op de uitspraken van de burgemeester ? ‘Nee, ik zeg niets over Louwet. Het is veel te riskant. Waarom? Dat zeg ik niet. Publiceer maar wat je wilt. Oké ?’

Stijn Tormans

Frans Vuga

Foto’s Patrick De Spiegelaere

‘Herstappe ? Daar zeg ik niets over. Veel te riskant.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content