Acht jaar lang leven België en Nederland op voet van oorlog. De Belgische kwestie zorgt in heel Europa voor onrust. Tot Willem I in 1838 plooit onder druk van een economische crisis. Maar aan de onderhandelingstafel blijven de Belgen uiteindelijk toch de verliezers.

INFO : Volgende week: Een verhaal van kooplui en lilliputters.

Het is uiteindelijk een kwestie van geld. België accepteert het Verdrag van de XXIV artikelen uit 1831 met de dood in het hart. De Nederlandse koning Willem I zet zijn handtekening niet. Hij volgt een politiek van het status-quo, maar zit tegen 1838 compleet aan de grond. Zijn gok dat België uiteindelijk wel vanzelf in de schoot van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zal terugkeren, pakt verkeerd uit. België kent in het midden van de jaren dertig van de 19e eeuw een economische heropleving, terwijl Nederland met de rest van Europa op economisch vlak in een diepe put sukkelt. De opbrengsten uit de kolonies schieten te kort. Nederland heeft de terugbetaling van het Belgische aandeel in de staatsschuld dringend nodig.

In maart 1838 laat Willem de Britse minister van Buitenlandse Zaken Henry burggraaf Palmerston weten dat hij bereid is om het Verdrag van de XXIV artikelen te ondertekenen. Daarmee kan de scheiding van België en Nederland door de Conferentie van Londen helemaal worden afgewikkeld.

De Belgen merken overigens pas dat er een verandering op til is als enkele patriotten in het Luxemburgse dorpje Strassen proberen om een driekleur te hijsen en Pruisische soldaten die meteen strijken. Op 1 mei richt de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor alle zekerheid een motie tot koning Leopold om tegen een eventuele gebiedsafstand te protesteren. De Belgen hebben het Verdrag van de XXIV artikelen wel ondertekend, maar ze zijn eigenlijk niet van plan om de toepassing ervan voetstoots te accepteren. Leopold laat twee gezichten zien. Hij meldt de volksvertegenwoordiging dat hij haar wens deelt. Maar tegelijk verontschuldigt hij zich schriftelijk bij de chef van de Oostenrijkse diplomatie, Klemens prins von Metternich, dat de motie komt op een moment ‘dat hij bijna helemaal van het anarchistische canaille verlost is en de monarchistische gedachte in België veld wint’. De Belgische onafhankelijkheid wordt nog een jaar lang de inzet van een uitermate drukke diplomatieke activiteit.

De handel gaat voor

Er staat ook veel op het spel. De voorlopige situatie komt België bijzonder goed uit. Zolang Willem het Verdrag van de XXIV artikelen niet ondertekent, houden de Belgische rebellen Limburg en Luxemburg bezet. Ze voelen zich ook niet geroepen om hun deel in de staatsschuld te betalen. Maar het land heeft internationaal ook een zeer wankel statuut. De mogendheden geloven nog altijd niet echt dat België levensvatbaar is. In brede kring leeft bovendien het idee dat Brussel altijd de kant van Frankrijk kiest. Het land wordt daarom in het beste geval gedoogd, maar het wordt nog altijd niet als een volwaardige speler op het Europese toneel aanvaard.

Eigenlijk proberen de mogendheden – Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Pruisen en Rusland – op dat moment nog altijd om het evenwicht dat bij het Congres van Wenen in 1815 is afgesproken min of meer in stand te houden. Het gaat ze niet om Nederland of België. Ze willen boven alles vermijden dat er in Europa weer oorlog wordt gevoerd.

België moet in de eerste plaats proberen om economisch het hoofd boven water te houden. De industrie is afzetmarkten kwijt, er ontstaat overproductie en die heeft werkloosheid tot gevolg. De regering beschermt de landbouw met protectionistische maatregelen tegen de import van goedkoop graan en linnen uit Duitsland. Omdat zijn binnenlandse markt zo klein is, heeft het land snel nieuwe afzetmarkten nodig. In België en zijn Buitenlandse Politiek 1830-2000 (Uitgeverij Van Halewyck, Leuven, 2001) beschrijft de Gentse professor Rik Coolsaet hoe het Belgische buitenlandse beleid daarom vlug helemaal in het teken van de commercie staat.

De scheiding van Nederland treft ook de haven van Antwerpen, die zich net een grote plaats heeft veroverd in de handel met de Nederlandse kolonies. Om de eerste transithaven te blijven voor de handel tussen Engeland, Amerika en het Rijnland moet Antwerpen de slag met de superieure Nederlandse kanalen aankunnen. Het alternatief is de uitbouw van een spoorwegnet. De plannen die John Cockerill al in 1829 aan Willem I voorstelde, liggen een jaar later bij Leopold op tafel. Omdat er van een verbinding over Nederlands grondgebied geen sprake kan zijn, wordt Mechelen het centrum van een web van spoorlijnen, dat tegen 1843 alle belangrijke Belgische steden, industriële bekkens en handelscentra verbindt. Het verschaft de nieuwe staat voor alle andere een nieuw en modern transportsysteem.

De ligging van het kleine België maakt dat de grote Verenigde Staten snel diplomatieke betrekkingen met Brussel willen. De Amerikaanse reus is zelfs het eerste land waarmee de Belgische dwerg een handelsverdrag afsluit. Antwerpen is voor Washington de sleutel voor zijn export van katoen, tabak en rijst naar Duitsland. De VS heeft ook belangstelling voor Belgische wapens, chemicaliën en metaalproducten.

In de eerste tien jaar van zijn bestaan bouwt België aan een consulair netwerk dat de wereld omspant. De eerste Belgische consuls worden al midden 1831 benoemd: ze krijgen een post in Liverpool en in Messina. Acht jaar later heeft België consulaire diensten in meer dan honderd steden in twintig landen. De diplomatie plooit zich daarbij helemaal naar de behartiging van commerciële belangen. Ambassades worden, bij manier van spreken, geopend als zakenlui daar om vragen.

De regering zet er zakenlui ook toe aan om Belgische producten buiten Europa te presenteren en aan de man te brengen. Ze heeft daarvoor de volle steun van de koning, die grote belangstelling heeft voor het oprichten van koloniale nederzettingen overzee. De bedoeling daarvan is opnieuw om nieuwe afzetmarkten te vinden voor Belgische producten, terwijl anderzijds producten kunnen worden ingevoerd zonder dat er tol voor hoeft te worden betaald. Leopold weet van zijn jaren in Londen hoe belangrijk de koloniale politiek voor de Britse schatkist is. Maar de Egyptische pasja en de sultan in Istanbul worden het niet eens over een voorstel van Leopold om hem het eiland Kreta te verkopen. Er zijn plannen om iets met de Faröereilanden te doen en er wordt aan een landbouwkolonie in Guinea gedacht. In 1837 wil Leopold Nieuw-Zeeland onder Belgisch protectoraat brengen. In de Antillen suggereert een gezant dat België zich een eiland voor de kust van Cuba zou aanschaffen.

Het Huis Coburg

Leopold voelt zich ondertussen zo weinig met zijn land verbonden, schrijft E.H. Kossmann in De Lage Landen 1780-1940. Anderhalve eeuw Nederland en België (Elsevier Amsterdam/Brussel, 1976) dat hij de binnenlandse politiek aan zijn ministers overlaat. Hij bekommert zich alleen om het buitenlandse beleid en de landsverdediging, die hij zo veel belangrijker vindt. Dat is eigenlijk ook logisch: de nieuwe Belgische politieke leiders hebben geen ervaring met diplomatie. De Belgische buitenlandse betrekkingen werden daarvoor vanuit Parijs, Wenen of Den Haag geregeld. Leopold van zijn kant heeft contact met alle buitenlandse hoven. Zijn verblijf in Londen, zijn huwelijk met de Britse kroonprinses en later met een dochter van de Franse koning Louis Philippe maken dat hij de hele Europese adel persoonlijk kent. Hij voelt zich ook meer thuis in de kring van de aartsconservatieve Oostenrijkse prins Metternich dan in die van de Britse liberale lord Palmerston.

Dat stelt de Belgische koning ook in staat om een perfecte dubbele diplomatie te voeren, waarbij hij zich weinig gelegen laat aan de officiële Belgische vertegenwoordigingen. Zijn vertrouwensmensen zoals Christian Friedrich baron von Stockmar en Jules Van Praet hebben hun eigen contacten. In een brief aan Metternich, weet Rik Coolsaet, stelt Leopold een Belgische gezant voor als ‘iemand die nooit iets met de revolutie van doen had en die nooit iemand anders zal vertegenwoordigen dan zijn vorst’. De Belgische grondwet, die naar een helder politiek model streeft, kan niet verhinderen dat er zo in het hart van het systeem toch op een verdoken manier met macht wordt omgesprongen.

Overigens blijft ook de versterking van de invloed van het Huis Coburg voor Leopold een voortdurende zorg. Na de dood van zijn eerste vrouw laat hij zijn zus met de hertog van Kent trouwen. Uit dat huwelijk wordt in 1819 de latere Engelse koningin Victoria geboren. Als haar vader sterft, treedt Leopold elf jaar lang op als haar voogd. In 1836 kaart hij haar een huwelijksproject aan met zijn neef Albert.

Toch trekt de Belgische economie zich vooral op aan de uitbouw van het spoorwegnet. Dat trekt de metaalindustrie en de steenkoolnijverheid van 1835 af mee in een echte economische hausse. Het verbaast niet dat de Société Générale de Belgique in die ontwikkeling een rol van belang speelt. Die maatschappij is haar tijd vooruit: ze financiert niet alleen de staat, ze verstrekt daarnaast ook kapitaal aan het privé-bedrijf dat daarvoor in aanmerking komt. Het optreden van de Société Générale maakt dat ook van oorsprong orangistische industriëlen zoals Cockerill, die nochtans veel aan Willem te danken heeft, de Belgische onafhankelijkheid met andere ogen beginnen te bekijken. Dat orangisme heeft overigens ook in Vlaanderen niets met de prille Vlaamse beweging te maken. Het is een oud-liberale beweging, antiklerikaal, antiromantisch en Franstalig. Het orangisme gaat in 1839 samen met het unionisme ten onder, als er een einde komt aan de politiek van het status-quo.

De economische opbloei is helaas van korte duur. De andere landen volgen de Belgische trend niet en het kleine land kan zijn producten over de grens niet kwijt. Het verliest zijn glans en het wordt in de ogen van sommigen vlug weer een rijke provincie, maar een arme soevereine staat. Het blijft overigens tot op vandaag een paradox dat België in die tijd geroemd wordt voor zijn liberale grondwet, terwijl toch maar 1 van alle 95 inwoners kiesrecht heeft en 1 Belg op 7 zonder meer arm is. De helft van de Belgen kent ook de taal niet waarin het land wordt bestuurd.

Dood aan de protestanten!

De Belgische reactie op de intentie van Willem om de scheiding in het voorjaar van 1838 uiteindelijk toch te accepteren, schokt de mogendheden. Ze hebben de indruk dat Brussel bereid is om heel Europa de oorlog te verklaren of – veel erger – om overal stokebrand te spelen en revoluties te ontketenen. In Londen laat Palmerston meteen weten dat er geen sprake van kan zijn om de territoriale afspraken te herzien, die in het Verdrag van de XXIV artikelen zijn gemaakt.

De politiek die Leopold wil volgen, is eenvoudig: hij wil het status-quo zolang mogelijk laten duren. De weigering van Palmerston om de Belgische wensen nog maar in overweging te nemen, zet Leopold ertoe aan om zijn nichtje Victoria onder de arm te nemen, die ondertussen Queen Victoria is geworden. Ze antwoordt hem koel, maar beslist: jammer voor de Belgen, maar ze moeten zich houden aan de afspraken die in 1831 zijn gemaakt. In Parijs laat Louis Philippe zijn schoonzoon Leopold weten ‘que nous ne pouvons pas suivre le roi sur ce terrain. La France ne peut pas courir une chance de guerre.’

Over de houding van Pruisen en Oostenrijk kan geen twijfel bestaan. Metternich meldt dat als België zich niet uit Limburg en Luxemburg terugtrekt de onafhankelijkheid van het land zelf gevaar loopt. Pruisische troepen houden manoeuvres aan de grens. Omdat het gevaar voor wapengekletter echt te groot wordt, besluit Palmerston om een einde te maken aan het status-quo: in juli roept hij de Conferentie van Londen weer bijeen.

De Belgen veranderen het geweer daarom niet van schouder. Ze willen de onderhandelingen toespitsen op de verdeling van de schuldenlast en de doorvaart op de Schelde, maar zwijgen in alle talen over Limburg en Luxemburg. De Belgische diplomatie hoopt in stilte dat het tot afzonderlijke gesprekken met Willem komt, waarbij die Limburg en Luxemburg uiteindelijk wil ruilen voor geld. Leopold droomt ervan dat zijn Nederlandse collega er zelf bij de mogendheden op aandringt om zo’n ruil te accepteren.

Sylvain Van de Weyer, nog altijd de Belgische vertegenwoordiger op de Conferentie, waarschuwt Leopold meteen dat hij zich illusies maakt. De mogendheden zijn de Belgen ‘met al hun pretenties’ beu – de omschrijving is van de koning van Württemberg. Ze krijgen wel de toezegging van een forse vermindering van hun aandeel in de staatsschuld, maar hun territoriale eisen maken geen kans.

Op 13 november 1838 houdt Leopold bij de opening van het parlementaire jaar een forse toespraak in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij voegt daarbij een zin toe aan de tekst die door de regering was goedgekeurd – en krijgt minutenlang applaus. De Belgische belangen, zegt Leopold, zullen ‘met moed en volharding’ worden verdedigd. Het lijkt op een niet uitgesproken oorlogsverklaring aan de rest van Europa.

De koning schrikt van de gevolgen die zijn woorden hebben. Hij vraagt zijn regeringsleider Barthélémy-Théodore graaf de Theux de Meylandt om de politici in het parlement tot het gebruik van een meer gematigde taal aan te zetten, maar laat tegelijk ook het leger in staat van paraatheid brengen. De harde lijn is aan zet. Veel katholieken hopen opnieuw dat ze hun 400.000 geloofsgenoten in het Rijnland van het juk van de Pruisische protestanten kunnen bevrijden. In Brussel worden opruiende pamfletten verspreid: ‘Mort aux prussiens protestants!’. Radicale liberalen willen de revolutie van 1830 voortzetten in een meer sociale zin. Ze botsen daarbij met de meerderheid van de liberalen. Die heeft, zoals de Oostenrijkse gezant in Brussel aan Metternich schrijft, ‘zoals altijd in de eerste plaats oog voor haar portefeuille’.

Als Leopold de Nederlanders langs Franse weg voorstelt om Limburg en Luxemburg voor een eenmalige som af te kopen, weet Palmerston dat hij snel komaf moet maken met de Belgische kwestie. Op 6 december 1838 keurt de Conferentie een nieuw protocol goed, met het ontwerp van een definitief vredesverdrag dat aan België en Nederland zal worden voorgelegd. Het bevestigt het Verdrag van de XXIV artikelen, maar het Belgische aandeel in de schuld van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wordt fors verminderd. Bovendien worden de achterstallen op de afbetaling van die schuld ook kwijtgescholden.

De knip op de beurs

Daarmee is de diplomatie van Leopold mislukt. Internationaal hebben de Belgen zich weinig vrienden gemaakt. In Brussel is de sfeer zodanig verhit, dat het zowel voor de koning als voor de regering hachelijk is om het protocol te aanvaarden. Het Belgische leger begint manoeuvres. Frankrijk brengt troepen in staat van paraatheid. In Parijs roepen revolutionairen van het eerste uur, zoals Louis de Potter en Adolphe Bartels, op om een federatie te vormen tussen België en de Pruisische Rijnprovincies. Orangisten en republikeinen smeden complotten om Leopold van zijn troon te stoten. Er zijn er die de revolutie al zien uitbreken in heel Europa. Wenen, Berlijn en Moskou krijgen de indruk dat België weer een vrijhaven is voor oproerkraaiers van alle slag.

Nog één keer probeert Leopold om de gang van de geschiedenis tegen te houden. Op 2 januari stuurt hij Félix de Mérode en Etienne de Gerlache naar Londen en Parijs om steun te vragen voor een voorstel om Limburg en Luxemburg van Nederland af te kopen voor de eenmalige som van 100 miljoen frank. Hij vangt bot.

In Brussel spreekt Lazare Richtenberger uiteindelijk het beslissende woord, vertelt Rik Coolsaet in België en zijn Buitenlandse Politiek. De vertegenwoordiger van de bankiersfamilie Rothschild in België dreigt ermee om de geldkraan dicht te draaien als het land zich niet naar de beslissingen van de Conferentie van Londen voegt. De economische boom is dan voorbij. Ook de Belgische industrie houdt het hoofd ternauwernood boven water. Fabrieken sluiten, de waarde van de aandelen keldert, het krediet van de staat wordt uitgehold. België kan nog niet zonder de Rothschilds. De economische crisis dwingt alle partijen om voor een vreedzame oplossing van het conflict tussen België en Nederland te kiezen. Volgens E.H. Kossmann is er zelfs nooit een echt gevaar voor oorlog geweest: de Rothschilds zouden altijd op het gepaste moment de knip op de beurs hebben gehouden.

België kan in ieder geval geen kant meer uit. Ook de voorstanders van de harde lijn snappen dat het land onmogelijk alleen oorlog kan voeren tegen de rest van het continent. Ze weten ook hoe het de Polen is vergaan. Op 19 februari roept Barthélémy-Théodore de Theux de Kamers samen om ze de definitieve vredesverdragen ter goedkeuring voor te leggen. Rond het parlement heeft een bataljon van de infanterie postgevat. Ook in het parlement zelf worden soldaten opgesteld. Na twee weken van dramatische discussies wordt de tekst goedgekeurd.

Op 19 april 1839 ondertekent Sylvain Van de Weyer het verdrag in Londen in naam van de Belgische regering. Maastricht, Limburg over de Maas en Duitstalig Luxemburg worden definitief van België gescheiden. Een potentieel sterke staat zoals het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden valt in twee kleine, zwakke staatjes uiteen. Verstandige politici zoals Charles Rogier en de Nederlander Johan Rudolf Thorbecke kijken al meteen uit naar een mogelijkheid om de schade van de scheiding te beperken, maar het water blijft heel lang veel te diep.

In ruil voor het verlies van Limburg en Luxemburg wordt België wel een volwaardig lid van het 19e-eeuwse Europese statensysteem. Dat bevestigt in Wenen tenslotte ook de dan nog almachtige prins Metternich zelf. En daarmee kan de geschiedenis van België echt beginnen.

Door Hubert van Humbeeck

De Egyptische pasja en de sultan in Istanbul worden het niet eens over een voorstel van Leopold om hem het eiland Kreta te verkopen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content