Delhi, 18 maart. – In de loop van de gewelddadige twintigste eeuw bleek uitgerekend geweldloosheid een sterk wapen. Het werd scherp gesteld door Mohandas Karamchand Gandhi, die door zijn volgelingen Mahatma werd genoemd – ‘groot van ziel’. Hij was de jongste zoon van de vierde vrouw van zijn vader, de hoogste ambtenaar in een klein vorstendom in Gujarat in het westen van Indië. Een man, beslagen in het schipperen tussen de grillen van Indische prinsen en die van Britse koloniale heersers.
Gandhi stoelde zijn geweldloze actie op een groot religieus besef. Hij introduceerde het begrip satyagraha: in naam van de waarheid leven mensen zekere wetten niet na en ze accepteren de gevolgen van dat verzet. De volgelingen van Gandhi boden zich zo massaal vrijwillig bij de poorten van de gevangenis aan, dat het Britse bestuur er gewoon gek van werd. Gandhi lanceerde satyagraha in Indië in 1919, na zijn terugkeer van een lang verblijf in Zuid-Afrika. De discriminatie die hij daar ondervond, maakte van hem een politicus.
Er broeide in Indië onderhuids zoveel verzet dat het leek alsof Gandhi een vulkaan liet uitbarsten. Hij kneedde het oude Indian National Congress tot een geoliede politieke machine. Soms liep het ook fout. In februari 1922, bijvoorbeeld, vielen er in het dorp Chauri Chaura een groot aantal doden. Gandhi blies zijn campagne meteen af, maar hij werd toch gearresteerd en op 18 maart tot zes jaar cel veroordeeld wegens opruiing.
Het was niet zijn laatste kennismaking met de gevangenis. Zowel om toegevingen van de Britten af te dwingen als om zijn eigen partij in het gelid te krijgen, ging hij daarna geregeld in hongerstaking. Tussendoor trok hij zich voor langere tijd op het platteland terug om er met de boeren te leven. De wereld zag hoe Gandhi zelf achter het spinnewiel kroop: het werd een symbool voor zelfredzaamheid.
De onafhankelijkheid was uiteindelijk een grote ontgoocheling: Brits-Indië werd verdeeld in een hindoe- en een moslimstaat, India en Pakistan. Gandhi probeerde op zijn bekende manier het geweld dat met de scheiding gepaard ging in te dijken. Het leverde hem vijanden op aan beide kanten en in januari 1948 werd hij op straat doodgeschoten.
Mahatma Gandhi speelde zijn rol van bemiddelaar tot het einde. Tussen traditionalisten en modernen, stedelijke intelligentsia en boeren. Tussen de kasten en de onaanraakbaren. De Britten snapten er niets van. Ze zagen niet dat die onooglijk kleine man voor de eerste barst zorgde, die hun wereldrijk liet instorten.
Hubert van Humbeeck