De vergeten maatregel in het antiterreurplan

HANS BONTE: 'Onze Syriëstrijders zijn allemaal jongens die tot voor kort amper de binnenkant van een moskee hadden gezien.'

In het antiterreurplan van premier Michel is er geen sprake van een centrale hulplijn om radicaliserende jongeren aan te melden. Een gemiste kans, vindt de Vilvoordse burgemeester Hans Bonte.

Begin januari lanceerde het Samenwerkingsverband Nederlandse Marokkanen de Centrale Hulplijn Radicalisering. Vorige week werd een eerste balans opgemaakt: in totaal liepen bij de hulplijn zo’n 300 meldingen van verontruste ouders binnen. In 80 gevallen kwam er een gesprek met een vertrouwenspersoon aan te pas en werden de lokale autoriteiten op de hoogte gebracht. Opvallend genoeg zijn een derde van alle bellers autochtone ouders die zich zorgen maken over hun bekeerde zoon of dochter.

In België hebben steden zoals Mechelen, Vilvoorde, Antwerpen en, jawel, Molenbeek, een radicaliseringsambtenaar in dienst. Een centrale hulplijn bestaat echter niet. Verwonderlijk, want nergens in Europa is het probleem urgenter. Ons land staat niet toevallig bekend als grootleverancier van Syriëstrijders. Een centraal meldpunt ontbreekt ook in de nochtans forse lijst met repressieve en preventieve maatregelen die premier Michel vorige week in zijn antiterreurspeech aankondigde. ‘Jammer’, vindt Hans Bonte, de Vilvoordse SP.A-burgemeester die al jarenlang vooroploopt in de strijd tegen radicalisering. ‘Bij gebrek aan zo’n meldpunt bellen ouders of verwanten naar de burgemeester. Ik kan ervan meespreken. Vanmorgen kreeg ik nog een telefoon van een ongeruste moeder uit Antwerpen. Niet mijn eigen stad, maar blijkbaar ben ik voor heel Vlaanderen een aanspreekpunt geworden. Er is een enorme vraag naar kennis over radicalisering. Ik heb sinds Parijs alweer een stapel aanvragen ontvangen voor lezingen en panelgesprekken in binnen- en buitenland.’

Bewijst dat niet de behoefte aan een centrale hulplijn? ‘Ik zou het alleszins een schitterend initiatief vinden,’ zegt Bonte, ‘het liefst als gemeenschappelijk project van de drie gemeenschappen. Voor verontruste ouders maakt het niet uit of de telefoon in het Nederlands of in het Frans wordt opgenomen. En uiteraard moet het ook door de allochtone gemeenschap worden gedragen, anders raakt het nummer niet bekend. Maar het is geen wondermiddel, die bestaan helaas niet. Als ik naar de 28 Vilvoordse Syriëstrijders kijk, dan zie ik heel wat losers die uit een milieu komen waar men er nooit aan zou denken om een hulplijn te bellen.’

Het percentage ‘autochtone aanmeldingen’ bij de Nederlandse hulplijn is enorm hoog. ‘Een derde vind ik wel erg veel’, zegt Bonte. ‘Maar eigenlijk is het onderscheid tussen autochtoon en allochtoon in deze niet zo relevant. Het gaat om bekeerlingen, mensen die de islam pas hebben ontdekt en vallen voor de radicaalste, meest sloganeske versie. Dat geldt evengoed voor Marokkaanse als voor Vlaamse jongeren. Onze Syriëstrijders zijn allemaal gasten die tot voor kort amper de binnenkant van een moskee hadden gezien, laat staan dat ze ook maar enig benul van de Koran hadden.’

Erik Raspoet

‘Ik ben een aanspreekpunt. Zelfs ongeruste ouders uit Antwerpen bellen me op.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content