Tom Garcia van Vlinks staat stil bij het compromis dat de Vlaamse regering bereikte over de subsidies voor de sociaal-culturele verenigingen. ‘Laten we een flinke korrel zout nemen bij de bewering dan de N-VA “ook de eigen achterban durft aanpakken”.’
Na veel vijven en zessen, zoals het mooie Vlaamse spreekwoord luidt, kondigde de Vlaamse regering aan eindelijk een akkoord gevonden te hebben voor een besparing in de subsidies voor socio-culturele verenigingen. In dat akkoord, bij monde van minister-president Diependale “een compromis waar niemand tevreden mee is”, worden ook een aantal Vlaamsgezinde organisaties op het kapblok gelegd.
Dat wordt nogal makkelijk voorgesteld alsof de N-VA de moedige beleidspartij is die ook in eigen vel durft te snijden. Maar doet het echt zoveel pijn voor de heersende Vlaamsnationalisten?
De reden dat de getroffen verenigingen op de schraplijst kwamen was dat een commissie oordeelde dat ze te gesloten en te zeer etnisch exclusief zouden zijn. Wat vreemd is. Van de geviseerde Vlaamsgezinde verenigingen zou je enkel de Vlaamse Volksbeweging misschien nog enigszins etnische bekrompenheid kunnen aanwrijven maar de andere, zoals het Vlaamse Kruis, Cultuurlab Vlaanderen en Cultuursmakers — kun je bezwaarlijk van enig etnocentrisme beschuldigen.
De ironie is dat net dat het zo eenvoudig maakt voor N-VA om ’toegeeflijk’ te zijn.
In werkelijkheid zijn dit namelijk verenigingen die niet meteen het soort Vlaamsgezindheid uitdragen die strookt de heersende ideologische lijn van de N-VA. Hun Vlaamse identiteit is sociaal, cultureel, verbindend — en dus verdacht links in de ogen van de huidige rechtse mainstream.
Het Vlaamse Kruis is geen identitair vlaggenschip maar een sociaal-medische organisatie. Cultuurlab Vlaanderen en Cultuursmakers leggen zich met overgave toe op cultuurparticipatie, diversiteit, buurtwerk, interactie tussen culturen: allemaal zaken die in een verhard nationalistisch discours snel als “soft”, “elitair” of “linksig” worden weggezet.
Eerder al werden de subsidies voor Aan De IJzer al geschrapt. Ook daar ging het om een historische, Vlaamsgezinde organisatie die als té open, té vredesgericht en té sociaal geïnspireerd is voor wie het Vlaamse verhaal liever vernauwt tot een identitaire loopgraaf.
Het is geen toeval dat net deze organisaties, met wortels in een sociaal-emancipatorische traditie van de Vlaamse beweging, nu systematisch de hakbijl voelen. Laten we dus een flinke korrel zout nemen bij de bewering dan de N-VA “ook de eigen achterban durft aanpakken”. Het is geen grootmoedige knieval, maar eerder een ideologische meevaller. Het zijn verenigingen die een andere invulling geven aan Vlaams engagement — minder hard, minder polariserend, minder bruikbaar voor electorale mobilisatie — die worden geofferd.
De besparingsretoriek waarmee men dit verpakt, klinkt stoer maar is vooral hol. Het vraagt geen enkele politieke moed om subsidies te schrappen bij organisaties die men toch al ideologisch afschreef. Het is geen daad van zelfopoffering om die delen van de Vlaamse beweging te treffen die men toch niet de moeite waard vindt. Het is, integendeel, de meest comfortabele keuze denkbaar: men kan naar buiten toe stoer doen dat “niemand wordt gespaard”, terwijl men intern precies die spelers treft die men toch liever kwijt dan rijk is.
Kortom: dit was geen strategische zelfkastijding van een Vlaams-nationalistische partij die zogezegd haar eigen achterban niet ontziet. Dit was een gemakkelijk manoeuvre dat perfect past in een rechtlijnige ideologische zuivering van het middenveld. Wat sneuvelt, is niet het Vlaamsgezinde veld, maar de sociaal-culturele vleugel ervan — net die vleugel die vandaag het meest nodig is en het minst wordt gewaardeerd.