Rosas in wereldpremière met Cesena in Avignon

© Herman Sorgeloos

Over enkele dagen gaat de nieuwste voorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker in wereldpremière in Avignon. Een gesprek.

Choreografe Anne Teresa De Keersmaeker beleeft hoogtijdagen, maar veel feestgedruis komt daar niet bij te pas. Een gesprek in de aanloop naar de première van Cesena op het festival van Avignon. En sourdine, dat wel.

Nee, over het verleden wou ze het niet echt hebben. En over haar manier van werken ook niet. Haar fascinatie voor popmuziek – The White Album van The Beatles was niet zomaar de inspiratie voor de productie The Song -, daar bleef zo ook liever stoïcijns stil over. Tot de naam ‘Prince’ viel. “Wat een fantastische muzikant! En wat een danser!” Heel even verloor Anne Teresa De Keersmaeker – danseres, choreograaf en artistiek leider van het dansgezelschap Rosas – haar cool. Fonkelende ogen. De vlam in de grande dame van de hedendaagse dans.

Niet dat De Keersmaeker op waakstand staat, ze beleeft een indrukwekkend jaar. Ze schreef ‘het bericht’ – een open brief – voor de Internationale Dag van de Dans op 29 april. In mei werd Rain, een Rosascreatie uit 2001, opgenomen in het repertoire van L’Opéra National de Paris. Op 16 juli gaat Cesena in première op de Cour d’honneur van het Palais des Papes tijdens het festival van Avignon. En onlangs, op 11 juni, ontving ze in Durham de Samuel H. Scripps/American Dance Festival Award for Lifetime Achievement.

Anne Teresa De Keersmaeker: Wat zeg je op zo’n uitreiking? Dat het – eerlijk – een eer is. Ik ben in 1980, na twee jaar Mudra, naar New York getrokken omdat de geschiedenis van de moderne en postmoderne dans intrinsiek verbonden is met de geschiedenis van Amerika. Ik heb er een fantastische tijd beleefd. Ik combineerde een academische opleiding met een danstechnische opleiding. Tot ’s avonds kon ik in de studio’s werken. En ik zag er veel beeldende kunst, theater, musical, straatdans en het werk van meesters als Trisha Brown en Merce Cunningham.

Toen ik in januari 2011 Violin Phase (een deel uit Fase, 1981, nvdr.) in het MoMA danste, voelde dat als thuiskomen. Dat ik nu die prijs krijg, is een bezegeling van mijn speciale band met de Amerikaanse dansgemeenschap.

Waarom trok u destijds naar New York?

De Keersmaeker: Ik wilde choreografie en danstechniek leren. Er was geen ambitieus plan. Ik deed alles stap voor stap. Vanuit een grote interesse en passie. Ik zocht een taal waarmee ik mijn relatie tot de wereld kon vormgeven, en beweging en dans leken me de beste keuzes. In de dans kun je de abstractste ideeën belichamen. Je werkt met wat het meest zichtbaar en het meest geheimnisvoll is: het lichaam. Zelfs al ontcijferen we alle mechanieken van ons lichaam, het blijft een geheim huis waarin onze ervaringen zijn opgeslagen. Ik geloof in de retorische capaciteiten van het lichaam. Het maakt ons herkenbaar én uniek. Dansen is mijn manier van denken.

Hoe gaat u om met de geschiedenis van de dans?

De Keersmaeker: Dans vergeten we snel omdat het lichaam vergankelijk en sterfelijk is. De enige sporen die overblijven, zijn teksten, foto’s of herinneringen. Maar ik heb geen problematische relatie met de traditie of het repertoire. Het repertoire laat toe te kijken naar het verleden. Het biedt een perspectief.

Noteert u alles nauwgezet, om uw danstaal vast te leggen?

De Keersmaeker: Het vastleggen van repertoire beperk ik. Dansnota’s zijn maar nota’s die de dramaturgische structuur en de grote lijnen van de architectuur weergeven. Ze tonen het gedetailleerde vocabularium niet.

Momenteel werk ik wel, samen met Bojana Cvejic, aan een boek waarin het ambachtelijke creëren van mijn vier vroegste werken (Fase, Rosas danst Rosas, Elena’s Aria en Bartók/Mikrokosmos) middels interviews en tekeningen minutieus geanalyseerd wordt.

En er komt een documentaire over het werkproces van Rain in L’Opéra National de Paris.

De Keersmaeker: De cineasten Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes volgden het proces. Het is geen sinecure om in zo’n instituut en met balletdansers – die een andere techniek en hiërarchie hebben – Rain (met repetitieve muziek van Steve Reich, nvdr.) in te studeren. Die dansers moeten leren om anders op de scène te ‘zijn’. Dat een van ’s werelds belangrijkste klassieke dansgezelschappen de openheid heeft om hedendaags repertoire te tonen, is een belangrijk statement. Rain staat er minstens vijf jaar op het repertoire. Ook voor het publiek is het een aparte belevenis. Zowel qua dans als qua muziek.

Hoe luistert u naar muziek?

De Keersmaeker: Als choreograaf tracht ik te tonen wat ik zo mooi vindt aan bepaalde muziek. Muziek is een in de tijd geconstrueerde harmonische ruimte. Muziek heeft een bepaalde architectuur. Door ze aan te voelen en te analyseren wil ik die architectuur inzichtelijk maken. Zodat je, als toeschouwer, begrijpt hoe die muziek geconstrueerd en gedacht is. Daardoor ontwaar je de schoonheid ervan.

In het juninummer van het podiumkunstenblad Etcetera schrijft dramaturg Jeroen Peeters dat ‘de ontwikkeling van de eigen danstaal nog nauwelijks een prioriteit is van jonge choreografen’. Bent u het daarmee eens?

De Keersmaeker: Een danstaal is een taal waarin je communiceert met de wereld. Door die bewegingstaal kun je, vanaf de scène, reflecteren over de complexe wereld waarin je leeft. En ja, soms ervaar ik dat als een probleem bij de jongere generaties. Er zijn heel veel ideeën, maar er is heel weinig visie.

Een gevolg van de doldraaiende wereld?

De Keersmaeker: Er heerst een soort snelheid en veelheid. Daardoor raast men voorbij aan de eenvoudige vraag naar de visie op dans en de plaats die kunst inneemt in een identiteit en de wereld waarin iemand staat. Ik hou meer en meer van traagheid en stilte. Dat is noodzakelijk om te kunnen verantwoorden waarom je danst. Anders wordt dans zo snel narcistisch.

Verandert uw danstaal mee met de wereld?

De Keersmaeker: Mijn taal verandert mee met de manier waarop ik me tot de wereld verhoudt én door de mensen met wie ik samenwerk. Cesena is, net als Keeping Still (2007) en En Atendant (2010) dat in de binnentuin van het Cloître de Célestins stond, een voortzetting van mijn samenwerking met lichtkunstenaar Ann Veronica Janssens. Het zijn creaties waarin ik naar de meest sobere, ecologische manier zoek om me tot de natuurlijke, gebeeldhouwde ruimte te verhouden. Zonder scenografische overtolligheden. Het is een uitnodiging om anders naar dans en naar onze omgeving te kijken. In En Atendant zag je de lichamen langzaam verdwijnen in het ondergaande zonlicht. In Cesena zul je de dansers langzaam in het licht van de opgaande zon zien opdoemen.

Cesena is de eerste samenwerking met de zangers van Graindelavoix.

De Keersmaeker: Die samenwerking is erg apart. Er zijn geen instrumenten. Enkel stemmen. Het tegelijkertijd dansen en zingen, is een intens en voor mij nieuw, leerrijk proces. Het is zoeken naar een manier om muziek met zo’n complexe schriftuur als de Ars subtilior te belichamen. Die zoektocht maak ik samen met Björn Schmelzer, de Rosasdansers en de zangers van Graindelavoix. Schmelzer bezit een eigenzinnige en muzikaal gezien erg juiste benadering van de oude muziek. Zijn benadering is geankerd in het lichaam. Hij heeft een grote historische kennis en zoekt naar wat iemand bewoog om die muziek te schrijven. Samen werken we aan de beweging en de zang. Vanuit het zingen ontstaan de danszinnen.

Die zinnen drukken uw respect voor de natuurlijke omgeving uit.

De Keersmaeker: Ik zoek naar hoe de orde in de natuur zich manifesteert in de wetmatigheden van ons lichaam. Onze relatie tot de natuur is het thema van de eeuw. De arrogantie waarmee met de natuur wordt omgegaan en de illusie van de wetenschap die denkt de natuur volledig te kunnen beheersen. Dat zal zich tegen ons keren. Er is een limiet. We kunnen niet steeds meer en meer en meer willen.

Els Van Steenberghe

Cesena, van 16 tot 19 juli op het Festival van Avignon. Daarna op internationale tournee. Meer info vindt u op de site van Rosas.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content