Stilstaan bij ‘foute relatie’ op Valentijn: investeringen in fossiele brandstof

Fosiele brandstoffen © Reuters

De dag waarop de liefde gevierd wordt, is ook het ideale moment om eens stil te staan bij een heel foute relatie, vinden de initiatiefnemers van de Global Divestment Day. Die relatie, tussen investeerders en fossiele brandstofbedrijven, staat onder toenemende druk van buitenaf en beide partners worden zenuwachtig.

Amerikaanse klimaatorganisaties als 350.org en het Fossil Free project zijn de drijvende krachten achter de Global Divestment Day, gehouden op 13 en 14 februari. Er zijn betogingen gepland in onder meer New York, Londen en Amsterdam, maar de beweging is veel groter dan een actiedag doet vermoeden.

Al jaren neemt de druk op grote investeerders gestaag toe om hun geld terug te trekken uit vervuilende brandstoffen. Universiteiten, pensioenfondsen en overheden: een voor een gaan ze overstag en trekken ze hun posities in fossiele brandstoffen terug.

Apartheid

Het verhaal ontstaat in 2011 op enkele universiteitscampussen in de VS, waar studenten lokale protestacties organiseren tegen investeringen in fossiele brandstoffen. Zo’n boycot maakte mee een einde aan de Apartheid in Zuid-Afrika, en zou ook een krachtig middel kunnen zijn in de strijd tegen de klimaatverandering, redeneren de studenten. Want terwijl de wetenschappelijke rapporten steeds alarmerender worden, leveren internationale klimaatgesprekken niets op en blijven olie- en steenkoolbedrijven steeds drastischer te werk gaan op zoek naar energie, onder meer in het noordpoolgebied, de Canadese teerzanden of via schaliegaswinning.

In december beslist het Hampshire College, de eerste school die alle investeringen in Zuid-Afrika had teruggeschroefd, hetzelfde te doen met fossiele brandstoffen. De toon is gezet: niet alleen de olie-, gas- en steenkoolsectoren zijn schuldig, maar ook iedereen die erin investeert. Wat begon als losse acties, groeit uit tot een coalitie van organisaties en actiegroepen.

Risico

De argumentatie van de coalitie volgt twee sporen. Ten eerste, zeggen ze, is het moreel verwerpelijk om winst te halen uit bedrijven die met hun activiteiten de planeet en toekomstige generaties in gevaar brengen door de uitstoot van broeikasgassen. Dat geldt in het bijzonder voor publieke sectoren zoals overheden en onderwijs- of gezondheidsinstellingen.

Maar ook het tweede argument maakt vaak evenveel of zelfs meer indruk: investeringen in vuile brandstoffen zijn economisch risicovol. De internationale gemeenschap is immers overeengekomen om de klimaatverandering onder de 2 graden Celsius te houden. En om dat te doen, moet 80 procent van de bekende wereldwijde reserves aan fossiele brandstoffen in de grond blijven, blijkt steeds duidelijker uit wetenschappelijke rapporten, onder meer van het Internationaal Energieagentschap (EIA).

Vroeg of laat komt er een internationaal klimaatakkoord, klinkt het, en dan zitten de olie- en steenkoolproducenten opgescheept met gigantische, onbruikbare voorraden. Die zogenaamde “stranded assets” hebben enorme investeringen gekost, maar brengen niets op. Ook de snelle opmars van hernieuwbare energiebronnen vergroot de kans op financieel verlies voor de investeerders.

Olie-industrie, Rusland
Olie-industrie, Rusland© Reuters

Sneeuwbal

In 2014 komt de campagne echt op stoom. In mei gaat na een lange en harde campagne de prestigieuze Stanford University overstag. Het investeringsfonds van de universiteit is een van de grootste, geschat op een waarde van 18,7 miljard dollar. De Zuid-Afrikaanse aardsbisschop Desmond Tutu zet zijn schouders onder de campagne, die hij “de snelste groeiende campagne in zijn soort in de geschiedenis” noemt.

Bijna tegelijk kwam het nieuws dat de Rockefellers, die het familiefortuin verdiend hadden met olie, hun investeringsfonds ter waarde van zo’n 860 miljoen dollar zouden zuiveren van fossiele brandstoffen. In september 2014 haalt de campagne een mijlpaal: investeringsfondsen voor in totaal 50 miljard dollar hebben zich al aangesloten.

Zenuwachtig

En ook dit jaar verliest de campagne niet aan snelheid. Vorige week nog kondigde het grootste investeringsfonds ter wereld, het Noorse pensioenfonds GPFG met een waarde van 750 miljard euro, aan dat het tientallen steenkoolbedrijven uit de portfolio heeft geschrapt.

Olie- en steenkoolbedrijven doen er dan ook steeds minder lacherig over en worden stilaan in het defensief gedrongen. Vorig jaar nog probeerde Shell de aandeelhouders in een brief gerust te stellen dat olie zeker tot 2050 nodig zal zijn. Bedrijven als Shell en BP krijgen ook op aandeelhoudersvergaderingen steeds vaker lastige vragen.

In de aanloop naar Global Divestment Day schakelde de olielobby een versnelling hoger. Maandag nog publiceerde een lobbygroep, de Independent Petroleum Producers, een studie waaruit moet blijken dat divestment financieel een slecht idee is. Het rapport oogstte vooral spot, toen bleek dat de sector berekeningen had gemaakt op basis van data die teruggingen tot 1965, lang voor er sprake was van de klimaatverandering of de opkomst van hernieuwbare energie.

Medeplichtig

“De divestment-campagne raakt een gevoelige plek”, zegt Joeri Thijs van milieuorganisatie Greenpeace. “Het morele argument tegen publieke en private instellingen die nog geld stoppen in de fossiele sector is heel sterk. Zij worden medeplichtig aan de schade die de fossiele sector toebrengt.”

Maar de campagne legt ook de economische kern van het probleem bloot, zegt Thijs. “Namelijk dat oliebedrijven en hun investeerders de harde realiteit negeren die resulteert uit de grens van 2 graden opwarming. Daarvoor, zegt ook het Internationaal Energieagentschap IEA, moet ongeveer 80% van de voorraden blijven waar ze zijn.”

Deze realiteit is nog niet doorgedrongen bij de sector. “Maar de olie- en steenkoolsector begint wel in te zien dat de divestment-campagne aan kracht wint en dat hun businessmodel wel eens in het gedrang zou kunnen komen.” (IPS)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content