Moet de natuur rechten krijgen?

Van de 8 miljoen bestudeerde planten en dieren zijn er 1 miljoen op korte termijn met uitsterven bedreigd.

Door menselijke activiteit zijn een miljoen planten en dieren met uitsterven bedreigd. Om haar impact terug te schroeven, moet de mensheid zichzelf opnieuw uitvinden. En waarom zouden we de natuur geen rechten geven?

Er is 3 jaar aan gewerkt door 450 experts uit 50 landen die meer dan 15.000 studies onder de loep namen: het 1800 pagina’s tellende rapport van het IPBES, het panel van de Verenigde Naties voor biodiversiteit – een tegenhanger van het veel bekendere VN-klimaatpanel IPCC. Het lijvige document, dat eind april is voorgesteld, windt er geen doekjes om: van de 8 miljoen bestudeerde planten en dieren zijn er 1 miljoen op korte termijn met uitsterven bedreigd.

Wereldwijd hebben menselijke activiteiten driekwart van het land ‘ernstig gewijzigd’. De jongste eeuw is de populatie van soorten op het land gemiddeld met minstens 20 procent afgenomen, vooral door landbouw en jacht. De zee is er amper beter aan toe: twee derde van het marien milieu is door de mens beschadigd. Van de koraalriffen en de mariene zoogdieren is een derde bedreigd. De ecosystemen op aarde vermageren en versnipperen drastisch. Zo gaan ook de vele ecosysteemdiensten verloren die de natuur gratis levert. Denk aan voedselvoorziening, bestuiving, water- en luchtzuivering of CO2-opslag.

Volgens het rapport kan de mensheid haar zelfopgelegde doelstellingen ter bescherming van de biodiversiteit tegen 2020 en zelfs 2030 niet halen. De negatieve trends zullen zich tot minstens 2050 doorzetten, tenzij we snel van koers veranderen – ‘van lokaal tot mondiaal’. De VN bevelen politici in de eerste plaats aan ‘weg van het te beperkte paradigma van economische groei’ te gaan. In het wetenschappelijke topvakblad Science vat een commentator het zo samen: ‘We zullen de natuur en haar voordelen voor ons de prioriteit moeten geven. In alles wat we doen.’

Het vuilnisbakgeheim

In de wijde wereld blijft het ondertussen business as usual. Laten we een kleine greep doen uit de massa recente berichten over verdere natuurverloedering. Canada, om te beginnen, laat toe dat jaarlijks 630 van zijn ongeveer 16.000 ijsberen geschoten worden ‘om conflicten met mensen te vermijden’. De Europese jagersfederatie lobbyt onvermoeibaar bij de Europese Commissie om jacht op de beschermde wolf mogelijk te maken. ‘Daardoor zal het maatschappelijke draagvlak voor de wolf vergroten’, zegt ze. Het dier zal dus op meer tolerantie kunnen rekenen als iedereen weet dat jagers eventuele problemen wel zullen ‘oplossen’? Je moet er maar op komen. In het Verenigd Koninkrijk reageren boeren dan weer furieus op een beslissing om de vergunning om op miljoenen ‘schadeveroorzakende’ vogels te schieten – duiven, gaaien, kraaien – moeilijker verkrijgbaar te maken.

De gedachte dat innovatie en technologie uitwegen zullen bieden, vertaalt zich doorgaans in maatschappelijke lethargie en politieke inactiviteit.

Hoe groter de landbouwproductie in een bepaald gebied wordt, hoe lager de biodiversiteit. Dat wijst een studie in het vakblad Global Change Biology uit. Een gemiddelde stijging van de productiviteit met 20 procent impliceert een biodiversiteitsverlies van 9 procent. Als een gebied met een middelmatige productiviteit opgekrikt wordt naar een hogere productiviteit, gaat een kwart van de soorten meteen verloren.

Ook afval wordt een almaar groter probleem, met plastic op kop. Elk jaar belandt daar 8 miljoen ton van in de oceaan. Een ontnuchterend verhaal in het blad New Scientist kaart het ‘duistere geheim van de vuilnisbak’ aan. En dat geheim is: ‘plastic afval is in essentie waardeloos’ – je kunt er zo goed als niets meer mee doen. ‘Niet technologie maar menselijk gedrag’ moet de oplossing bieden. Anders gezegd: wij moeten minder gaan vervuilen. Die uitdaging is niet min: in hun relatie tot hun natuurlijke leefomgeving zijn de meeste mensen notoir laks.

In Science beschrijven wetenschappers een nieuw probleem met plasticvervuiling: ze bedreigt koraalriffen. Op drijvend plastic reist een speciale microbegemeenschap mee, met stammen die koraaldiertjes ziek maken. Die ziektes vallen onder de noemer ‘wit syndroom’. Dat is iets anders dan het verbleken van koraalriffen door de klimaatopwarming: als het te warm wordt, stoten de koraaldiertjes de wiertjes af waarmee ze in symbiose leven. Zo verliezen ze tegelijk hun kleur en hun voornaamste energiebron. Plasticvervuiling en klimaatopwarming tegelijk, daar kunnen koraalriffen niet tegenop. Wereldwijd begeven ze het massaal.

Geassisteerde evolutie

Sommige wetenschappers wachten niet tot de mensheid klaar is voor drastische maatregelen. Ze proberen soorten meer weerstand tegen onze aanslagen op hun welzijn te geven, via wat ze ‘geassisteerde evolutie’ of ‘crisisnatuurbeheer’ hebben gedoopt. Op koraaldiertjes enten ze bijvoorbeeld wiertjes die hogere temperaturen beter verdragen. En door genetisch in te grijpen proberen ze ook de diertjes zelf meer weerstand te geven.

Dat laatste kan bijvoorbeeld door verschillende soorten koraal te kruisen, in de hoop dat hun gemeenschappelijke kenmerken hun extra weerstand geven, ook tegen bacteriële ziekten. Zo creëer je wel nieuwe soorten, maar die techniek is aanvaardbaar omdat het alternatief – aan de lopende band soorten verliezen – veel minder wenselijk is.

De natuur zelf doet soms iets vergelijkbaars. Science berichtte recent over een Amerikaans marien tandkarpertje dat weerstand had verworven tegen toxische stoffen door menselijke vervuiling. Een kruising met een tandkarpertje uit een andere regio, dat met het ballastwater van schepen in zijn leefgebied was ingevoerd, had daarvoor gezorgd. Maar dat is een uitzondering. Als soorten er niet in slagen zich snel aan te passen aan de menselijke dominantie, zijn ze doorgaans verloren.

Stemmen gaan op om almaar grotere stukken land op zijn minst braak te laten liggen, en ze eventueel te koloniseren met dieren en planten die elders in de problemen komen. Actief dieren en planten stimuleren – rewilding heet dat in het jargon – wordt populairder als concept.

Gelukkig groeit het aantal mensen die echt begaan zijn met natuurbehoud en een gezond leefmilieu. Dat gebeurt deels noodgedwongen, omdat vervuiling en natuurverlies onze gezondheid en ons welzijn kunnen bedreigen, en deels uit overtuiging.

Eind vorig jaar verscheen in Science een prachtig pleidooi dat een uitweg uit de biodiversiteitscrisis kan bieden. Waarom is de mensheid niet in staat haar ongebreidelde expansie in te perken? Die vraag vormt het uitgangspunt. Om de uitsterving te stoppen, de klimaatopwarming te beperken, de vervuiling te verminderen en de middelen aan te reiken om armoede, voedselonzekerheid en gedwongen migratie tegen te gaan, zo lezen we in het indrukwekkende essay, is deze aanpak de zekerste: we moeten ‘de mensheid opnieuw uitvinden’ en zo onze impact op de ecosfeer terugschroeven. Over de vraag hoe realistisch dat concept is, kun je discussiëren. Maar tot nadenken stemt het in ieder geval.

Juristen Hendrik Schoukens en Gwijde Vermeire willen namens 100 beschermde bomen mede-eisers worden in de Klimaatzaak. Dat is een precedent.

Stilzwijgend postulaat

Het essay verwijst naar een ‘stilzwijgend postulaat’ dat aan de basis van ons gedrag ligt: de mensheid waant zichzelf superieur aan andere levensvormen en zet hen, en hun biotopen, naar hartenlust voor eigen gebruik in. ‘Menselijke suprematie is het onderliggende grote verhaal dat de trend van “altijd maar meer” normaliseert.’

Als de mensheid doordrongen zou zijn van diepe bewondering voor het andere leven, zo stelt het essay, zou het uitsterven van soorten haar onmiddellijk doen ingrijpen. Nu wordt zulk nieuws droogjes vermeld in korte berichten in de mainstreammedia – waarna we overgaan tot de orde van de dag. Stellen we toch actie in het vooruitzicht, dan is die meestal geïnspireerd door het geloof dat mensen ‘ingenieus, intelligent en veerkrachtig’ genoeg zullen zijn om de problemen aan te pakken. Maar de gedachte dat innovatie en technologie uitwegen zullen bieden, vertaalt zich doorgaans in maatschappelijke lethargie en politieke inactiviteit.

Daarom moeten we, zo oppert het essay, weg uit die ratrace van ‘altijd maar meer’ (inclusief meer en meer mensen). We moeten onze economie van uitputten, overproduceren, weggooien en vervuilen inruilen voor een minder drukke en minder belastende economie die ook ecologisch vriendelijker is. Dan zouden we ons kunnen terugtrekken uit substantiële delen van de wereld, en die aan de natuur teruggeven.

Eminente wetenschappers hebben er eerder al voor gepleit om de helft van het land (en een groot deel van de zee) als natuur te beschermen. Dat betekent niet dat er geen mensen meer zouden mogen wonen, wel dat zij een grote vorm van harmonie met die natuur zouden moeten nastreven.

Grootschalig natuurbehoud is een van de meest onderschatte pijlers in de strijd tegen de klimaatopwarming, alleen al omdat we er grote hoeveelheden CO2 mee uit de atmosfeer kunnen halen en opslaan. Het Science-essay geeft toe dat die natuurmaatregelen ‘minder glamoureus’ zijn dan technologische doorbraken, maar ze zouden wel een stuk efficiënter zijn. En ze zouden de bron van het probleem aanpakken: de gigantische druk van de mens op zijn leefomgeving. Ze zouden ook bijdragen tot een nieuw wereldbeeld, dat ‘niet meer gehinderd wordt door menselijke oppermacht’.

Voogden voor de natuur

Een eerste stap in die richting zou het toekennen van wettelijke rechten aan de natuur zijn. Ook daar had Science onlangs een verhaal over. Het vertrok van de vaststelling dat de huidige wetgeving wereldwijd wel in staat is om de vernietiging van natuur te reguleren, maar niet om die te stoppen. Naar analogie van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die (nog) niet in staat is gebleken ieders rechten te garanderen maar wel als een morele blauwdruk werkt, zou er een soort moreel rechtskader rond natuur en natuurvernietiging moeten komen.

Bij dierenrechten gaat het dikwijls om individuele dieren, natuurrechten zouden een stap verder gaan. Ze zouden om ecosystemen kunnen draaien. In Zuid-Amerika waren er enkele vroege precedenten: Bolivia heeft grondwettelijke rechten toegekend aan Moeder Aarde en Ecuador aan Pacha Mama, een inheemse godin die de planeet symboliseert. De laatste jaren heeft Nieuw-Zeeland rechten toegekend aan een rivier, Colombia aan het Amazonewoud en India aan het dierenrijk in zijn geheel. Zelfs paus Franciscus heeft in zijn encycliek Laudato Si’ opgeroepen tot een nieuw wettelijk raamwerk om ecosystemen te beschermen. Hij hekelde in een moeite door het ’tirannieke antropocentrisme’.

Om haar rechten te laten gelden, heeft de natuur voogden nodig. In ons land is onlangs een precedent gecreëerd. De Vlaamse juristen Hendrik Schoukens en Gwijde Vermeire dienden op 3 mei bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel een verzoekschrift in om mede-eisers te worden in de Klimaatzaak, die de Belgische overheden aansprakelijk wil stellen voor hun nalatigheid in de strijd tegen de klimaatopwarming. Ze deden dat namens honderd beschermde bomen!

De logica van Schoukens en Vermeire is dat bomen een deel van het probleem én van de oplossing zijn. Ze kunnen kreunen onder de gevolgen van de klimaatopwarming, maar ze kunnen ook CO2 uit de lucht halen en opslaan – je zou ze dus twee keer als ‘belanghebbende partij’ kunnen kwalificeren. Benieuwd hoe dat gaat aflopen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content