Is uw hond gelijk aan uw kind?

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Rechtszaken waarin burgers milieudelicten aanklagen, zitten in de lift. Natuurverenigingen protesteren meer en meer via juridische weg tegen milieuonvriendelijke activiteiten, ook van de overheid. De vraag naar aparte rechtbanken voor milieurecht wordt steeds nadrukkelijker.

Het lijkt recht uit Reinaert de Vos te komen, maar het gebeurde echt: in de middeleeuwen werden er in onze streken geregeld processen gevoerd tegen dieren. Meestal werden de dieren beschuldigd van het veroorzaken van schade aan mensen en voedselbronnen. Het gespecialiseerde tijdschrift Animal Law gaf in 2011 een bloemlezing van bekende voorbeelden. In 1266 werd in Frankrijk een varken veroordeeld omdat het een kind had opgegeten. Het varken werd verdedigd door advocaten, maar het mocht niet baten: het dier werd schuldig bevonden en veroordeeld tot eerst marteling en vervolgens publieke executie. Het werd daarbij als man verkleed.

De Klimaatzaak is vastgelopen in een moeras van Belgische gebruiken, zoals de vraag of het proces in het Frans of het Nederlands moet worden gevoerd.

De meerderheid van de rechtszaken tegen dieren draaide om varkens. De beesten liepen toen vrij rond in de straten en konden niet altijd aan een eigenaar worden toegeschreven. De processen waren geen indicatie van dierenliefde of aandacht voor dierenrechten, wel een gevolg van doorgedreven juridisch formalisme in het schadeloosstellen van mensen. Doorgaans kwamen de dieren er bekaaid af. Er is wél een geval bekend van een ezel die werd vrijgesproken van onaanvaardbaar gedrag: een man werd ter dood veroordeeld wegens bestialiteit, maar de ezel in kwestie werd vrijgesproken wegens zijn (of haar) goed gedrag. In een andere zaak werden de biggen van een voor de moord op een kind veroordeeld varken vrijgesproken, omdat niet kon worden aangetoond dat ze hadden deelgenomen aan het misdrijf. Maar de executie van hun moeder betekende waarschijnlijk ook voor de biggetjes een doodvonnis.

Zoveel eeuwen later is onze samenleving nog niet zover dat jonge everzwijnen jagers kunnen dagvaarden voor het doden van hun moeder. Of dat varkens een boer of slachthuiseigenaar kunnen vervolgen wegens een varkensonterende behandeling. Maar de aandacht voor de juridische rechten van dieren – en bij uitbreiding van de natuur – groeit. Milieujurist Hendrik Schoukens van de UGent meent dat het toekennen van een rechtspersoonlijkheid aan natuurlijke elementen een belangrijke stap vooruit zou zijn in het bewustwordingsproces rond rechten van dieren en natuur: ‘Het recht is een reflectie van wat er leeft in de maatschappij. Specifieke milieuwetten en het grondwettelijk recht op een gezond leefmilieu zijn stappen in de goede richting, maar zonder rechtspersoonlijkheid blijft de natuur afhankelijk van milieuverenigingen of particulieren die namens haar optreden, en daarbij een eigen belang moeten aantonen. Het milieurecht hangt daardoor te veel af van menselijke goodwill en van de financiële slagkracht van verenigingen. Dat zou op termijn moeten veranderen.’

Rechteloze gevangenen

In het vakblad Transnational Environmental Law verscheen een analyse van pogingen om gevangen chimpansees het recht toe te kennen om voor een rechter betere leefomstandigheden af te dwingen. Voorlopig lukte dat nergens in de wereld, hoewel er aan de voornaamste bezwaren wordt gewerkt. In Frankrijk kregen chimpansees al de juridische omschrijving ‘levende wezens’ in plaats van ‘verplaatsbaar eigendom’ – het moderne recht steunt sterk op eigendomsprincipes. Er wordt gewezen op de intelligentie en het autonome bewustzijn van chimpansees, waardoor ze als rechthebbenden zouden kunnen doorgaan. Maar dat botste op het juridische bezwaar dat er aan rechten ook plichten gekoppeld zijn, wat volgens de rechters voor chimpansees niet gegarandeerd is. Toch was de conclusie dat de pogingen om chimpansees (en andere slimme dieren, zoals orka’s) persoonlijke rechten te geven moeten worden verdergezet, omdat rechtszaken kunnen bijdragen tot het opheffen van het onderscheid tussen mensen en andere dieren.

De Nederlandse onderzoekster Janneke Vink brak op een symposium voor de viering van 25 jaar Tijdschrift voor Milieurecht een lans voor het juridisch behandelen van chimpansees (en bij uitbreiding andere dieren) als mensenkinderen. Ze beschouwt veel dieren in mensenhanden als ‘rechteloze gevangenen’. Ze wijst erop dat er jaarlijks steeds meer dieren levend verbranden in stallen met onvoldoende brandbeveiligingssystemen. ‘Grondrechten zijn nog altijd mensenrechten,’ zegt ze, ‘hoewel veel mensen er zelf niet aan voldoen. Je zou niet-menselijke dieren als deel van het volk kunnen beschouwen, waardoor ze net zoals kinderen grondrechten kunnen krijgen maar geen stemrecht. Zo zouden ze een grotere juridische bescherming kunnen genieten. Want ook dieren worden geraakt door politieke en juridische beslissingen die mensen nemen.’

Apen zouden dezelfde rechten moeten krijgen als onze kinderen. Maar hoe zit het met hun plichten?
Apen zouden dezelfde rechten moeten krijgen als onze kinderen. Maar hoe zit het met hun plichten?© Reuters

Hendrik Schoukens hanteert een mooie analogie: ‘Alle historische golven van beschaving zijn gebouwd op de rug van slaven. Dat is niet anders voor onze moderne welvaart, die we te danken hebben aan de uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen. Vanaf de Bijbel is ons ingehamerd dat de aarde en de andere levende wezens ten dienste staan van de mens, wat nu uitmondt in een zesde grote uitstervingsgolf van dieren en planten. Misschien moeten we proberen om de klassieke juridische aanpak aan te vullen met lessen die we van natuurvolkeren kunnen leren. Landen zoals Bolivia, India en Nieuw-Zeeland, waar nog een sterke invloed van natuurvolkeren is, schrijven rechten voor de natuur in de grondwet in of kennen rechtspersoonlijkheid toe aan rivieren. Zo kan een rivier het recht verdedigen niet vervuild of overbevist te worden. Op die manier zou vrijblijvende ambtelijke newspeak over “duurzame ontwikkeling” vervangen kunnen worden door fundamentele rechten voor de natuur. Mens en natuur zouden dan juridisch op dezelfde hoogte komen.’

Je voelt de frustratie bij Vlaamse rechters en advocaten die zich specialiseren in milieudossiers: milieuelementen inbouwen in onze wetgeving verloopt tergend traag. Toen in de jaren 1980 – onder impuls van het succes van Greenpeace en andere milieuorganisaties die onder meer streden tegen walvisjacht en zure regen – ook rechters zich voor de milieuproblematiek begonnen te interesseren, werden ze niet ernstig genomen. Maar al snel groeide de angst bij promotoren van infrastructuurwerken en politici die vergunningen moesten afleveren. Plots kon een project tijdelijk geblokkeerd worden omdat er een nest rode bosmieren wordt gevonden. Een beschermde diersoort versus het hogere belang: de wetgever zat met de handen in het haar. De recente poging van Vlaamse politici om de inspraak van burgers in het beoordelen van infrastructuurwerken te beperken, wordt nu al aangevochten bij het Grondwettelijk Hof door verenigingen zoals Natuurpunt en de Bond Beter Leefmilieu.

Rechtstreeks belang

‘Het recht maakt een onderscheid tussen het algemeen belang en het eigen belang’, legt rechter Pierre Lefranc van de Raad van State uit. ‘Het eigen belang wordt meestal nog verengd tot een eventuele aantasting van het eigendomsrecht. In bepaalde gevallen impliceert een aantasting van het algemeen belang dat ook het eigen belang in het gedrang komt, bijvoorbeeld als een bos naast een woonwijk verdwijnt. Maar wat als een bos geen buren heeft? Kan een occasionele wandelaar dan opkomen voor het behoud ervan? Voor een doorsneerechter ligt dat moeilijk: iemand moet een rechtstreeks belang kunnen aantonen voordat zijn zaak behandeld wordt. Daarom is het bij ons zo moeilijk om groepsvorderingen, de zogenaamde actio popularis uit het Romeinse recht, in te leiden om het leefmilieu of de volksgezondheid te verdedigen.’

Nochtans staat de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid in de grondwet ingeschreven. Een onleefbaar leefmilieu heeft ook funeste gevolgen voor de volksgezondheid. ‘Onze democratie heeft niet-gouvernementele organisaties die onafhankelijk van de overheid opkomen voor het algemeen belang’, stelt Lefranc. ‘Het lijkt logisch dat ze ook juridisch kunnen optreden, want rechterlijke toetsing is een belangrijke vorm van democratisch overleg. Helaas blijven twee wetsvoorstellen die groepsvorderingen mogelijk maken al jaren onbehandeld liggen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.’

Een van de angsten die gepaard gaan met het toekennen van de mogelijkheid tot groepsvordering, is dat er een tsunami van milieuzaken zou komen. Lefranc nuanceert dat met cijfers: tussen 1970 en 2010 sprak de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State net geen 900 arresten uit in 600 zaken die werden ingeleid door milieuverenigingen. Dat is minder dan een half procent van het totale aantal arresten uit die periode. Ook andere cijfers laten Lefranc besluiten dat ‘de vrees van de wetgever voor een tsunami van beroepen en vorderingen in milieuaangelegenheden van ngo’s en burgers, zonder dat zij daarvoor een eigen belang hoeven aan te tonen, irrationeel kan worden genoemd’.

Natuurlijk schrikt de kostprijs van een procedure nogal wat mensen af, maar dat kan worden verholpen. In Portugal, bijvoorbeeld, zijn groepsvorderingen mogelijk zonder dat ze iets kosten – ook dat heeft niet tot een tsunami van rechtszaken geleid. In Nederland heeft de originele versie van onze Klimaatzaak een verrassend resultaat opgeleverd: een rechter veroordeelde de Nederlandse staat in 2015 tot het verhogen van de inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Dat vonnis ging de wereld rond. Het belang van de Nederlandse milieuvereniging Urgenda werd in deze zaak nooit in twijfel getrokken. In België is de Klimaatzaak vastgelopen in een moeras van typisch Belgische gebruiken, zoals de politiek geïnspireerde vraag of het proces in het Frans of het Nederlands moet worden gevoerd. Zolang men maar niet tot de kern van de zaak hoeft te komen.

In Nieuw-Zeeland en India hebben rivieren het recht gekregen niet vervuild of overbevist te worden.
In Nieuw-Zeeland en India hebben rivieren het recht gekregen niet vervuild of overbevist te worden.© Reuters

Juriste Evelien De Kezel van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle maakte op het symposium van Tijdschrift voor Milieurecht een vergelijking tussen de Klimaatzaak en de strijd om schadevergoedingen voor gezondheidsproblemen die werden veroorzaakt door asbest. ‘De Klimaatzaak is vooral een zaak van preventie, van vermijden dat het erger wordt. Daardoor verdwijnt het schadeverhaal naar de achtergrond. Voor de asbestzaak was schadevergoeding net de essentie. Dat was een verhaal van aansprakelijkheid, van juridische verantwoordelijkheid. In de Klimaatzaak zal die sowieso moeilijk te bepalen zijn. Kan Europa aansprakelijk gesteld worden voor overstromingen in ontwikkelingslanden als gevolg van onze historische uitstoot van broeikasgassen, die tot een opwarming van het klimaat leidde en het risico van overstromingen verhoogde? En wie is bij ons precies verantwoordelijk voor de uitstoot van welke broeikasgassen, en in welke hoeveelheden?’

Kerncentrales sluiten

De Kezel citeert cijfers uit het medische vakblad The Lancet die aantonen dat 8 à 15 procent van de overlijdens in ons land aan milieuproblemen te wijten is. ‘Het aansprakelijkheidsrecht kan alleen een schadevergoeding toekennen als er een aantoonbare fout is gemaakt’, legt ze uit. ‘Maar wie is de concrete veroorzaker van milieuproblemen? De wetenschappelijke en de juridische kennis vallen hier dikwijls niet samen. Ons recht heeft het moeilijk om met onzekerheid om te gaan. Ik denk wel dat groepsvorderingen nuttig kunnen zijn, zeker omdat ze ook mensen zonder geld en toegang tot de gerechtelijke wereld kunnen vertegenwoordigen. Er zijn vorderingen ingesteld om het sluiten van kerncentrales te eisen, in de hoop dat rechters kunnen wat politici niet lukt.’

Rechter Luc Lavrysen van het Grondwettelijk Hof pleit al jaren voor de oprichting van aparte milieurechtbanken, onder meer met als argument dat de milieuproblematiek specifieke kennis vereist. Ook hij maakt zich geen zorgen over een vloedgolf van rechtszaken: ‘Zelfs als er honderd keer meer zaken komen dan vandaag zal het nog altijd werkbaar zijn.’ Lavrysen ziet wel wat in een model met aparte Vlaamse en Waalse milieurechtbanken, en een overkoepelende federale beroepsmogelijkheid. ‘Maar het enthousiasme waarmee op mijn voorstel gereageerd wordt, is omgekeerd evenredig aan de snelheid waarmee het wordt uitgewerkt.’ Drie elementen worden naar voren geschoven tégen de invoering van milieurechtbanken: de scheiding tussen gewone en administratieve rechtscolleges, de Vlaamse drang naar Vlaamse rechtbanken, en de recente hervorming van het gerechtelijke landschap.

Maar Lavrysen geeft de moed niet op: ‘Een studie van het milieuprogramma van de Verenigde Naties toont aan dat er in 2016 wereldwijd al 1200 milieurechtbanken waren in 44 landen, zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden. In twintig andere landen wordt er gediscussieerd over de wenselijkheid ervan. De groeiende aandacht voor milieuproblemen werkt dit proces in de hand. Maar in andere landen gaat het duidelijk makkelijker dan in België. In Pakistan heeft een milieurechtbank geoordeeld dat het smelten van gletsjers door de klimaatopwarming leidt tot overstromingen, met veel schade tot gevolg. Daarom heeft de rechter beslist dat het beleid grotere inspanningen moet leveren om daar iets aan te doen. Nu ligt de bal in het kamp van de overheid, die juridisch verplicht is om initiatieven te nemen. Zoiets zou bij ons toch ook moeten kunnen?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content