‘Een koolstofarme samenleving is nodig en mogelijk’

© /

‘We hebben nog een hele weg af te leggen voor onze economie ‘koolstofarm’ zal zijn’, meent Peter Wittoeck van de Dienst Klimaatverandering van de federale overheid. ‘En hoe langer gewacht wordt, hoe duurder de oplossingen zullen zijn.’

In de laatste rechte lijn naar de klimaattop van Parijs laat Knack.be experts aan het woord over de klimaatverandering. Wat gebeurt er met ons klimaat? Waarom is deze conferentie zo belangrijk? Wat zijn de gevolgen er als we niets doen? Onze klimaatstemmen wijzen u de weg. Vandaag: Peter Wittoeck, klimaatonderhandelaar voor België, over de noodzaak van een koolstofarme wereld.

Binnen enkele dagen begint in Parijs de 21ste VN-klimaattop. De internationale gemeenschap heeft zichzelf het mandaat gegeven om tegen het einde van deze 21ste Conference of the Parties (COP21) een nieuw internationaal klimaatakkoord af te sluiten, als opvolger voor het Kyotoprotocol, na 2020. Dit akkoord zal niet alle antwoorden kunnen geven over de wijze waarop we de klimaatopwarming beperken tot maximaal 2°C, maar zal duidelijke bakens moeten uitzetten voor de transitie van onze samenlevingen naar een koolstofarme en klimaatbestendige toekomst.

De internationale gemeenschap besliste al in 2009 dat de opwarming van onze atmosfeer beperkt moet blijven tot maximaal 2°C boven het niveau van voor de industriële revolutie. Ondertussen is de uitstoot van broeikasgassen, de veroorzakers van klimaatwijziging, wél blijven toenemen. Sinds de industriële revolutie is de temperatuur door deze uitstoot al gestegen met bijna 1 °C.

Een koolstofarme samenleving is nodig en mogelijk

Om het 2°C-maximum binnen bereik te houden, moeten we volgens het meest recente IPCC-rapport tegen het midden van de eeuw tot 70% minder broeikasgassen uitstoten dan in 2010. Tegen 2100 moeten we waarschijnlijk in de richting gaan van een volledige eliminatie van de uitstoot deze gassen.

In de aanloop naar de Conferentie van Parijs hebben ondertussen al meer dan 150 landen voorstellen gedaan over de bijdrage die ze op de middellange termijn willen leveren aan deze uitdaging.

Omwenteling

Dat zo veel landen, industrielanden maar ook ontwikkelingslanden, dergelijke aankondiging hebben gedaan, is op zich al een ‘omwenteling’ in het internationale klimaatbeleid, want tot nu toe waren het enkel de industrielanden die door het VN-klimaatverdrag en het Kyotoprotocol verplichte doelstellingen opgelegd hadden gekregen.

Dat de internationale inspanningen een meer universeel karakter zullen hebben, is op zich goed nieuws en alvast een succes voor Parijs. Minder optimistisch stemt echter de vaststelling dat de optelsom van al de aangekondigde inspanningen (de zgn. Intended Nationally Determined Contributions of INDCs) waarschijnlijk eerder tot een stijging van de temperatuur met 3°C zal leiden in plaats van ‘slechts’ 2°C.

Het is onwaarschijnlijk dat landen hun voorgestelde doelstellingen op de middellange termijn (de meeste INDCs hebben betrekking op 2025 of 2030) nog vóór Parijs zullen bijsturen. Daarom is het van het grootste belang dat in Parijs de bakens worden uitgezet voor de lange termijn, voor de transformatie naar een koolstofarme en klimaatbestendige, duurzame samenleving.

Het Akkoord van Parijs moet de 2°C-doelstelling dus vertalen naar een zo precies mogelijk geformuleerde gemeenschappelijke, wereldwijde doelstelling om de broeikasgasemissies uit te faseren tegen het einde van de eeuw, om onze samenlevingen klimaatneutraal te maken, om te ‘decarboniseren’, …

Onbetaalbaar?

Het Akkoord van Parijs moet ook voorzien in de verplichting voor de internationale gemeenschap om op regelmatige tijdstippen (om de 5 jaar) te evalueren hoe ver we nog af zijn van het bereiken van zo’n doelstelling en landen ertoe aanzetten hun ambitieniveau in functie daarvan naar boven toe bij te stellen.

Voor de landen van Europese Unie zou een dergelijke langetermijndoelstelling betekenen dat ze samen hun uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 80 tot 95% verminderen ten opzichte van 1990, een doelstelling die ook België zou moeten nastreven volgens de langetermijnvisie duurzame ontwikkeling die de federale regering tijdens de vorige legislatuur heeft aangenomen.

Een ingrijpende transformatie van ons energiesysteem in lijn met de 2°C en dus een reductie van de emissies met 80 à 95% tegen 2050 is mogelijk, met bestaande technologieën.

Sommigen beweren dat een dergelijke drastische omschakeling niet betaalbaar is. Dit klopt niet: er zijn talrijke studies die aantonen dat zo’n omschakeling weliswaar belangrijke investeringen zal vergen, maar tegelijk ook onze afhankelijkheid van buitenlandse energie zal doen verminderen, onze energiefactuur zal doen dalen, ‘groene jobs’ zal creëren, innovatie zal aanwakkeren en zo het concurrentievermogen van onze bedrijven zal verhogen, de volksgezondheid ten goede zal komen, onze steden leefbaarder zal maken,…

Ook de toekomstscenario’s die de federale milieuadministratie heeft laten ontwikkelen, bevestigen dat een ingrijpende transformatie van ons energiesysteem in lijn met de 2°C en dus een reductie van de emissies met 80 à 95% tegen 2050 mogelijk is, met bestaande technologieën.

Investeren in een grondige transformatie van ons energiesysteem zal geld kosten, zoveel is duidelijk.

Kosten van de klimaatschade

Deze investeringen zullen echter veel minder duur uitvallen dan wat de gevolgen van onbeperkte klimaatverandering de wereldeconomie zouden kosten, zoals Nicholas Stern bijna 10 jaar geleden in opdracht van de Britse regering aantoonde. De economische kosten van klimaatschade (in termen van volksgezondheid, infrastructuren, migratie, landbouw, toerisme, enz.) zouden kunnen oplopen tot 20% van het mondiale BBP, zo berekende men toen al.

Het goede nieuws is dat, zoals het VN-klimaatpanel IPCC in 2014 berekende, de 2°C-doelstelling kan gehaald worden aan een kost voor de wereldeconomie van 0,06 percent-punten van het BBP per jaar, marginaal klein dus in vergelijking met een verwachte jaarlijkse groei van 2 tot 3 percent.

Ook wat ons eigen land betreft, is de balans eerder positief. De nodige investeringen kunnen gecompenseerd worden door een gevoelige vermindering van de energiefactuur van onze economie. De transformatie van het energiesysteem zou bijkomende investeringen in energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en infrastructuurwerken vergen van 8 tot 35 percent, maar deze investeringen worden grosso modo gecompenseerd door een daling van de energiefactuur met 48 tot 56 percent.

Bovendien tonen talrijke studies aan dat investeren in een koolstofarme samenleving ook voor groei en jobs kan zorgen.

Niettemin is het een terechte bekommernis voor ons land, met zijn energie-intensieve industrie en open economie, om eventuele verstoringen van de internationale concurrentieverhoudingen te vermijden en de Europese instrumenten die voorzien zijn om dergelijke ‘carbon leakage’ te voorkomen, continu bij te sturen.

Onze buurlanden zijn ons al voorgegaan in het ontwikkelen van een langetermijnvisie: het Verenigd Koninkrijk met zijn Climate Change Act, Duitsland met de Energiewende en recent nog Frankrijk met de Loi sur la transition énergétique.

Maar ook in eigen land lijken de geesten rijp om de transitie in te zetten. Zoals recent nog bevestigd met de oproep van The Shift aan de Belgische regeringen, zijn steeds meer ‘Captains of Society’ zich bewust van de nood aan een verschuiving van investeringspatronen.

Maatschappelijk draagvlak

Een grote meerderheid van de Belgen vindt dat klimaatverandering één van de grootste problemen van onze tijd is en dringend aangepakt moet worden.

Het maatschappelijk draagvlak lijkt trouwens heel breed. De resultaten van de wereldwijde oefening van burgerparticipatie ‘World Wide Views on Climate and Energy’, bij 10.000 burgers in 76 landen, gaf aan dat burgers wereldwijd van hun beleidsmakers verwachten dat ze onze huidige, op fossiele brandstoffen gebaseerde maatschappij aan een snel tempo omschakelen naar een koolstofarme maatschappij. Begin vorig jaar bleek ook al uit de door de federale milieuadministratie georganiseerde nationale opiniepeiling dat ook een grote meerderheid van de Belgen vindt dat klimaatverandering één van de grootste problemen van onze tijd is en dringend aangepakt moet worden.

We hebben echter nog een hele weg af te leggen voor onze economie ‘koolstofarm’ zal zijn, of zoals VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon het in 2014 nog formuleerde bij de lancering van het VN-rapport over de transitie naar een koolstofarme economie: “We know that we are not on track and time is not on our side”.

Hoe langer gewacht wordt, hoe duurder de oplossingen zullen zijn en hoe kleiner de kansen om de gevolgen van klimaatverandering aanvaardbaar te houden.

Het verhoopte Akkoord van Parijs zal het orgelpunt zijn van jarenlange onderhandelingen. Maar ook na Parijs – misschien zelfs vooral na Parijs – zal er nog veel werk aan de winkel zijn.

Peter Wittoeck is verbonden aan de Dienst Klimaatverandering van de federale overheid. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.

Partner Content