Beestenboel: opvallend veel waarnemingen van de hop in Vlaanderen

© ullstein bild via Getty Images

Zodra je een hop gezien hebt, kun je hem niet meer missen. Maar het punt is: hij laat zich allesbehalve gemakkelijk spotten.

Met de nodige ornamenten kun je veel groter lijken dan je bent. De hop zet maximaal in op die strategie. Dankzij zijn brede zwart-wit gebandeerde vleugels en zijn vlinderachtige vlucht is hij vliegend niet te missen. Hij lijkt dan wel een gaai. In zit etaleert hij een versiering om u tegen te zeggen: een grote kuif die hij helemaal open kan zetten. Zo zien roofdieren niet dat hij in feite niet groter is dan een merel. Als je opvalt, moet je durven te bluffen als investering in je veiligheid.

De hop komt vooral voor in warmere oorden. Bij ons is hij uiterst zeldzaam. Dat is niet altijd zo geweest. In de 20e eeuw was hij een, weliswaar schaarse, broedvogel in Vlaanderen. Hij bereikte zijn hoogtepunt in de naweeën van de Tweede Wereldoorlog, met een geschat aantal van iets tussen zestig en tachtig broedkoppels per jaar.

Vanaf de jaren 60 kwam de klad erin. Het broedbestand ging snel achteruit. De oorzaken waren dezelfde als voor veel vogels: het verdwijnen van broedmogelijkheden en van voldoende prooien, vooral door de intensifiërende landbouw. De hop is een holbroeder, en het kappen van boomgaarden en andere biotopen met oude bomen beperkte zijn opties. Hij eet vooral grote insecten, zoals sprinkhanen en mestkevers, maar ook die werden schaars door pesticidegebruik.

Dit jaar zijn er opvallend veel waarnemingen van de hop in Vlaanderen geregistreerd. Vogelliefhebbers putten daar moed uit. Topornitholoog Gerald Driesen van Natuurpunt had het in een Natuurbericht over hoppen die ‘werken aan een comeback’. Het aantal waarnemingen gaat al sinds 2009 in stijgende lijn. De klimaatopwarming zou daar een rol in spelen.

De vondst van een hoppenhol noopt tot omzichtigheid. Het kan ongelooflijk stinken.

In 2017 was er zelfs een broedgeval in de gemeente Weelde, in de provincie Antwerpen. Het was het eerste in Vlaanderen sinds 1981. Jammer genoeg – of misschien voor het hoppenkoppel: gelukkig maar – kregen ornithologen er pas lucht van nadat drie jongen waren uitgevlogen. (Eentje vloog zich helaas bijna meteen dood tegen een raam.)

Het broedgeval illustreert dat hoppen op de onmogelijkste plaatsen kunnen opduiken, waar ornithologen ze nooit zelf zouden vinden. Het koppel broedde in een houtstapel naast het tuinhuis achter een woning. Hoppen hebben genoeg aan een flauw tuingazonnetje, maar kunnen evengoed midden in een groot heidegebied terechtkomen. Er is geen lijn in te trekken. Niet kieskeurig zijn, het kan een zegen zijn voor een vogel.

De vondst van een hoppenhol noopt tot omzichtigheid. Zo’n hol kan ongelooflijk stinken. Jonge vogels kunnen een lading uitwerpselen richting een belager mikken. Ook in de eifase is de stank soms niet te harden, het gevolg van een unieke aanpassing die de hop ontwikkeld heeft om zijn broedsucces te verhogen.

De vrouwtjes produceren in een speciale klier namelijk een secretie die ze op hun eieren storten. In het product zitten bacteriën die zich nestelen in putjes in de eischalen. Daar produceren ze korte eiwitten met beschermende functies. Zo voorkomen ze dat de eieren geïnfecteerd worden door minder vriendelijke bacteriële collega’s.

Een hoppenvrouwtje kan tot twaalf eitjes in een nest leggen. Als die allemaal uitkomen, kunnen we spreken van een kroostrijk gezin. Maar een koppel krijgt zelden zoveel jongen groot, ondanks de bacteriën. Trop is ook voor hoppen te veel.

Partner Content