Beestenboel: mannelijke scheepsworm verandert na paar maanden in vrouwtje

© GF
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Transseksualiteit en ‘penisworstelingen’: scheepswormen gaan tot het uiterste om zich voort te planten.

De biologische naamgeving gaat wel vaker de mist in, maar in het geval van de scheepsworm zaten de naamgevers er heel erg ver naast. De scheepsworm is namelijk geen worm, maar een tweekleppig schelpdier, zoals een mossel. Hij heeft zijn twee schelpen gereduceerd tot een kleine boormachine aan zijn kop, waarmee hij zich raspend een weg baant door hout.

Zijn lijf heeft wel wat van een worm. Het is zacht, langwerpig en naakt, met een lengte die varieert van enkele centimeters tot een meter, afhankelijk van de soort. Het dier leeft in drijfhout of hout dat zich onder water in zee bevindt, zoals staketsels van pieren, dokken en dijken. In de tijd van de houten schepen was hij een pest voor de scheepvaartindustrie. De overlevering wil dat er meer schepen zijn gekelderd door scheepswormen dan door piraten.

In het achttiende-eeuwse Nederland werden nieuwe dijken niet langer van hout maar van steen gemaakt, om aantasting door scheepswormen te vermijden. Watervervuiling loste dat probleem op, want het scheepswormgeslacht is er gevoelig voor. Maar nu het water op veel plekken weer schoner wordt, komt de scheepsworm terug.

De paalworm begint zijn volwassen leven als mannetje en verandert na twee tot zes maanden in een vrouwtje.

Een vrouwtjesscheepsworm kan na bevruchting een miljoen larfjes bewaren in haar kieuwkamers. Nadat die zijn losgelaten in het water, zwemmen ze enkele weken rond, tot ze volwassen worden. Van dan af zoeken ze naar hout. Met enkele draadjes hechten ze zich aan een gevonden substraat vast, waarna ze beginnen te boren. Dat zullen ze de rest van hun leven blijven doen. Als het stuk hout niet groot genoeg is, boren ze op den duur hun eigen verblijfplaats stuk.

Scheepswormen houden vanuit hun tunnel contact met de buitenwereld door twee sifons aan de achterkant van hun lichaam, die ze in het water steken. Bij gevaar trekken ze de sifons terug en sluiten ze de ingang van de tunnel af. Dat is niet moeilijk, want het toegangsgat is smal, omdat het diertje bij het begin van de graafactiviteiten piepklein was. De sifons staan in voor de ademhaling, voeding en afvalverwijdering.

In hun kieuwen dragen scheepswormen bacteriën, die in staat zijn de cellulose uit het afgeschraapte hout te verteren en om te zetten in bruikbare energie. In feite kunnen ze als een onderwaterversie van termieten worden beschouwd. Ze krijgen de symbiotische bacteriën met het moedereitje mee.

De scheerpswormsoort die bij ons het vaakst voorkomt, is de paalworm. Hij begint zijn volwassen leven als mannetje. Dan produceert hij sperma, dat door vrouwtjes die meestal in hetzelfde stuk hout leven in hun tunnel wordt gezogen. Afhankelijk van de temperatuur verandert hij na twee tot zes maanden in een vrouwtje – hoe warmer het water, hoe sneller hij vrouwtje wordt.

In Biology Letters beschreven wetenschappers hevige sifongevechten van een grote scheepswormsoort. Mannetjes proberen met hun sifons de tunnels van buurvrouwtjes binnen te dringen om sperma af te zetten. Concurrenten in de buurt trachten dat te verhinderen, waardoor er echte sifonworstelingen kunnen plaatsvinden – penisgevechten als het ware. Het ene mannetje probeert dus te vermijden dat de sifon van het andere bij een vrouwtje raakt. Sommige gedragingen in de dierenwereld hebben een herkenbaar karakter.

Partner Content