Beestenboel: is de strandvlo een bijter?

© iStock

Er leven massaal veel strandvlooien op onze stranden. Maar hoe verwant zijn ze aan de gewone vlo?

Hun naam alleen al veroorzaakt jeuk bij strandliefhebbers. Zeker als zij beseffen dat het krioelt van de strandvlooien op onze stranden. De diertjes kunnen bovendien springen, net zoals echte vlooien. Maar ze zijn zelfs niet van ver verwant aan de vlooien met hun slechte reputatie. Vlooien zijn insecten die goed kunnen bijten en ziektes overdragen. Strandvlooien zijn kleine kreeftachtigen die geen vlieg kwaad doen. Ze kúnnen zelfs geen mensen bijten.

Ze behoren tot de vlokreeftjes, die zo genoemd worden omdat ze, net als echte vlooien, een afgeplatte vorm hebben. Ze liggen dikwijls op hun zijkant, behalve als ze moeten springen: dan komen ze recht op hun poten en schieten ze weg door het plotse ontspannen van een kromming in hun achterlijf. De springtechniek van vlooien is anders: die katapulteren zichzelf weg met hun achterste poten.

Vlooien springen veel verder dan strandvlooien, die zelden meer dan een paar centimeter per keer overbruggen, hoewel ze verder kunnen als ze in paniek zijn. Richting geven aan hun sprongen is er niet bij, maar dat is niet erg, want strandvlooien zijn geen honkvaste beestjes die een vast plekje hebben van waaruit ze opereren. Als ze maar in de buurt van de vloedlijn op een strand raken. Daar doen ze alles wat ze nodig hebben voor hun overleving, inbegrepen een partner zoeken.

Als je strandvlooien wilt zien, moet je wat wier optillen – dan springen ze langs alle kanten weg.

Na de bevruchting zeulen vrouwtjes zo’n vijftien eitjes mee tot de jongen groot genoeg zijn om uit te breken en hun eigen leven te gaan leiden. Een vrouwtjesstrandvlo wordt maximaal 18 maanden oud, een mannetje zingt het 21 maanden uit. Hij kan langer leven omdat hij geen energie in de groei van eitjes moet pompen. Mannetjes zijn doorgaans wat groter dan vrouwtjes. Een strandvlo is gemiddeld een centimeter groot en onopvallend licht grijsbruinachtig gekleurd, met een paar pikzwarte ogen en twee opvallende antennes (naast twee kleinere).

Strandvlooien zijn meer diertjes van het zand dan van het water. Overdag zitten ze ingegraven op een diepte van zo’n 30 centimeter, waar het nog net vochtig genoeg is voor hun overleving. ’s Nachts kruipen ze naar buiten en zoeken ze de vloedlijn op, waar ze vooral leven van plantaardig afval zoals aangespoelde wierenslierten. Het zijn opruimers van natuurlijk afval, nuttige diertjes dus.

Als je strandvlooien wilt zien, moet je wat wier optillen – dan springen ze langs alle kanten weg. In de winter gaan ze in een slaapmodus, waarvoor ze dieper in het zand kruipen, meestal meer dan een halve meter. Ze worden pas weer wakker als de buitentemperatuur hoger dan 14 graden Celsius wordt.

Experimenten hebben uitgewezen dat strandvlooien een goed oriëntatievermogen hebben. Ze gebruiken daarbij allerlei systemen, zoals zich richten op de zon, de maan of de wind. Hun zonnekompas bevindt zich in hun piepkleine hersenen, maar het maankompas ligt op hun antennes – een onderscheid dat wetenschappers met verstomming sloeg. De experimenten illustreerden ook dat strandvlooien hun strand leren kennen: hoe ouder ze worden, hoe sneller ze zich kunnen oriënteren.

Ondanks hun alomtegenwoordigheid krijgen veel populaties van strandvlooien klappen. Ze zouden te lijden hebben van het vele niet-plantaardige afval dat op de vloedlijn terechtkomt én van zandopspuitingen op onze stranden, die hun natuurlijke levenswijze verstoren. Maar daar ligt bijna niemand wakker van. Strandvlooien zijn niet sexy.

Partner Content