Beestenboel: de voorbije hete zomer was perfect voor zadellibellen

© iStock

De zadellibel, afkomstig uit Afrika, heeft zich dit jaar voortgeplant in ons land. Met dank aan het hete weer.

Het is een verademing wanneer er eens een studie verschijnt die besluit dat een diergroep het goed doet. Meestal is het kommer en kwel, maar blijkbaar geldt dat niet voor onze libellen.

Libellenexpert Geert De Knijf (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) heeft met buitenlandse collega’s in het vakblad Biodiversity Research een overzicht gepubliceerd van het effect van de klimaatopwarming op Europese libellensoorten. Uit de resultaten blijkt dat de meeste libellen het goed doen: sinds 1990 zijn hun populaties lichtjes toegenomen.

Dat geldt voor warmteminnende soorten, uiteraard, maar bizar (en bemoedigend) is dat soorten die het graag wat frisser hebben niet in aantal zijn afgenomen. Ofwel passen ze zich aan, ofwel is het te vroeg om een negatieve trend vast te stellen. Klimaateffecten zijn doorgaans sneller zichtbaar in het weer dan in een dierpopulatie.

De stad van Bart De Wever verwelkomde de eerste Vlaamse nakomelingen van deze Afrikaanse migranten.

Over het algemeen worden libellengemeenschappen in Europa ‘warmer’, in de betekenis van: met meer warmteliefhebbers in het gezelschap. Dat illustreert het wedervaren van de zadellibel in ons land (en Nederland). Het gaat om een trekkende soort uit vooral het Midden-Oosten en Afrika die duizenden kilometers ver kan vliegen. Een treklibel dus, naar analogie van een trekvogel.

De zadellibel is een grote soort met groene ogen en een geelgroenachtig lijf. De mannetjes hebben een opvallende blauwe plek op hun rug, tussen hun vleugels, als een zadel voor een elfje. De jongste jaren werden er geregeld zwervende exemplaren in onze contreien opgemerkt, maar 2019 is het eerste jaar met een regelrechte invasie.

Volgens Geert De Knijf is het dier vorig najaar vrij veel in de kuststreek gespot, maar dit jaar dook het begin juni al op – veel vroeger dan anders. De libel werd verspreid over heel Vlaanderen waargenomen, in zowel natuur- als landbouwgebieden en zelfs in stadsparken.

De zadellibel is een soort van tijdelijke wateren, zoals overstroomde weilanden en ondiepe plassen die droogvallen. Het tijdelijke karakter van haar leefgebied is ongetwijfeld de stuwende kracht achter haar grote vliegvermogen geweest, want ze moet fluks van de ene geschikte plek naar de andere kunnen vliegen.

De mannetjes hebben een opvallende blauwe plek op hun rug, tussen hun vleugels, als een zadel voor een elfje.

Belangrijk voor haar succes is dat er geen vis in de plassen zit. Daardoor komt er weinig predatiedruk op haar larven, die in het water leven. De larven groeien voorspoedig: in honderd dagen zijn ze volwassen. Ze profiteren voor hun voeding van de hoge productie van plankton in ondiep water dat snel opwarmt. De voorbije hete zomer was perfect voor zadellibellen.

Eind augustus doken de allereerste in Vlaanderen geboren zadellibellen op, in een ondiepe plas van het stadspark van Antwerpen. Honderden beestjes wrongen zich er uit hun larvenhuid om volwassen te worden. Burgemeester Bart De Wever heeft de eer dat zijn stad de allereerste nakomelingen van deze Afrikaanse migranten mocht verwelkomen.

Blijven zullen ze niet. Onze winters zijn te koud voor zadellibellen. Ze moeten dus weer zuidwaarts. Misschien kunnen ze in het Middellandse Zeegebied blijven hangen, want de klimaatopwarming maakt de omstandigheden daar geschikter voor hun overwintering dan vroeger. Dat impliceert dat ze volgend jaar minder ver moeten vliegen als ze weer naar hier willen komen. Ze zijn in ieder geval welkom.

Partner Content