In een land waar regen haast onafgebroken lijkt neer te vallen, beschouwen we kraantjeswater als vanzelfsprekend. Achter die schijnbare overvloed schuilt echter een kwetsbare realiteit: zowel de beschikbaarheid als de kwaliteit van ons water komen steeds meer onder druk. In deze bijdrage voor de zomerreeks van de Vrijdaggroep over veerkracht pleiten Aymar en François-Guillaume de Lichtervelde voor een breuk met het paradigma van het “alles drinkbaar” en voor een herziening van de waterprijzen, om de bevoorrading duurzaam te verzekeren.
Het klinkt paradoxaal, maar België behoort tot de landen die wereldwijd het sterkst blootstaan aan waterschaarste, op de achttiende plaats. Vooral Vlaanderen kampt met een fragiele grondwaterbalans en een hoge industriële vraag: meer dan 80 procent van de voorraden staat er al onder druk. Maar ook Wallonië, dat op papier een overschot heeft, ziet ruim een derde van zijn gemeenten geconfronteerd met tekorten, soms zelfs met rantsoenering of aanvoer per tankwagen. Rivieren vallen in de zomer droog, ecosystemen en scheepvaart komen in het gedrang, en zelfs elektriciteitscentrales riskeren koelproblemen. Tegelijkertijd worden we ook geconfronteerd met het omgekeerde: extreme overstromingen, zoals aan de Vesder in 2021.
Die kwetsbaarheid is niet het gevolg van een plotse piek in het verbruik. Integendeel: het huishoudelijke verbruik daalt al bijna dertig jaar dankzij efficiëntere toestellen, minder lekverliezen en hogere prijzen. Het probleem is niet overconsumptie, maar een systeem dat steeds gevoeliger wordt voor klimaatontregeling en de ontwrichting van de watercyclus.
De nakende watercrisis
Waarom staat het netwerk dan toch onder druk? Het antwoord ligt in de verschuivingen van de waterkringloop. Ons klimaat warmt snel op – Brussel telt al +3°C sinds 1850. Droogtes nemen toe, de verdamping stijgt, en hevige regenval stroomt weg in plaats van de ondergrond aan te vullen. Verharding van bodem en oevers versterkt dat effect nog.
Ons systeem is ontworpen voor overvloed, met één centrale logica: alles drinkbaar. Duur gezuiverd water gebruiken we niet alleen om te drinken, maar ook om auto’s te wassen of fabrieken te koelen. Het wordt vaak over lange afstanden vervoerd en meestal al na één keer geloosd.
De druk zal enkel toenemen. Landbouw zal in een droger klimaat irrigatie nodig hebben. Herindustrialisering betekent extra watergebruik dat nu elders moet worden gezocht. Conflicten rond gebruik zijn nu al zichtbaar: in Rochefort verzetten abdijmonniken zich tegen een vergunningsaanvraag van kalkbedrijf Lhoist, uit vrees hun bron te verliezen. In Vlaanderen rijzen juridische vragen over de wildgroei van kleine waterwinningen. Zulke spanningen zullen zich vaker voordoen.
Twee noodzakelijke hervormingen
De boodschap dat “kleine gebaren” aan de kraan volstaan, leidt af van de kern: het probleem is structureel. Twee werven zijn prioritair:
- Breek met het “alles drinkbaar”-model. Het is niet rationeel om straten te reinigen of machines te koelen met drinkwater. We hebben differentiatie nodig: hergebruik van gezuiverd afvalwater, opvang en opslag van regenwater, aparte netwerken voor secundaire toepassingen, en cascadesystemen waarbij water meerdere keren circuleert. Steden als Barcelona en Amsterdam bewijzen dat dit technisch en economisch haalbaar is.
- Voer een nieuw prijsmodel in. Vandaag betalen we per kubieke meter, vaak te laag of zelfs degressief. Dat stimuleert verbruik en maakt distributeurs afhankelijk van verkoopvolumes. Water moet morgen worden gezien als een echte publieke dienst. Voor gezinnen betekent dat progressieve tarieven (zoals al in Brussel en Wallonië), met bonussen voor recuperatie en hergebruik. Voor bedrijven kan toegang tot het netwerk een vastrecht omvatten, aangevuld met een variabele component gekoppeld aan beschikbaarheid en hergebruik. En voor distributeurs zijn er alternatieve vergoedingsmodellen nodig die soberheid en efficiëntie belonen in plaats van volume.
De regio’s beschikken al over hefbomen. De Europese kaderrichtlijn erkent water als gemeenschappelijk erfgoed. In Wallonië voorziet de Watercode al in een hiërarchie van infiltratie en hergebruik, en Vlaanderen koppelt met het Blue Deal subsidies aan gedifferentieerde oplossingen. Maar de toepassing blijft versnipperd en halfslachtig.
Een kwestie van organisatie
De toegang tot water van morgen garanderen, betekent meer dan vandaag een beetje minder verbruiken. Het echte werk ligt in het afstappen van het “alles drinkbaar” en in een vernieuwd prijsmodel. België heeft geen waterprobleem, maar een organisatieprobleem. De keuze is aan ons: wachten tot de kraan droogvalt, of tijdig een systeem bouwen dat de tand des tijds doorstaat.
Aymar en Francois-Guillaume de Lichtervelde zijn lid van de Vrijdaggroep.