Klimaatauteur Tine Hens: ‘Er zijn dagen waarop ik liever niet in onze natuur kom omdat het te veel pijn doet’

Tine Hens: ‘Verwar mijn verdriet niet met fatalisme.’ © Jelle Vermeersch

Tine Hens heeft het boek geschreven dat ze al een leven lang meedraagt. Archief van mogelijk verlies is een persoonlijk verslag van een hecatombe: in haar levensloop is het aantal dieren met drie vierde gekrompen. Aan wanhoop geeft ze echter niet toe.

De als vraag vermomde aanklacht prijkte op verschillende bordjes tijdens de jongste klimaatmars: hoe kan het dat de slimste wezens op deze planeet druk doende zijn hun enige habitat te vernietigen? Het is een vraag die Jane Goodall zich al stelde, de wereldberoemde primatologe wier overlijden bekend raakte vlak na dit interview.

De kwestie resoneert luid in het nieuwe boek van journalist, auteur en historica Tine Hens (51). Archief van mogelijk verlies, de titel is voor interpretatie vatbaar. De snel verschralende biodiversiteit is een feit, net zoals de klimaatopwarming. Volgens de Living Planet Index van het Wereldnatuurfonds WWF zijn de populaties van wilde, gewervelde dieren tussen 1970 en 2020 met liefst 73 procent achteruitgegaan. Hens, van kindsbeen af gefascineerd door de levende natuur in al haar verschijningsvormen, archiveert het verlies dat zich in haar levensloop heeft voltrokken. Toch legt ze er zich niet bij neer, vandaar die ‘mogelijk’ in de titel.

Er is veel om voor te vechten, een motto dat de auteur zelf in de praktijk brengt. Met haar klimaatboek Het is allemaal de schuld van de Chinezen! trok ze langs scholen en parochiezalen om misverstanden en defaitisme over de klimaatopwarming te bestrijden. Haar nieuwe boek, een mix van reportage, autobiografie, essay, fictie en zelfs poëzie, gaat gepaard met een rondreizende, multimediale tentoonstelling.

Het boek valt op vele manieren te lezen, maar verwondering maakt deel uit van de beleving. Hens kent haar onderwerp. De nomadische levensloop van de paling, de symfonische vermogens van een gletsjer, het paringsritueel van de glimworm, de uniciteit van een sneeuwvlok, het intelligente gedrag van bomen, er valt veel te ontdekken.

Het regent pessimistische berichten over zowel de klimaatopwarming als de biodiversiteit. Is dit boek een wanhoopskreet?

Tine Hens: Nee. Ik doe niet aan doemdenken, ik wil realistisch onder ogen zien waar we staan. En ja, het oogt allemaal niet zo rooskleurig. We hebben in zo’n situatie de neiging om weg te kijken of toe te geven aan defaitisme. Vaak hoor ik tijdens lezingen dat het allemaal geen zin meer heeft. Daar ga ik tegenin, we moeten blijven ageren, ook al is succes niet verzekerd. De Tsjechische schrijver en ex-president Václav Havel zei dat hoop een innerlijke kracht is die losstaat van wat er in de wereld gebeurt. Daar geloof ik in. We moeten ons blijven engageren, vanuit een blijvende liefde voor onze omgeving, want dat is waar alles begint.

Toch slaken verschillende milieuactivisten in uw boek een noodkreet. Vogelaar Ben Koks spreekt zelfs van ecologenpijn.

Hens: Dat is een variant van solastalgie, een begrip bedacht door de Australische filosoof Glenn Albrecht. Het gaat over de pijn die je ervaart wanneer een landschap bruusk verandert, omdat je ziet wat er ontbreekt. De lijsters, de leeuweriken, de kieviten, ineens zijn ze er niet meer. Iemand zei me ooit dat hij alleen nog in de winter in het bos wil wandelen, omdat hij dan niet kan zien welke bomen dood dan wel levend zijn. Dat herken ik, er zijn dagen waarop ik liever niet in onze natuur kom omdat het te veel pijn doet. Deze zomer zag je bomen wegkwijnen van de waanzinnige droogte waar we tussen haakjes gezegd veel te weinig aandacht aan besteden. Ik vind dat erg en ik spreek dat verdriet uit in dit boek, dat is mijn manier om me staande te houden in deze wereld. Maar verwar dat gevoel niet met fatalisme. Activisten zoals Ben zijn veerkrachtig, ze laten zich niet verlammen door solastalgie.

‘Het is een misverstand dat alleen zeldzame soorten met uitsterven worden bedreigd. Spreeuwen, leeuweriken, kieviten: allemaal vogels waarvan de populaties de voorbije decennia zijn ingestort.’

U illustreert de biodiversiteitscrisis met banale soorten zoals de spreeuw, de leeuwerik en de paling. Waarom?

Hens: Deze crisis is ook emotioneel. Door te kiezen voor herkenbare soorten hoop ik meer mensen te raken. Het is bovendien een misverstand dat alleen zeldzame soorten met uitsterven worden bedreigd. Spreeuwen, leeuweriken, kieviten, allemaal vogels die in onze contreien massaal voorkwamen waarvan de populaties de voorbije decennia zijn ingestort. Ik ben opgegroeid in een tuinwijk in de buurt van Leuven, met aan de ene kant een bos en aan de andere kant landbouwvelden waar je in de zomer altijd het gezang van de leeuweriken kon horen. Die zijn al lang verdwenen, op de velden groeit nu maïs.

Het is een van de schokkende inzichten in uw boek: bij het bewerken van akkers worden nesten met eieren en broedsels massaal verpletterd of verhakseld.

Hens: Dat is het trieste lot van grondbroeders zoals leeuweriken, kieviten of grutto’s. De grondbewerking is zo intensief geworden dat vogels niet meer kunnen volgen, ze krijgen simpelweg geen tijd of ruimte om zich voort te planten. Het kan nochtans anders. Ons landbouwsysteem wordt gekenmerkt door structurele overproductie die eigenlijk ook voor de boeren nadelig is. We moeten evolueren naar een agro-ecologische voedselproductie die ruimte laat voor andere soorten dan de mens.

© Jelle Vermeersch

Niet alles was vroeger beter. Tot diep in de vorige eeuw werd het Belgisch leger ingeschakeld om spreeuwenkolonies uit te roeien. Mogen we het stopzetten van die campagne vooruitgang noemen?

Hens: Absoluut, het is ondenkbaar dat minister van Landbouw Jo Brouns (CD&V) het leger zou opdragen de slaapplaatsen van spreeuwen te dynamiteren. Ik las over die praktijk toen ik me verdiepte in de geschiedenis van de spreeuw, een prachtige vogel die door de mens systematisch als een plaag werd vervolgd.

In Amerika werd de spreeuw zelfs het lijdend voorwerp van een ideologisch debat dat in feite over diversiteit en migratie ging. Waarom doet een gespikkelde vogel de emoties zo hoog oplopen?

Hens: Spreeuwen zijn natuurlijk voedselconcurrenten die vooral boeren op de zenuwen werken. Ze lusten graag kersen en ander fruit uit de boomgaard, en ze generen zich niet om een stal binnen te vliegen en er graan mee te pikken. In Amerika komt daar nog bij dat de spreeuw als een exoot wordt gezien die zich pas in de negentiende eeuw vanuit Europa heeft verspreid. Een kolonist dus, zoals de Amerikanen zelf. Maar die gelijkenis werd niet opgemerkt, integendeel. De starling stond symbool voor de ongewenste indringer. Het hoogtepunt van de uitroeiingscampagne viel haast symbolisch samen met een opstoot van racisme tegen vreemdelingen zoals Chinese arbeiders die in Amerika spoorwegen kwamen aanleggen. Er waren ook tegenstemmen hoor, vogelkenners die wezen op het nut van de spreeuw als predator van schadelijke insecten. Maar dat woog niet op tegen zijn reputatie als ordinaire, schadelijke soort, een imago dat nog versterkt werd door zijn zwarte kleur. Dat laatste klopt overigens niet, spreeuwen hebben een schitterende verentooi vol schakeringen. Ik heb er zelf een dikke boon voor. Geen enkele vogel kan zo virtuoos in formatie vliegen, een spreeuwenballet is een lust voor het oog.

© Jelle Vermeersch

U hebt ook een zwak voor de paling. Geen aaibare soort, wel een bron van raadsels en sterke verhalen. Niemand minder dan Sigmund Freud was bezeten door de paling. Waarom?

Hens: Vooraleer hij psychiater werd, deed Freud als natuurwetenschapper onderzoek naar de seksualiteit van de paling. Die was al sinds de oudheid populair als lekkernij, maar toch was er bijzonder weinig bekend over zijn levenscyclus. Freud heeft maandenlang palingen gedissecteerd op zoek naar mannelijke geslachtsorganen, maar hij heeft niet één teelbal gevonden. We weten intussen dat de paling pas geslachtsdelen ontwikkelt wanneer hij naar zijn geboorteplek in de zee terugkeert om zich voort te planten. Maar er blijft veel mysterieus, zo heeft nog nooit iemand een paling zien paren. We vermoeden dat alle Europese palingen geboren worden in de Sargassozee in de Atlantische Oceaan. Feit is dat ze een leven in vijf fasen doormaken, van eitje naar larve over glasaal tot gele en ten slotte zilveren paling. Vroeger krioelde het er van, de Noordzee leek wel een spiegel door de glasalen die het maanlicht weerkaatsten. Dat zul je niet meer zien, het palingbestand is met 98 procent gekrompen.

‘Freud heeft maandenlang palingen gedissecteerd op zoek naar mannelijke geslachtsorganen, maar hij heeft niet één teelbal gevonden.’

Hoe komt dat?

Hens: Biotopen gaan teloor, het indijken van kusten en het insnoeren van rivieren is funest voor de palingmigratie. Ook overbevissing eist een zware tol, er wordt trouwens enorm veel gesmokkeld naar Azië waar glasaal een delicatesse is. Palingen laten zich niet kweken zoals zalm of forel, ieder exemplaar dat we consumeren, is in het wild gevangen. Die eigenschap neemt me voor de paling in, ik houd van soorten en mensen die zich niet in een mal laten dwingen.

Kan de paling echt uitsterven?

Hens: ‘Hij is er nog’, zeggen onderzoekers als je ernaar vraagt, ‘en hij kan zich nog herstellen’. Maar vat dat niet op als een geruststelling. Het gaat niet zozeer over soorten dan wel over aantallen. Ik ben vijftig jaar op deze planeet en alleen al in mijn levensloop zijn we drie vierde van het aantal dieren verloren. Dit boek gaat in de eerste plaats over shifting baselines.

© Jelle Vermeersch

Wat zijn dat?

Hens: Verschuivende referentiekaders in ons denken over biodiversiteit. De mens is een adaptief wezen dat die realiteit snel als normaliteit gaat aanvaarden. Achttienjarigen beleven de instorting van de insectenpopulatie heel anders dan vijftigers. Mijn stiefzoon is een vogelliefhebber. Toen we samen kieviten hoorden, zei ik: ‘Dat is voor mij zomer.’ Die associatie ontging hem omdat hij die herinnering niet had. Mijn boek is een soort persoonlijke nulmeting, ik vertrek vanuit mijn eigen baseline om de achteruitgang in kaart te brengen.

Die oefening strekt zich uit tot verrassende thema’s zoals licht- en geluidspollutie, smeltende gletsjers en het perspectief van een wereld zonder sneeuw. Wat is het verband met verschrompelende dierenpopulaties en instortende habitats?

Hens: Het gaat altijd over de mens als onderdeel van het aardse ecosysteem. We denken graag dat we daar met onze intelligentie buiten staan, maar dat is zelfbedrog. Al wat we doen, heeft een impact op de levende wereld. Daarom kun je klimaatverandering nooit loskoppelen van biodiversiteit, want anders riskeer je technologie te ontwikkelen die wel helpt om de CO2-uitstoot terug te dringen, maar die een verwoestend effect heeft op de biodiversiteit.

Moeten we dan nog windparken op zee bouwen? Die blijken een bron van mariene geluidspollutie te zijn.

Hens: Ik ben niet principieel tegen windparken op zee, op voorwaarde dat er alles aan gedaan wordt om negatieve effecten te beperken. En misschien moeten we ook eens nadenken over hoeveel energie we eigenlijk nodig hebben om een goed leven te leiden.

‘Misschien moeten we ook eens nadenken over hoeveel energie we eigenlijk nodig hebben om een goed leven te leiden.’

Maar die impact is inderdaad reëel. Scheepvaart, boorplatforms, windparken, onderzeese kabels, alle watergebonden activiteiten genereren geluid dat mariene ecosystemen verstoort. Vissen communiceren met geluid, dat is een van de wonderlijke inzichten die ik aan het schrijven van dit boek heb overgehouden. We weten sinds kort zelfs dat iedere soort een eigen taal heeft. Zoals een vogelaar niet zonder verrekijker kan, zijn mariene biologen hulpeloos geworden zonder hydrofoon. Voor de tentoonstelling ben ik op stap gegaan met Ellen Jacobs, een jonge componiste die collages maakt met natuurgeluiden die we in onze lawaaiige wereld niet waarnemen. Er zitten opnamen tussen van palingen, maar ook van parende vuurvliegjes en zelfs van neerdwarrelende sneeuwvlokken.

Met de diversiteit van uw bronnen zit het wel snor. Of het nu over vuurvliegjes, kievitten, padden, olmen dan wel gletsjers gaat, u laat telkens experts aan het woord die hun onderwerp met hart en ziel zijn toegewijd. Was het makkelijk om die te vinden?

Hens: Ik ken intussen veel mensen in het veld. Aan dit boek heb ik vijf jaar gewerkt, maar in feite draag ik het al mijn hele leven mee. Mijn oudste broer was een vogelaar die me weleens meenam wanneer hij er met de verrekijker op uit trok. Mijn moeder heeft ons als lerares aardrijkskunde de gave bijgebracht om te kijken, naar de natuur, naar het landschap, naar de sterren. Zo is de kiem gelegd, en de liefde voor de natuur en voor de hele planeet is alleen maar gegroeid. Ik was lid van JNM, de Jeugdbond voor Natuur en Milieu, waar ik ook actie leerde voeren. In de paasvakantie trokken we naar de Pyreneeën om de aanleg te blokkeren van een autoweg die dwars door het leefgebied van de beer liep. Zalige herinneringen, die autoweg is er trouwens nooit gekomen. Ik heb dan geschiedenis gestudeerd en ben in de journalistiek gerold, zonder ooit mijn engagement op te geven. Niet alleen als het over natuur gaat overigens. Journalistiek moet macht bevragen, zo zie ik het tenminste.

Tine Hens, Archief van mogelijk verlies, EPO, 296 blz., 29, 90 euro. De bijbehorende tentoonstelling reist vanaf oktober tot mei langs Leuven, Brussel, Gent, Oostende, Antwerpen en Genk.

Tine Hens

1974: Geboren in Leuven.

Lid Jeugdbond Natuur en Milieu (JNM).

Historica, journalist en auteur.

2015: Het klein verzet.

2021: Het is allemaal de schuld van de Chinezen!

2022: De wereld die we delen.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise