Hoe Donald Trump onze voedselzekerheid en dus ook de wereldvrede bedreigt

Voedselbedeling in Sudan, in 2020. ‘Investeren in ons werk is niet louter ontwikkelings­samenwerking. Ik zie het ook als investeren in veligheid.’ © AFP via Getty Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Bram Govaerts, Belg aan het hoofd van het internationale zadenonderzoeksinstituut CIMMYT, is dringend op zoek naar geld. Het CIMMYT dreigt in zwaar weer te belanden doorTrumps saneringen in de Amerikaanse overheidssteun. En dat kan grote gevolgen hebben voor de wereldwijde voedselzekerheid. ‘Ook grote bakkerijen moeten beseffen dat ze in de problemen kunnen komen. De privésector is er te lang van uitgegaan dat publieke investeringen een blijvende garantie zijn.’

Bram Govaerts staat ons online te woord vanuit de Verenigde Arabische Emiraten. Hij is daar op zoek naar alternatieve financiering voor het internationale onderzoeksinstituut CIMMYT, waarvan hij sinds 2023 directeur-generaal is. Het jaarlijkse werkingsbudget van het instituut bedraagt 200 tot 250 miljoen dollar (176 tot 220 miljoen euro) en 80 miljoen (70 miljoen euro) daarvan kwam van de Amerikaanse ontwikkelingsorganisatie USAID.

President Donald Trump vond USAID overbodig en doekte het op – een beslissing die wereldwijd een massa mensenlevens zal kosten. ‘Als we niet snel andere financiering vinden, moeten we 100 van onze 250 wetenschappers en 400 van onze andere medewerkers ontslaan’, vreest Govaerts. ‘We zijn dus koortsachtig op zoek naar nieuwe werkingsmiddelen.’

Wat doet CIMMYT precies?

Bram Govaerts: Liefst 70 procent van de wereldwijde productie van tarwe en 50 procent van de mais in het Globale Zuiden draait op zaden die wij ontwikkeld hebben voor betere opbrengsten. We monitoren ook constant schimmel- en andere ziektes, zodat we tijdig kunnen ingrijpen als er een probleem opduikt.

‘In 1999 ontdekten we in Oeganda een nieuwe roestschimmel die gemakkelijk had kunnen uitgroeien tot een soort coronacrisis voor de tarwemarkt.’

Dat komt allemaal in het gedrang nu we ineens een derde van ons werkingsbudget verliezen, waardoor we niet kunnen garanderen dat we ons werk even efficiënt kunnen uitvoeren. Het impliceert grote risico’s voor de voedselveiligheid in de wereld.

Zijn jullie een producent van zaden of louter een onderzoekscentrum?

Govaerts: We zijn een internationaal onderzoekscentrum dat in 1943, midden in de Tweede Wereldoorlog, werd opgericht door de toenmalige Amerikaanse vicepresident en de president van Mexico. Ze wilden boven het geopolitieke gewoel heen kunnen blijven werken aan voedselzekerheid. Onze uitvalsbasis is trouwens nog altijd Mexico. We beschikken over intellectuele rechten op onze procedures, maar ze zijn open voor iedereen. Wij werken voor de mensheid, niet voor onszelf.

Eerst werden we gefinancierd door de Amerikaanse Rockefeller Foundation, maar sinds 1966 zijn we echt een internationale organisatie. We ontwikkelen zaden die we in meer dan een half miljoen pakjes per jaar opsturen naar meer dan tachtig landen. Lokale boeren kunnen ermee aan de slag.

We zetten ook in op duurzaamheid en het veerkrachtig maken van landbouwers, onder meer door te investeren in betere landbouwpraktijken. Ons onderzoek levert elk jaar een economische meerwaarde op van 3 tot 3,5 miljard euro voor boeren en consumenten.

Jullie financieringscrisis kan dus gevolgen hebben voor de wereldwijde voedselzekerheid?

Govaerts: Absoluut. Maar misschien biedt ze ook opportuniteiten. De situatie nu is vergelijkbaar met die in 1943, toen CIMMYT werd opgericht. We moeten opnieuw rond de tafel gaan zitten en praten boven het geopolitieke gewoel heen. Ik sprak onlangs over voedselveiligheid op de grote Munich Security Conference. Binnenkort doe ik hetzelfde voor de NAVO. Historisch gezien kaderen we in ontwikkelingssamenwerking, maar we zijn meer dan dat. We zijn economisch relevant. En voedselzekerheid is een belangrijk aspect van mondiale veiligheid.

‘Wat wij doen is een slimme man en een mooie vrouw, of een mooie man en een slimme vrouw, combineren om er mooie, slimme kinderen mee te maken.’

Profiteert België van jullie werk?

Govaerts: Vast en zeker. België importeert bijvoorbeeld meer dan 80 procent van de tarwe die het verbruikt. Een groot deel ervan is gebaseerd op onze zaden. Ook de voedselzekerheid in België is afhankelijk van wat er elders gebeurt.

Werken jullie ook aan het opvangen van de klimaatopwarming?

Govaerts: Uiteraard. We zoeken constant naar klimaat- en droogtebestendige variëteiten van gewassen. Als die optie wegvalt, kunnen de problemen zelfs op korte termijn enorm worden. Met de internationale verzekeraar Lloyd’s of London bekeken we een aantal scenario’s: wat kan er gebeuren door de combinatie van klimaatopwarming en het niet adequaat kunnen reageren omdat een deel van onze financiering wegvalt? Het kan onder meer een vermindering met 10 procent van de totale waarde van de Europese beurzen impliceren. Ook de globale stabiliteit kan in het gedrang komen, bijvoorbeeld door een grotere migratiedruk van Afrika naar Europa.

Voelen jullie nu al de effecten van Trumps maatregelen?

Govaerts: Vandaag is het nog beperkt, maar als we er niet snel in slagen de drastische vermindering van ons budget te compenseren, zijn we binnen een paar jaar niet meer in staat zijn om ons werk behoorlijk te doen.

‘We willen vermijden dat één persoon te veel zeggenschap zou krijgen over tarwe en mais in de wereld.’

Kan artificiële intelligentie (AI) niet een deel van jullie dreigende personeelsproblemen opvangen?

Govaerts: AI heeft voor onze sector een aantal extra uitdagingen. Ze hangt sterk af van de kracht van de beschikbare data, maar met een massa gegevens over tarwe en mais uit een Amerikaanse staat ben je niets als boer in bijvoorbeeld Congo. Bovendien dreig je in een situatie te komen dat je niet weet wie er achter de data zit. En je niet kunt garanderen dat ze altijd beschikbaar zullen blijven voor iedereen.

Bram Govaerts: ‘Ik wil niet meegaan in een discours van ­berekenen hoeveel graan je in Afrika kunt leveren voor de prijs van een helikopter.’

Miljardair Bill Gates is een bewonderaar én hij sponsort uw werk. Kan hij niet inspringen?

Govaerts: Hij heeft laten weten dat hij zijn financiering handhaaft, maar niet zal opkrikken. We zijn nu ook op zoek naar andere filantropen of privé-investeerders, zowel in Amerika als Europa. We willen vermijden dat één persoon te veel zeggenschap zou krijgen over tarwe en mais in de wereld. En we kijken naar bedrijven. Grote bakkerijen bijvoorbeeld zouden moeten beseffen dat ze in de problemen kunnen komen als we dit niet opgelost krijgen. De privésector is er te lang van uitgegaan dat publieke investeringen een blijvende garantie zijn. Dat is helaas niet het geval. Ook dat impliceert een transitie in het denken.

Zoals Europa er te lang van uitgegaan is dat Amerika in zijn defensie zou blijven investeren?

Govaerts: Het is op zich inderdaad hetzelfde verhaal. Maar er is een wezenlijk verschil. Defensie is een investering voor wanneer het uit de hand loopt, wat wij doen is preventie om te vermijden dat het uit de hand zal lopen.

‘Als wij dit jaar moeten stoppen met onze programma’s, duurt het vijf tot vijftien jaar om ze weer op te starten. Het is geen kwestie van een schakelaar aan of uit zetten.’

Veel crisissen hebben een directe link met voedselzekerheid, zoals de Arabische Lente die in 2010 in Tunesië begon. De oorlog in Oekraïne had een directe impact op de voedselprijzen in grote delen van de wereld. Veel landen gingen meteen boven op hun stocks zitten, die ze anders zouden exporteren.

Het Trump-bewind gewoon even uitzitten, dat is geen realistische optie?

Govaerts: Als wij dit jaar moeten stoppen met onze programma’s, zal het vijf tot vijftien jaar duren om ze weer op te starten. Het is geen kwestie van een schakelaar aan of uit zetten. Het gaat dikwijls om langetermijnprojecten met veel veldwerkers die je niet zomaar on hold kunt zetten.

Onze zaden zijn ook meer dan leveranciers van calorieën. We maken ze resistent tegen ziektes en klimaatverandering, en we laten ze meer zink, vitaminen en eiwitten produceren. Schimmels en andere ziektes blijven evolueren. Ze blijven de zwakke kanten van gewassen exploiteren. We moeten dus constant alert zijn.

Hoe werkt jullie strijd tegen schimmelziektes concreet?

Govaerts: Sommige schimmels maken de planten ziek, waardoor ze minder produceren, andere geven giftige stoffen als aflatoxine vrij, die gevaarlijk zijn voor de consument. Wij sporen de ziektes op, zoeken variëteiten die er weerstand tegen hebben en bouwen die in onze zaden in. Zo ontdekten we in 1999 in Oeganda een nieuwe roestschimmel, waar geen enkele tarwevariëteit tegen bestand was. Die had gemakkelijk kunnen uitgroeien tot een soort coronacrisis voor de tarwemarkt. Maar we vonden in onze biodiversiteitsbank toch een resistente variant, die we snel in onze zaden konden incorporeren.

‘We moeten naar een ander soort gesprek. Boeren moeten stewards voor water en milieu worden.’

We zetten ook in op betere productie- en bewaarmethodes om te vermijden dat schimmels gaan woekeren, zoals sneller oogsten en gewassen drogen. Indien nodig doen we aan biologische bestrijding, door onschadelijke schimmels over velden te sproeien, waardoor de schadelijke verdrongen worden. Het is een kwestie van voortdurend alert zijn en ingrijpen indien nodig. Het is een neverending story.

Doen jullie aan klassieke veredeling?

Govaerts: Voor 95 procent, de rest is een vorm van gene editing. We combineren een slimme man en een mooie vrouw, of een mooie man en een slimme vrouw, en maken er mooie, slimme kinderen mee. In Mexico – de oorsprong van alle mais in de wereld – is er een maissoort die aangepast is aan een leven in extreme droogte. Ze is weinig productief, maar we hebben haar droogteresistentie kunnen inbouwen in productievere maisvariëteiten. Zo combineren we het beste van verschillende werelden.

Wat is de basis van jullie werk? Eindeloos grote zaadbanken?

Govaerts: Inderdaad. We hebben het grootste deel van de biodiversiteit van de gewassen die we bestuderen in huis, in een bunker in Mexico, met een reserve in de Verenigde Staten en in de enorme plantenzaadbank in het Noorse Spitsbergen. We beschikken nu over 28.500 verschillende maiszaden en 124.000 tarwezaden.

‘Het in rekening brengen van milieukosten van landbouw is een interessant verkoopsargument geworden.’

Donald Trump lijkt in te zetten op meer regionalisering in plaats van globalisering. Is dat niet verdedigbaar voor voedselveiligheid?

Govaerts: Het is zeker nuttig om regionaal de basisvoedselproductie te versterken en te verankeren, maar het blijft een complex verhaal. Wij zetten met CIMMYT maximaal in op lokale productie, maar er zal altijd internationale handel nodig zijn. In België kun je geen sinaasappels of bananen produceren, dus moet je die importeren.

In België schermen tegenstanders van een ander landbouwbeleid graag met het argument dat milieuvriendelijker werken de voedselzekerheid in het gedrang brengt.

Govaerts: We moeten naar een ander soort gesprek. Boeren moeten stewards voor water en milieu worden. Dat klinkt misschien romantisch, maar we moeten een groot verbond zoeken tussen milieu, landbouw, landschapsbeheer en de strijd tegen de klimaatverandering. Nu schuurt dat, want het impliceert dat je je landbouwmodel moet aanpassen. En dat komt met een kostprijs, zowel economisch als inzake kennis. De transitie moet dus goed begeleid worden.

Wij hebben voor een aantal landen transformationele scenario’s ontwikkeld, waarin we nagaan hoe hun landbouw er bijvoorbeeld tegen 2040 moet uitzien. In functie daarvan kun je een strategisch plan uitbouwen, want dan weet iedereen waar hij naartoe moet en hoeveel investeringen en compensaties er nodig zijn. We zouden dat ook voor België kunnen doen. Dan kunnen we mensen meer perspectief bieden.

Hier wordt regelmatig gehamerd op de zware milieukosten van onze landbouw, die voor een belangrijk deel voor de export bedoeld is.

Govaerts: Landbouw moet natuurlijk voldoende economische waarde voor boeren genereren. Een vermindering van de exportmogelijkheden zou dus gecompenseerd moeten worden. Maar soms bots je op bizarre situaties. Wij maakten in Mexico mee dat het voor grote voedselbedrijven goedkoper werd om schepen met mais uit het buitenland te laten komen dan mais van lokale boeren te kopen. We hebben dan nieuwe variëteiten in het lokale systeem gebracht en boeren verenigd in grotere economische eenheden, zodat het voor bedrijven weer rendabel werd om lokaal aan te kopen.

Bovendien hamerden we erop dat bedrijven zo minder watervervuiling en uitstoot van broeikasgassen veroorzaakten, wat ze aan hun consumenten konden vertellen. Het in rekening brengen van milieukosten is een interessant verkoopsargument geworden.

‘We moeten naar een ander soort gesprek. Boeren moeten stewards voor water en milieu worden.’ © Getty Images/iStockphoto

Hebt u al contact gehad met de Belgische regering? Op het budget van onze ontwikkelingssamenwerking zal ook 25 procent bespaard worden.

Govaerts: We hadden recent een positief contact met het kabinet van federaal minister van Ontwikkelingssamenwerking Maxime Prévot (Les Engagés). Inzake defensie staat België internationaal misschien niet op de eerste rij, maar inzake diplomatie en onderzoek kunnen we een wezenlijk verschil maken.

Jullie focussen sterk op tarwe en mais. Is dat niet te beperkend?

Govaerts: Maar we doen veel meer, hoor. We zijn ook bezig met specifieke klimaatbestendige gewassen zoals sorghum, gerst, pinda’s en bonen. Je kunt de wereld niet efficiënt voeden met alleen tarwe en mais. Het zou ook niet gezond zijn. We stimuleren lokale boeren om zo veel mogelijk andere, meer ‘vergeten’ gewassen te zaaien.

’Reggae-icoon Bob Marley zong het al: ‘A hungry man is an angry man’.

De klimaatopwarming lijkt almaar te versnellen. Hebben jullie een worstcasescenario?

Govaerts: We hebben vier scenario’s, maar het lijkt er helaas op dat ons worstcasescenario de realiteit wordt. We moeten ons onderzoek steeds opdrijven én efficiënter maken om te kunnen volgen. Ook daarom zijn de huidige budgetproblemen zo dramatisch, zeker in combinatie met de groeiende instabiliteit in de wereld.

Europa vond plots 800 miljard euro voor defensie. Terwijl het tot voor kort schrapen was om geld voor ontwikkelingssamenwerking en de strijd tegen de klimaatopwarming te vinden.

Govaerts: Ik wil niet meegaan in een discours van berekenen hoeveel graan je in Afrika kunt leveren voor de prijs van een helikopter. Ik wil het juiste gesprek blijven voeren. Het juiste gesprek, zeker in een land als België, is dat defensie slechts één aspect van onze veiligheid is. Als je niet inzet op de rest, kun je in een neerwaartse spiraal terechtkomen met verregaande gevolgen.

Onze return on investment is enorm hoog. Per euro investering in ons tarweonderzoek is er een return van 70 tot 100 euro voor lokale boeren – voor mais is het tussen 25 en 35 euro. Er zijn bijna geen landen in de wereld die niet voor een groot deel draaien op tarwe of mais. Ik beschouw investeringen in CIMMYT dus niet louter als ontwikkelingssamenwerking, maar ook als investeringen in onder meer veiligheid.

Hebt u, ondanks alles, ook een Grote Droom?

Govaerts: Mijn grote droom is samen te vatten als ‘Landbouw voor Vrede’. Met slimme landbouw kunnen we een nieuw vredesdividend opbouwen. Kwetsbaarheid van voedselketens maakt alles veel fragieler. Reggae-icoon Bob Marley zong het al: ‘A hungry man is an angry man’. Dat mogen we nooit uit het oog verliezen.

Bio Bram Govaerts

1978: Geboren in Leuven.

2003: Bio-ingenieur (KU Leuven).

2007: Doctor in de bio-ingenieurswetenschappen (KU Leuven).

Sinds 2007: bij CIMMYT in Mexico voor de veredeling van tarwe en mais, sinds 2023 als directeur-generaal.

Sinds 2019: Andrew D. White Professor-at-Large (Cornell University, VS).

Sinds 2020: Fellow van de American Society of Agronomy.

Won diverse prijzen voor zijn werk, zoals de Norman Borlaug Field Award (World Food Price, 2014) en de Christoffel Plantin Prijs (België, 2024).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content