‘Boek over “de eerste echte ornitholoog’ illustreert mooi de vooruitgang die de veldbiologie heeft gemaakt’

Bioloog/ornitholoog en Knack -redacteur Dirk Draulans las een boek over de 17de-eeuwse Brit Francis Willughby, gepresenteerd als ‘de eerste echte ornitholoog’.

Er komen een paar Vlamingen voor in het boek ‘De fantastische Mr. Willughby‘ van de Britse hoogleraar-ornitholoog Tim Birkhead (Uitgeverij Atlas Contact). Zo citeert hij eventjes de 16de-eeuwse Vlaamse ‘auteur’ Justus Lipsius over de waarde van reizen: ‘Die lage en slechtere geesten… die hun armzalige gedachten tevreden stellen met de kennis van hun eigen land… waren als onnozele vogels opgesloten in een kooi’. Je moet reizen om te leren.

Niet alleen de grote Charles Darwin had een lange reis nodig om later tot compleet nieuwe inzichten te kunnen komen. De 17de-eeuwse natuurkenners Francis Willughby en zijn wat oudere academische vriend en mentor John Ray reisden in 1663 en 1664 door West-, Midden- en Zuid-Europa om er kennis te vergaren. Ze passeerden in Brussel, Leuven, Antwerpen en Mechelen, waar ze vooral rariteitenkabinetten en plantentuinen bezochten, maar ze bleven er niet lang. Niet interessant genoeg.

Boek over “de eerste echte ornitholoog’ illustreert mooi de vooruitgang die de veldbiologie heeft gemaakt.

Ze bleven veel langer in Italië en Spanje, waar ze onder meer schrokken van het decadente Venetië en waar ze voortdurend op hun hoede moesten zijn voor struikrovers en corrupte ambtenaren. In het voorwoord van het later te verschijnen driedelige boekwerk Ornithology schreef John Ray dat ze in Italië overal zulke grote hopen dode zangvogels op de markten zagen liggen dat ‘men haast zou denken dat alle vogels van deze soorten hier op deze manier worden uitgeroeid’. Dat is nu, meer dan 350 jaar later, nog altijd het geval: Italië blijft een ramp voor vogels.

Net als Darwin was Willughby van rijke komaf en kon hij zich dit soort folies veroorloven. De luxe van naar vogels en andere natuur te kunnen kijken was destijds iets voor de happy few. Net als Darwin had hij academische vrienden om hem wetenschappelijk bij te staan. Er is veel gedoe (geweest) over wie van beiden, Willughby of Ray, de belangrijkste was, maar het lijkt er sterk op dat het duo gewoon héél complementair was en dat ze elkaar nodig hadden om tot hun stichtende inzichten te komen.

Ze hadden zich namelijk tot doel gesteld orde in de chaos van de schepping te brengen en een solide classificatie van dieren en planten op te stellen. Wij kunnen ons dat nu moeilijk voorstellen, want wij hebben boeken en veldgidsen tot onze beschikking, maar in de 17de eeuw was er zo goed als niets. Het enige wat in hun tijd min of meer als een vogelclassificatie door kon gaan, was een boekje met een rangschikking gebaseerd op de ‘eetbaarheid’ van de beestjes.

Er waren ook nog geen verrekijkers, zodat de twee zich inzake het vogelwerk vooral baseerden op vogels in kooien en op markten, en af en toe op wat ze op schilderijen zagen en konden schieten of uit nesten roven – er kwam niet veel sentiment kijken bij vogelliefhebberij, je moest de dieren letterlijk te pakken kunnen krijgen om ze te kunnen beschrijven. Soms waren er echte observaties. Zo zagen ze in Nederland een gemengde kolonie van aalscholvers, blauwe reigers en lepelaars in bomen in de buurt van de stad Leiden. Dat vond ik extra interessant, omdat de lepelaar één van mijn lievelingsvogels is en ik niet eens wist dat die eeuwen geleden al in Nederland broedde.

Eén van de merkwaardigste aspecten van de aanpak van vooral Francis Willughby was dat hij besefte dat ook gedragingen van vogels een bijdrage konden leveren tot het vinden van hun verwantschappen. Zo begint pas in zijn tijd het besef door te dringen dat vogels als de nachtegaal zingen om een territorium te verdedigen. De ontdekking daarvan werd trouwens een schoolvoorbeeld van plagiaat, want nogal wat vroege wetenschappers schreven elkaar schaamteloos over, dikwijls zonder vermelding van de bron – een euvel waaraan Willughby en Ray zich veel minder bezondigden.

Het is wel een beetje vreemd dat het nieuwe boek Willughby als een ‘ornitholoog’ presenteert, want hij was, zoals in die tijd de gewoonte was, een allround wetenschapper die zich ook met planten, vissen en insecten bezig hield. Hij moet één van de eersten zijn geweest om vast te stellen dat er vlinders uit rupsen ontstonden, maar ook dat rupsen geparasiteerd konden worden door vliegjes en wespen, zodat er de ene keer een vlinder uit een rups kroop en de andere keer een vlieg of een wesp. Het boek is in feite vooral een mooie illustratie van de grenzeloze vooruitgang die de veldbiologie de jongste eeuwen heeft gemaakt, van zo goed als geen inzicht naar een bijna volledige catalogus en classificatie van in ieder geval de vogelwereld.

Willughby stierf jong (op 36-jarige leeftijd). Toen was zelfs zijn vogelboek nog niet klaar. Zijn vriend-mentor John Ray maakte het af en publiceerde het vier jaar na zijn dood in een Latijnse en zes jaar na zijn dood in een Engelse versie. John Ray bleef ook na Willughby’s dood financieel afhangen van zijn rijke geestesgenoot. Hij huwde zelfs de gouvernante van Willughby’s kinderen. De twee bleven na Willughby’s dood met elkaar verbonden.

Mooi is hoe John Ray schrijft hoeveel vreugde hij kan vinden in de natuur: ‘Om te beginnen was ik gefascineerd en vervolgens werd ik geheel in beslag genomen door het rijke schouwspel van de bloeiende velden in het voorjaar; toen raakte ik vervuld van verwondering en blijdschap door de wonderbaarlijke vorm, kleur en structuur van de afzonderlijke planten. Terwijl mijn oog zich verlustigde aan deze schouwspelen werd ook mijn geest verrijkt.’ Heel herkenbaar, vooral nu er in onze Vlaamse natuur opnieuw bloemenrijke weg- en akkerranden opduiken.

Auteur Tim Birkhead, die in Engeland vrij bekend is als popularisator van vogelwetenschap, pleit er op het einde van zijn boek voor om Francis Willughby te eren door de door hem ontdekte wespendief – een roofvogel die sterk op een buizerd gelijkt – naar hem te noemen: Willughby’s buizerd. In het Engels houdt dat meer steek dan in het Nederlands, want de Engelse naam voor wespendief is European honey buzzard. Dat is drie keer fout, want de wespendief overwintert in Afrika en is dus zeker geen echte Europese vogel. Hij is waarschijnlijk ook niet echt verwant aan de buizerd, al is daar nog discussie over. Maar belangrijk is dat hij geen honing eet: hij voedt zich vooral met wespenlarven uit wespennesten. De Nederlandse naam sluit dus veel beter aan bij de biologie van de vogel dan de Engelse. Geen nood voor een naamsverandering bij ons dus.

Tim Birkhead, De fantastische meneer Willughby, Atlas Contact.
Tim Birkhead, De fantastische meneer Willughby, Atlas Contact.© Atlas Contact

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content