Jan Nolf

Michèle Martin: moet haar naam gewist worden?

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

‘We kennen al ontsnappingen per helikopter: nu zal justitie die moeten inzetten voor de vrijlating van de vogelvrij verklaarde Michèle Martin.’ Voormalig vrederechter Jan Nolf staat stil bij de eventuele vervroegde vrijlating van Michèle Martin.

In de gloednieuwe roman van jurist-journalist Yannik Chauvin (‘Que ton nom ne soit plus’) zoekt een rechter een innoverende straf voor een jongeman met een dode op zijn geweten. Hij besluit hem levenslang het recht te ontnemen een naam te dragen. Door die variante van de ‘burgerlijke dood’ gaat de dader de gevangenis niet in, maar komt hij terecht in iets erger: een spiraal van sociale uitsluiting. Zowel dader als rechter dreigen in dit psychodrama ten onder te gaan.

Dat Michèle Martin morgen 31 juli vervroegd vrij zou komen na meer dan de helft van haar celtijd uitgezeten te hebben, valt op. Het zou immers de toepassing kunnen zijn van een wetswijziging die er nog niet door is. Het regeerakkoord van de regering Di Rupo stelt op p. 142 een wijziging voor van de Wet Lejeune. De drempel zou verhoogd worden van een derde tot de helft van de gevangenisduur.

Die Wet Lejeune komt sinds 1881 “cyclisch” onder vuur: noem het een abonnement. Het baanbrekend humanisme van toen wordt in het zwart/wit-denken van 2012 bijna nog enkel op hoongelach onthaald. Via Martin wordt de Wet Lejeune nu belegerd: het wordt de crash-test van het systeem.

Charles Michel (MR) deed er een maand geleden nog een schepje bovenop door de niet-comprimeerbare straffen – het omgekeerde van wat de wet-Lejeune betracht: straffen die onverkort uit te zitten zijn – op het menu te zetten: 30 jaar = 30 jaar. Punt. Het vermoeden van onverbeterlijkheid van misdadigers groeit. Optimisme is geen morele plicht meer. Sorry Karl Popper.

Ondertussen staat het toch vast dat Michèle Martin alleszins ooit vrij komt, net als Agnes Pandy. Die pleegde met vijf moorden een moord meer dan Michèle Martin. En toch is ze na een derde van haar gevangenistijd sinds 2010 mijn Brugse buurvrouw.

De echte vraag is hoe de slachtoffers, hun familie, samenleving en beleidsverantwoordelijken met vervroegde invrijheidstelling omgaan. Vooral door die laatsten mocht daar sinds 12 augustus 1996 al dieper over nagedacht zijn.

De vroegere ministeriële ‘gunst’ van de voorwaardelijke invrijheidstelling kwam in 1996 bij Dutroux-bis als een boemerang in het gezicht van de politiek terug door de eerdere vrijlating van misdaadpaar Marc DutrouxMichèle Martin in 1992. In paniek werd de procedure gedepolitiseerd: gedaan met de ministeriële gunst. De juridisering ervan betekende dat de vervroegde vrijlating een ‘recht op een andere straf’ werd, waarover de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) zou oordelen. Inderdaad: een ‘andere straf’. Want de dader blijft weldegelijk de straf uitzitten, maar onder andere voorwaarden. Niet meer in de gevangenis bijvoorbeeld, maar met een enkelband. Dit was een mooie zet: bij recidive ligt de schuld nu bij de rechters.

Er werd wel een handrem ingebouwd. Zowel de gevangenisdirecteur als het Parket geven advies, en beiden behoren tot de uitvoerende macht. Het is ook het parket dat het initiatief kan nemen tot herroeping, en daarvoor speelt zelfs het ministeriële injuctierecht: het parket verplichten tot een initiatief.

In het geval Martin weet ieder minister van Justitie dat zij/hij de politieke carrière riskeert, net als bij de hallucinante ontsnapping van Dutroux in 1998. Michèle Martin zal gevolgd worden met een vergrootglas.

Niet de zgn. ’tegenaanwijzingen’ staan nu ter discussie (risico van plegen van nieuwe feiten, houding tegenover slachtoffers…), maar het ‘sociaal reclasseringsplan’.
Dat laatste wordt door het absolute trauma van die gruwelkelder waar Martin de slachtoffers verstopte, herleidt tot een nieuw ‘verstoppingsplan’ – maar dan nu voor Martin zelf. Net als in het geval van Roger Vangheluwe staat voor Martin, deels ook voor haar eigen veiligheid, niet de re-integratie voorop, maar een blijvende verbanning naar het “verborgene”. De micro-samenleving van een kloostergemeenschap lijkt dan een redelijk alternatief. Letterlijk als ‘slotklooster’.

Die nieuwe fase van de strafuitvoering, waarbij het ‘recht op een andere straf’ ter sprake komt, rijt de wonden van families van slachtoffers opnieuw open. Door de Dutroux-hervorming worden zij er wel in betrokken, echter enkel in die zin dat ze gehoord worden over de “bijzondere voorwaarden” die door de SURB “in hun belang” opgelegd zouden kunnen worden. Maar zonder het re-integratieplan zelf te mogen inzien. Op die manier zijn ze geen echte procespartij tegenover de veroordeelde zelf, en dat zorgt nu voor extra frustratie: ze hebben geen vat op de beslissing.

Die beperkende optie van de na-Dutroux-wetgever was nochtans geen toeval. De voorwaarden van vrijlating moeten de slachtoffers beschermen, maar dat garandeert de veiligheid van de samenleving nog niet.

Vader Marchal werpt twee argumenten op in zijn mediacampagne om Martin in de gevangenis te houden. Ten eerste mag de strategisch huichelende “religietoeriste ” niet geloofd worden, zo bewijst haar religie-shoppen. Echter: of Martins geloof oprecht is of niet, en of de biechtstoel haar vergiffenis schenkt of niet. Geen van beiden zijn enig punt van juridisch debat. Enkel de betrokken kloosterorde moet daarmee leven.

Tweede punt van Marchal is dat hij Martin overal zal vinden, “waar ze zich ook verstopt”. Er werd aanvankelijk een minimum afstand van 100 kilometer tussen slachtoffer en dader vooropgesteld. Maar Marchal contacteerde het meer dan 1.000 kilometer verder liggende Franse klooster in Besançon om te protesteren. Nu zou Martin in een klooster in Malonne, deelgemeente van Namen, terechtkomen. Op 70 kilometer van de woonplaats van een van de slachtoffers. Marchal saboteert op die manier het reclasseringsplan op de meest essentiële voorwaarde die aan Martin opgelegd wordt: zij mag hem niet kwetsen, en dus niet ontmoeten.

Ook op 12 augustus 2026 zal Michèle Martin aan de gevangenispoort opgewacht worden door woedende nabestaanden. We kennen al ontsnappingen per helikopter: nu zal justitie die moeten inzetten voor een vrijlating.

Op die manier wordt een veroordeelde vogelvrij verklaard: in de middeleeuwen betekende dat permanent aan vervolging blootgesteld te worden. Zonder enige rechtsbescherming, zelfs die van toen: het stoffelijk overschot diende tot aas van de vogels op het galgenveld. Want ook het recht op een christelijke begrafenis was verspeeld. Zelfs in een klooster.

Jan Nolf

De kritische bedenkingen van Jan Nolf over justitie vindt u op zijn Law Blog en op Twitter.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content