Het groen moet het rood redden, zo besloten de Vlaamse socialisten op hun jongste congres. Ondertussen in het SP-laboratorium. Wordt vervolgd.

W at voorafging. “Het is niet omdat we de Oostblokretoriek laten varen, dat het marxisme voor ons dood zou zijn”, had Steve Stevaert op het SP-congres gezegd. De SP is voortaan een rood-groene partij, zo had het congres verder nog besloten.

Ondertussen. Steve Stevaert had onze drie vrienden het laboratorium van de SP binnengeleid. Hij sloot de deur achter hen en hing een bordje aan de klink: Genieën aan het werk! Niet storen! Ontploffingsgevaar! E pericoloso sporgersi! Omdat het socialisme weer wetenschappelijk moet zijn, zouden drie professoren experimenteel onderzoeken hoe het is gesteld met rood-groen. Een kolfje naar hun hand!

Plotsklaps! “Komt Barbara niet?” had professor Gobelijn gevraagd.

Barabas?” vroeg professor Zonnebloem, die het weer verkeerd en toch juist had verstaan. Hij snorde op zijn zelf uitgevonden gemotoriseerde rolschaatsen in het laboratorium rond. Hier sneuvelde een bunzenbrander, daar viel een pipetje stuk. Kletterdekletter! “Nee, professor Barabas vindt niet dat SP nodig is, die doet niet mee.”

“Kom, vrienden, geen tijd te verliezen!” zei Adhemar monter. “Onze teergeliefde voorzitter zou wel eens willen weten wat dat geeft, als we rood en groen gaan mengen.” Er verscheen een brandend gloeilampje boven zijn hoofd. “Neemt u de plakkaatverf van Caran d’Ache, collega Gobelijn! Professor Zonnebloem kan de lichtprojectoren nemen, ikzelf probeer het uit op de paintbox.”

Even later. Professor Gobelijn begon de formule op een papiertje te kribbelen. “Bloot, euh, rood heeft een golflengte van gemiddeld 7000 angstdroom, euh, Ångström. Groen heeft 5100. Samengeprutst, euh, geklutst maakt dat 6050. Dat is de golflengte van bleek oranje!”

“Gestreepte franje! Gestreepte franje!” foeterde Zonnebloem terwijl hij twee lampen liet vallen. Klingklang! “Ik draag deze broek al veertig jaar en nog nooit heeft iemand gezegd dat het gestreepte franje is!”

Gobelijn deed alsof hij het niet hoorde. Bleek oranje, gestreepte franje, dacht hij, dat moet Bert Anciaux zijn! Welgemutst begon hij de plakkaatverf te mengen. “Lang leve de politieke vernietiging, euh, vernieuwing!” Het werkje verliep voorspoedig. Hij verkreeg een vuilbruine kleur. Warempel, geen bleek oranje!

“Ik heb mij vernist!” sakkerde hij en hij liet zijn hoofd mismoedig op zijn borst hangen. Vuilbruin, nee, dat kon Bert niet zijn! Het mocht niet! “Vrienden, ik… Ik heb gestraald! Euh, gefaald!” kon hij nog amper uitbrengen.

Na enkele uren. “Lukt het een beetje met de lampen?” vroeg Gobelijn eens hij weer een beetje opgemonterd was.

“Rampen? Rampen?” vroeg Zonnebloem kwaad. “Bij u is het een ramp geworden! U zou beter vragen hoe het staat met mijn lampen! Mmmpf!” Gramstorig draaide hij zich van Gobelijn weg en knipte een schakelaar aan. Als dat maar goed afliep! Boem! De lampen ontploften. Toen de rook was opgetrokken, zagen onze vrienden Zonnebloem verdwaasd op de grond zitten, nog een beetje nasmeulend, een stuk uit zijn kraag rechtop staand. “?!?” zeiden Gobelijn en Adhemar. Boven het hoofd van Zonnebloem verscheen een doodskop, een zwarte wolk en ook: ” Tel. íæ@!” Dat beloofde niets goeds!

De volgende dag. “Dit is wetenschappelijk niet verantwoord!” jammerde Adhemar. Zonk! Daar liet de computer het weer afweten! Hoe hij ook probeerde, de paintbox weigerde gewoon dienst. Groen en rood lieten zich gewoon niet verenigen. Maar dat is… dat is… Onmogelijk! “Verduiveld, het pakt niet!” Zijn kaken kleurden rood.

Er viel een ponskaart uit de computer. “Gij zijt abuis!” stond erop. “Het probleem is dat groen een samengestelde kleur is, van geel met cyaan ofte blauw. Geel-blauw, of hoort ge niet goed?” Zonnebloem, inmiddels geheel hersteld, knikte verlegen. “Vrienden, ik…” In de verte sprong een zekering.

Later die dag. “Steekt uw vingers in uw ogen, euh, oren!” had Gobelijn gezegd toen Zonnebloem opnieuw aanstalten maakte om zijn projectoren aan te schakelen. “Ik heb helemaal niets verloren”, gromde deze en hij knipte de lichten aan. Er ontplofte niets. Een groene en een rode stralenbundel boorden zich door het zwerk. Ze vielen tegen de muur van het laboratorium en vermengden zich toch… eigeel. Het bleke eigeel van legbatterijkippen.

“Hemel! Roodgroen, dat is… dat is… de CVP!” bracht Adhemar uit.

“De VLD?” mopperde Zonnebloem. “Geel, dat is de CVP, ja! Of trekt u mijn bevindingen in twijfel?”

Uiteindelijk. Steve Stevaert was niet tevreden. “En paars? Daar komt toch geen paars uit?”

“Geen paniek, teergeliefde Steve!” zei Adhemar. “We zullen het theoretisch moeten oplossen!”

“Een oplossing op papier?” wedervoer Stevaert. “Ja, dat is goed, zo zijn we het gewend!”

Adhemar nam de kleurkaart van de subtractieve methode, waarbij kleuren met filters uit elkaar worden gehaald. Hij wees op de vuilbruine kleur waar het groen uiteenviel in geel en blauw en zich met rood vermengden. Maar groen zónder geel, vermengd met rood, lag vlakbij dat vuilbruin. Inderdaad: paars!

“Purpere billen, euh, pillen!” Gobelijn kraaide het uit van de pret. “Dat zal Bommeke, euh, Jommeke zich vast nog herinneren!”

Zonnebloem keek Gobelijn afkeurend aan. Er kwam een bliksemschicht uit zijn ogen. Hij had de kaart van de additieve kleurmenging in de hand en liet er zijn pendel over ronddraaien. Groen, geel, blauw, rood, paars, roze. De pendel viel stil op de plek waar al die kleuren samenkwamen. Het was… een witte vlek.

“Wit?!” stieten Stevaert en Gobelijn uit.

“Git? Gitzwart? Maar u ziet toch ook dat het wit is?” wedervoer Zonnebloem en hij bond zijn rolschaatsen weer aan, klaar om het inmiddels grondig vernielde laboratorium uit te zoeven. “Vrienden, ik…” bracht hij nog uit. Shazam!

Stevaert stond verbauwereerd naar de plek te kijken waar alle samenstellende kleuren van rood en groen bijeenkwamen en waarboven de pendel stil was blijven hangen.

“De wetenschap staat voor niets”, mompelde Adhemar. “En daarbij, wit is altijd schoon.” Hij haastte zich naar de Adhemar XXXVII en vloog zonder dralen naar de wachtende wafelenbak. Wiske kwam erbij en trok een knipoog. Einde!

De kraaienmars

Waarin Herman de Croo zijn zesde lustrum als parlementslid viert. Dagboek van een primus perpetuus.

Maandag. Dat het in Oudenaarde een schone academische zitting was, schrijft mijn trouwe Luc Van der Kelen in Het Laatste Nieuws. Er staat een foto bij waarop ik een traan verpink, met als onderschrift: de kleine reus van Brakel. De mediae, dat is gelijk een vrouw, ge moet die kunnen bespelen. Het is geen kwestie van totentrekkerij, maar waarom zou een staatsman niet mogen tsjiepen? Basile, die al mijn foto’s in een album plakt, zegt dat ik in de gepasseerde dertig jaar zelfs nog dikwijlser in Het Laatste Nieuws geblonken heb dan Willy De Clercq. Ik zou daar niet van verschieten.

Dinsdag. Barbecue in Zingem. Een bad in de menigte genomen. Beenhouwerij Van Baveghem-Thienpondt (dossier 61.209 van mijn dienstbetoon, iets met een bouwvergunning) had zijn etalage versierd. Met chipolata’s was op kunstige wijze het cijfer 30 gevormd. En daaronder stond: “Ook uw député verkiest onze paté! Dertig jaar in ’t parlement maakt ons allemaal content! Varkenspoten, Lamskoteletten, Dikke ziel.” Vaneigens, ik lees ook liever Ovidius of Ronsard, maar dat wil nog niet zeggen dat ik de volkskunst desapprouveer. De eenvoudige bewoordingen waarin mijn kiezers hun dankbaarheid betuigen, ik zal daar niet op spekelen. En als ge goed oplet, zult gij in deze poëzie een acrostichon ontdekken, dat de letters van onze partij vormt!

Donderdag. Ascensiedag. Met Fleur op trotte al rond mijn doening. De mensen vragen mij soms waarom ik Frans tegen haar spreek. Omdat ze in ’t Frans gekweekt is, tiens. Zeg ik ju, ze bougeert niet. Zeg ik hue, ze doet haar devoren.

Vrijdag. Kaas- en wijnavond in Elst. Hoe oud was Camille Huysmans, toen hij nog in ’t parlement zat? Als ik zeg dat ik nog dertig jaar wil verkozen blijven, is dat geen stoefen of blagueren. Maar waar ik mij soms om kan lamenteren, dat is onze Alexandre le bienheureux. Drie jaar had dat manneke nog maar, toen hij al het opschrift van de mayonaisepot kon lezen. “Papa, is er nog Devos-Lemmens?” Drie jaar, begot! ’t Was niet voor niets dat ik als minister van Nationale Opvoeding – ik spreek van de regering- Leburton – besloten heb de scolaire leeftijd te verlagen. Maar nu, vijfentwintig jaar later, zitten de kleine Coens en de kleine Tobback in ’t parlement, en Alexander de Croo is ver van de boom gevallen. Voor een fruitkweker is dat een triestige affaire.

Zaterdag. Ik hoor dat Zwarte Woensdag vanaf de volgende week het plankier moet ontruimen voor de voetbalisten in Frankrijk. Iemand moet de zwanenzang blazen, en wie kan dat beter doen dan uw chroniqueur? Maar ieder einde is het begin van een nieuw geluid. Ik zeg dat en ik zeg ekik niets.

Bijdragen: Piet Piryns, Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content