Na 25 jaar ballingschap in België keerde Hazim Kamaledin terug naar Irak.

De Iraakse acteurs zijn van 21 tot 28 mei te gast op het KunstenFestivaldesArts in Brussel, en treden in juni op in Gent, Brussel en Antwerpen.

Hij houdt niet van het woord vluchteling en noemt zich liever ‘balling’. ‘Ik ben niet gevlucht, ik was niet langer welkom. Dat is een verschil.’ In 1979 wordt Hazim Kamaledin onder het regime van Saddam Hoessein zevenmaal ter dood veroordeeld vanwege een te kritische theatervoorstelling. ‘Op de universiteit had ik een theaterstuk gemaakt. Een van de voorstellingen werd door de politie stilgelegd. Politiemannen stormden het podium op en arresteerden de acteurs. Ik stond toen ook op de scène, maar een vriend van me had het zien aankomen en heeft mij meegesleurd.’

In België richt hij het theatergezelschap Woestijn ’93 op. Onmiddellijk na de val van Saddam keert hij naar Irak terug om in de chaos van Bagdad een Vlaams-Iraakse theaterproductie uit de grond te stampen. Hoe krankzinnig ook, één ding was mij onmiddellijk duidelijk: 25 jaar na zijn verbanning vanwege een toneelstuk vindt hij in het theater het perfecte alibi om naar zijn vaderland terug te keren. Ik heb nog geen balling of vluchteling ontmoet die dat niet wil. Ondertussen zijn we een jaar verder, en pendelt Hazim tussen Bagdad en Antwerpen.

‘Elke mens wil terug naar de baarmoeder’, zegt hij me tijdens een van onze gesprekken. ‘Zou jij je moeder kunnen vergeten?’

De vlucht terug

‘In Bagdad ben ik een vreemde nu, net zoals in België. De eerste man die ik zag toen ik een jaar geleden uit de auto stapte, schold me uit voor idioot. “Wat kom je hier in ’s hemelsnaam doen”, riep hij. “Het is hier de hel. Jij bent gek? Ga terug naar waar je vandaan komt.” Ik ben voor de gemiddelde Irakees nu niet minder blond dan jij.’

Hij staat op en loopt een paar passen schuifelend door de woonkamer. Zijn armen slap naast zijn lichaam. Zijn ogen naar de grond.

‘Zo lopen Irakezen’, zegt hij. ‘Ik denk dat dat het gevolg is van al die jaren terreur onder Saddam. Westerlingen lopen veel opener. Ik ben ook naar Babylon geweest, mijn geboortestad. “Hier ben je naar de middelbare school gegaan”, zei mijn broer me. Het leek alsof ik dat gebouw nog nooit gezien had. Ik kon me niks meer herinneren. Alles is er zo op achteruitgegaan. En vuil. Babylon was vroeger een moderne stad.’

‘Ik had de meeste familieleden en vrienden 25 jaar niet meer gezien. Ik heb ze achtergelaten als jonge, actieve mensen. Eerst herkende ik velen van hen niet. Zo anders. Niet alleen qua uiterlijk, anders door het leven getekend. De omhelzingen waren warm, alleen wist ik niet wie ik omhelsde. Met mijn ouders was het net zo. Iets tussen verlangen en vervreemding. Het was alsof ik niet mijn moeder weerzag, maar mijn grootmoeder. Echt. Mijn ouders praten met mij alleen maar over het verleden. Weet je dit nog, weet je dat nog?’

Bagdad in ontbinding

‘Geen woord is accuraat genoeg om te beschrijven hoe ik Bagdad na al die jaren terugvond. De stad lijkt op een lijk dat niet begraven is en maanden heeft liggen rotten. Alles is in ontbinding. Een lijk vol slijmen en parasieten. Ik ben met mijn broer langs de plaatsen van mijn jeugd gereden. Het was een schok. Alles wat ik de eerste dagen zag, riep agressie bij me op. Ik kwam weer aan het kantoortje van de studenten van de Baath-partij. Daar werd ik – en vele anderen – gemarteld.’

Hij sluit zijn ogen en wijst met zijn vinger naar een litteken op zijn ooglid. Dan steekt hij een verminkte vinger mijn richting uit. Het voorste vingerkootje lijkt te zijn weggeknipt tot aan de wortel van de nagel. ‘Er werd in Irak geschokt gereageerd op de sadistische beelden uit Abu Ghraib, maar evenveel mensen zijn eigenlijk blij dat een aantal Saddam-aanhangers zijn verdiende loon kreeg. Onder Saddam ging het er trouwens veel harder toe.’

‘Heel veel mannen die deel uitmaakten van de partij van Saddam hebben nu belangrijke functies aan de universiteit. Ook toen Iyad Alawi aan de macht kwam, doken ze overal weer op. Alawi voerde een schrikbewind, toch slaagde hij er niet in orde te scheppen. En ook huidig premier Ibrahim al-Jaafari krijgt geen vat op de chaos die de Amerikanen achterlieten. Het leven in Bagdad is heel gevaarlijk. Er lopen mannen door de straten met borden op het lichaam waarop ze zich als huurmoordenaar aanbieden voor 50.000 dinar, dat is ongeveer 33 euro, een derde van een maandloon. Zoveel is een leven in Bagdad waard. Dat bedrag kan nog zakken. Ondertussen is er ook een drugprobleem. Dat was vroeger onbestaande. Alcohol is verboden, maar alle soorten drugs zijn toegelaten, en overal te verkrijgen. Cocaïne, opium, heroïne, wiet, benzine gemengd met lijm.’

‘Ontvoeringen zijn een echte plaag. Kinderen en vrouwen zie je nauwelijks in de straten van Bagdad. Veel te gevaarlijk. Er worden immense bedragen geëist. Het zoontje van de zus van een van mijn acteurs werd ontvoerd. Twee dagen later vroegen de kidnappers 80.000 euro. Zoveel geld hadden ze natuurlijk niet. Uiteindelijk hebben ze hem voor 3000 euro teruggekregen. En dat is allemaal openbaar.’

‘En de overheid doet daar niks aan?’

‘Weet je wat grappig is? In Bagdad heeft vandaag ieder burger wapens in zijn auto. De politie heeft er geen.’

Hij begint luid te lachen.

‘Dan is het natuurlijk moeilijk om orde te houden. Het verkeer is complete waanzin in Bagdad. Een jungle. Er staan wel politiemannen. Maar ze doen niks. Ze zijn machteloos.’

‘Sinds de Amerikanen de macht hebben overgedragen, zijn de straten in Bagdad iets veiliger geworden’, geeft hij toe. ‘De Amerikanen waren een doelwit. Je kon best niet te dicht in hun buurt komen. En bij het minste schoten de soldaten in het wilde. De Amerikaanse soldaten waren allemaal doodsbang.’

Op de vraag of Irak beter is geworden sinds de Amerikanen Saddam hebben afgezet, wil hij niet antwoorden.

‘Dat is een zwart-witvraag. De werkelijkheid is veel complexer en genuanceerder. De lonen van de mensen zijn in vergelijking met de Saddam-periode bijna verhonderdvoudigd, en de prijzen op straat zijn niet gestegen. Economisch gezien is er vooruitgang. Mijn broer en zijn vrouw kunnen nu dertig procent van hun loon sparen. En eindelijk kunnen de mensen hun mening zeggen, en hun godsdienst uitoefenen. Je kunt op dit moment in Bagdad evenveel zeggen als in Vlaanderen. Ik geef het niet graag toe, maar de Amerikanen hebben onze hoofden bevrijd. Dat wil niet zeggen dat ze mijn vrienden zijn. Maar het is Amerika niet om het Iraakse volk te doen. De vijand van mijn vijanden moet mijn vriend niet zijn.’

Theater en diarree

‘In Irak wordt heel veel theater gespeeld. Meer dan in Vlaanderen. Te vergelijken met Londen. Ook ten tijde van Saddam. Toen was het veelal ‘entertainmenttheater’ en theater dat propaganda maakte voor het regime. Maar ook Shakespeare. Op dit ogenblik staat bijvoorbeeld Hamlet op de affiche.’ Hij glimlacht: ‘Ze geraken daar maar niet verder dan Hamlet.’

‘Een van de grootste verdiensten van Saddam is de desalfabetisering‘, zegt hij cynisch. ‘Hoe dommer de mensen, hoe beter voor hem. Al die dingen moeten opnieuw opgebouwd worden. Daarom ga ik terug. Het theater in Bagdad is 25 jaar lang niet meer geëvolueerd. Ik heb het gevoel dat ik daar meer nodig ben dan hier.’

‘Vraag me niet waarom, maar in tijden van oorlog en chaos ontstaat er bij de mensen een soort koorts. Dat heb ik overal gezien. Koorts die ervoor zorgt dat mensen alles intenser doen. Seks, moord, godsdienst, drugs, maar ook poëzie en kunst… alles wordt intenser. En alles gebeurt met koortsachtige bezetenheid.’

‘Bedoel je met die koorts een soort creativiteit?’

‘Creativiteit zou ik het niet noemen’, zegt hij met een glimlach, ‘eerder een soort diarree.’

‘Al de stukken die ik tot nu toe gemaakt heb, gaan over het verleden. Het heeft niet zozeer met heimwee of nostalgie te maken. Eerder met een kritisch denken over mijn verleden. Theater moet voor mij een plaats van ontmoeting zijn. Zowel voor de mensen die het maken als voor het publiek. Daarom heb ik acteurs rond mij verzameld van allerlei strekkingen, zowel Saddam-aanhangers als tegenstanders. Er heerst een traditie van kitsch in het Iraakse theater. Daar kan ik niet mee werken. Irakezen zijn bang van leegte, soberheid en stilte. Ik ben samen met mijn acteurs in oude afgebrande en stukgeschoten theaters, zwartgeblakerde stoelen en andere afval gaan halen. Al die spullen hebben we gerecycleerd tot een nieuw podium. Voor de tekst baseerde ik me op oeroude Arabische nomadenverhalen waarin geweld, seksualiteit, godsdienst en politiek aan elkaar gelinkt worden. Op de ruïnes van het verleden wil ik het over destructie, oorlog en totalitaire regimes hebben. Waarom wordt het tweestromenland, de moeder van alle beschavingen, keer op keer vernietigd door externe factoren? En hoe komt het dat totalitaire regimes er steeds weer de kop opsteken?’

Na ons gesprek laat hij op zijn computer een aantal foto’s zien uit Bagdad. Foto’s van acteurs en van hedendaagse Iraakse schilderkunst. Maar ook beelden van een verwoest theater, Amerikaanse tanks, wrakken en puin, middeleeuws aandoend sanitair.

Dan wordt hij stil.

‘Iedereen is hiervoor verantwoordelijk, zowel Saddam als de Amerikanen.’

Hij praat emotioneel over Bagdad en Irak. Soms bitter, soms warm en hoopvol. ‘Het liefst zou ik zes maanden daar wonen, en zes maanden hier. Een brug slaan tussen beide landen’

Vlak voor Amerika de macht in Irak overdroeg, ging in Bagdad een coproductie tussen de Vlaamse Tg Cactusbloem en het Nationaal Theater van Bagdad in première: De tochten. Op minder dan 50 meter van het theater ontploften er bommen.

We zijn precies één jaar verder.

De tochten komt naar België.

Michael De Cock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content