“Alleen de ideeën die echt kracht hebben, worden een zelfstandig kunstwerk”. Mark Manders en de uitdaging van het niet-begrijpen.

“En juffrouw, welke hobby’s heeft U ?” Die wat banale vraag werd me ooit gesteld toen ik als zeventienjarige aan de universiteit een eerste “verkennend gesprek” had met de docent wijsbegeerte. Zoals zovelen die geen echt tijdverdrijf cultiveren maar hun vergeten momenten toch met wat verbeelding willen doorbrengen, antwoordde ik maar dat ik wel veel las. Wat ontgoocheld en ongelovig over alweer zo’n leeg antwoord, vroeg de filosoof welke boeken ik onlangs nog had gelezen. Ivo Michiels was de eerste naam die me te binnen schoot, maar ik had net zo goed Karl Marx kunnen antwoorden of Shakespeare. Om bij de man geen valse hoop te wekken, gaf ik hem alleen de eerste naam. Toen hij nog vroeg wat me dan wel zo boeide aan die schrijver antwoordde ik: “Zijn boeken spreken me aan omdat ik ze niet begrijp.” De filosoof trok grote ogen en het gesprek werd daarop afgesloten. Nee, een echt goede indruk had ik niet nagelaten.

De aantrekkingskracht van het ongrijpbare heeft me altijd blijven boeien, wellicht ben ik daardoor ook bij de kunst terechtgekomen. Niet zozeer omdat kunst een antwoord tracht te formuleren op de onverklaarbare manier waarop wij ons leven op deze aardbol doorbrengen, maar omdat kunstenaars nu net een taal hanteren die niet altijd onmiddellijk vatbaar is voor het verstand. De schoonheid en kracht van kunstwerken voel je met je buik, dat is de fase van het pure genieten. Maar daarnaast wil je meer, je wil begrijpen en alle details in het werk ontrafelen zoals je in een boek zinnen herleest om hun betekenis goed te vatten.

Zo ook verliep mijn kennismaking met het werk van de Nederlandse kunstenaar Mark Manders. Manders (Volkel, 1968) stelt regelmatig tentoon in de Antwerpse galerie Zeno X, het is daar dat ik zijn werk voor het eerst zag. Ik begreep dit werk niet, maar gefascineerd door de bescheidenheid en tegelijkertijd de grote plastische kracht waarmee de kunstenaar zijn oeuvre gestalte geeft, trok ik onlangs naar Manders’ atelier aan de rand van Arnhem. Het atelier is een waanzinnig grote schuur die hoort bij een boerderij. Rondom liggen wijd uitgestrekte akkers en velden. Hier en daar duiken rode containers op in het grijze, aardbruine landschap. Met kartonnen muren en witte of grijsblauwe zeildoeken die fungeren als deuren, verdeelde de kunstenaar de schuur in verschillende kleinere vertrekken. Elk vertrek heeft een eigen functie. Hier wordt getekend, daar het hout bewerkt, elders krijgt de klei vorm. Tegelijkertijd lopen de functies van de verschillende kamers constant door elkaar.

VERTROUWD EN GEMOEDELIJK

Manders maakt kunst op dezelfde manier waarop hij zijn atelier heeft opgedeeld. Elk werk van de kunstenaar kan zelfstandig functioneren maar kadert ook in een groter geheel, in zijn persoonlijk interpreteren van de wereld, in een oeuvre. Zo is elk werk een fragment van een gebouw, van een zelfportret, van een zelfportret als gebouw. Dit “zelfportret als gebouw” kan beschouwd worden als een formele structuur waarin het oeuvre zich voltrekt. Tegelijkertijd is het ook een ideëel uitgangspunt van waaruit herinneringen en momenten, het bestaan van verschillende personen beeldend gestalte krijgen. Het “zelfportret als gebouw” geeft de afzonderlijke beelden dus een gelaagdheid, een referent kader. Alle ideeën en beelden van de kunstenaar ontstaan binnen dat kader, maar moeten ook sterk genoeg zijn om alleen te functioneren. “Alleen die ideeën die echt kracht hebben, worden een zelfstandig kunstwerk,” zegt Manders, “de andere blijven als idee in het hoofd verder werken, tot ze een overtuigende vorm hebben gevonden.”

Het gebouw verandert voortdurend, soms komen er kamers bij, dan verdwijnen ze weer zoals een soepele geest die denkpistes ontwikkelt om ze dan weer te laten vallen en de draad eventueel later weer op te pikken.

Manders brengt zijn hersenspinsels met beelden tot uitwerking, hij creëert een soort poëzie die afstand doet van de directheid van woorden. Een “ding” primeert op het woord, het woord op een idee “alleen al omdat op ideeën geen zonlicht kan vallen.”

“Een beeld”, zo zegt Manders nog, “kan zoveel vrijer en breder zijn dan woorden. De confrontatie met een object, een constructie of een tekening werkt ook heel anders dan die met een dichtregel. Wanneer je zo’n beeld ziet, moet je als kijker eigenlijk zelf de gedachten erbij in taal formuleren. Een beeld doet dat op een meer dwingende manier dan taal vanwege de lichamelijke confrontatie die je krijgt met het object.” Af en toe, zo vindt Manders, kan een zin toch het beeld evenaren. Op een wit vel papier, met een speld opgehangen aan een ijzeren draadje staan volgende woorden: “Landscape with sound of a flag”, hier wordt de zin beeld en hoeft hij niet beeldend meer vertaald te worden.

Niet alle beelden die Manders maakt, zijn doordacht. Soms ontstaan ze als bij toeval, dan roepen dagdagelijkse werkelijkheden een bepaalde gedachte op die de wereld ordent en haar benoembaar maakt. Hier speelt het onbewuste een grote rol, alledaagse werkelijkheden krijgen een symbolische kracht, misschien omdat die er inherent aan is, misschien omdat we ze er ooit onbewust aan toegeschreven hebben. Met dit patroon van déjà-vu worden we in de werken van Manders geconfronteerd. Daarom lijken de kunstwerken ons wellicht zo vertrouwd en gemoedelijk, daarom wellicht ook eigenen we ze ons zo gemakkelijk toe.

RODE AANDACHTSPUNTEN

Manders maakt zijn beeldhouwwerken met eenvoudige, sobere, misschien zelfs arme materialen: klei, zand, hout, voorwerpen uit het atelier zoals gummetjes en potloden.

Die materialen zijn nooit een uitgangspunt maar altijd met de inhoud van het werk verbonden, ze krijgen daarom bij elk werk een nieuwe betekenis mee. De gebruikte objecten zijn nooit glamoureus maar bevatten een sterke poëtische waarde: een kopje, een lucifer waarvan het rode zwavelkopje oplost in het blanke water, theezakjes met hun kartonnen labels vormen woorden op een grijs kamertapijt, lemen poppetjes staan verstild in een hoek van een kamer… Net zoals de materialen wordt ook de kleur rustig en verstild gebruikt in de met grijs, bruin en blauw gevoede werken. Hier en daar duiken rode aandachtspunten op, zoals ook in de fysieke omgeving waarin Manders werkt, waar tussen de grijsbruine akkers de rode containers met hun mathematische vormen sterk contrasteren.

In de enige verwarmde kamer van het atelier eten we bruine broodjes met pindakaas, op een rode zetel en met het brood op het grijze vloerkleed. Ik denk over het potlood voor me, de punt ervan moet een verslag van dit interview weergeven maar buigt zich geleidelijk om in een stuk metaal, als de beeldgeworden aanzet voor zoveel woorden. Ik vraag mij nu af of ik het werk van de man voor me ooit wel niet begreep, dat idee lijkt me plots zo onmogelijk. Ik denk terug aan de grote ogen van de filosoof en aan de boeken van Ivo Michiels. Sinds mijn schooljaren heb ik zijn werk nog verscheidene malen herlezen. Ik begrijp het nu ook beter. De boeken lijken rijker te zijn geworden, kregen meer nuances en kleur. Of ik ze daarom ook mooier of fascinerender ben gaan vinden, is een vraag die me nog steeds bezighoudt.

Mark Manders is te gast op de 24ste biennale van Sao Paulo die nog loopt tot 13/12. Manders exposeert ook regelmatig bij Galerie Zeno X, Leopold de Waelstraat, 16 te Antwerpen.

Els Roelandt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content