Marleen Finoulst
Marleen Finoulst Arts en journalist

De term suikerziekte is achterhaald. Vandaag kiest men resoluut voor diabetes. Mensen met een goed geregelde diabetes zijn namelijk niet ‘ziek’ en hun aandoening gaat veel verder dan een stoornis in de suikerhuishouding.

Bij diabetes kan het lichaam glucose niet meer verwerken omdat het hormoon dat hiervoor instaat, namelijk insuline, niet voorhanden is of onvoldoende effect heeft. Er zijn diverse vormen van diabetes, dagelijks worden er zelfs nieuwe varianten ontdekt, maar veruit de belangrijkste zijn diabetes type 1 en diabetes type 2.

Diabetes type 1

Type 1 diabetes is een vrij zeldzame aandoening die vier op de duizend mensen treft. Voor België betekent dit zo’n 45.000 patiënten. Het afweer- of immuunsysteem valt lichaamseigen cellen aan, in casu de bèta-cellen in de pancreas die instaan voor de productie van insuline. Deze insulineproducerende cellen worden in enkele maanden tijd bijna volledig vernietigd, waarna de ziekte zich manifesteert. Zonder insuline kunnen we slechts korte tijd overleven, dus bestaat de levensreddende behandeling van type 1 diabetes uit het toedienen van insuline. Die toediening moet gebeuren op een getitreerde wijze of zoals de bèta-cel het zou gedaan hebben: een productie die is afgestemd op de noden van het lichaam op een bepaald moment.

Professor Chantal Mathieu, diabetologe in UZ Leuven en voorzitter van de Vlaamse Diabetes Vereniging: ‘Wij leren aan mensen met type 1 diabetes hun bloedsuikergehalte op verschillende momenten van de dag te meten en na te denken over hun voeding, wat en wanneer ze wat gaan eten en doen en op basis van die informatie zichzelf de juiste dosis insuline toe te dienen. De meesten slagen daar wonderwel in, weliswaar dankzij serieuze inspanningen, maar ze kunnen daardoor een perfect normaal leven leiden. Dankzij trainingen, educatie en informatie, verbeterde behandelingen, systemen om de bloedsuikerspiegel makkelijk zelf te controleren en vooral eigen inspanningen, komen ernstige verwikkelingen van diabetes type 1 steeds zeldzamer voor.’

Diabetes type 1 treft vooral kinderen en jonge mensen, maar de aandoening kan evengoed nog op 50- of 60-jarige leeftijd toeslaan. Het Belgisch Diabetes Register, een samenwerking van alle Belgische universiteiten, spoort sinds een tiental jaren al diabetici vroegtijdig op. Chantal Mathieu: ‘We kunnen vandaag voorspellen hoeveel kans eerstegraadsverwanten van mensen met diabetes type 1 lopen op dezelfde ziekte wanneer ze bepaalde kenmerken dragen in hun bloed, waaronder antistoffen tegen eigen bèta-cellen. De diagnose wordt daardoor veel vroeger gesteld.’

Een lichtjaar vooruit

Waarom die vroegtijdige screening? Chantal Mathieu: ‘Er sterven nog steeds kinderen door diabetes type 1, omdat de diagnose niet tijdig gesteld werd. Kinderen van één, twee jaar die met de ziekte geconfronteerd worden, kunnen klachten zoals een toegenomen dorstgevoel of pijn in de buik niet verwoorden.’

Het risico op diabetes type 1 bedraagt vier op duizend. Indien een eerstegraadsverwant de ziekte heeft, dan neemt het risico met een factor tien toe. ‘De aandoening wordt nu systematisch opgespoord bij eerstegraadsverwanten van een diabetespatiënt; zo vermijden we dat de diagnose pas gesteld wordt op het moment dat de pa-tiënt ‘crasht’ door een diabetische coma. Screenen is ook wetenschappelijk interessant. In tien jaar tijd zijn de methodes voor de vroegtijdige opsporing van diabetes type 1 sterk verbeterd. Ten slotte kunnen we nieuwe geneesmiddelen uittesten bij mensen met een hoog risico of in een zeer vroeg stadium van diabetes type 1 in de hoop de ziekte tegen te houden. In de afgelopen drie jaar hebben we in België een antistof tegen een van de celletjes van het immuunsysteem uitgetest bij mensen in een zeer vroeg stadium van diabetes type 1. De resultaten daarvan worden binnenkort gepubliceerd. In vergelijking met 15 jaar geleden staan we nu een lichtjaar verder’, aldus professor Mathieu.

Diabetes type 2

‘Diabetes type 2 werd in de afgelopen jaren stiefmoederlijk behandeld’, betreurt Mathieu. Men sprak en spreekt soms nog van ‘een beetje suiker’, terwijl het om een aandoening gaat met ernstige verwikkelingen (hartinfarct, oogproblemen, aantasting van de kleine zenuwen). De kans om binnen tien jaar te overlijden tengevolge van een infarct is bijvoorbeeld verdubbeld.

Diabetes type 2 wordt net als type 1 gekenmerkt door een abnormaal hoge bloedsuikerspiegel, maar bij type 2 is die het gevolg van het feit dat het lichaam de werking van insuline begint te weerstaan. Mensen met type 2 produceren nog wel insuline, maar de bèta-cellen slagen er niet in voldoende van het hormoon aan te maken. Chantal Mathieu: ‘Het heeft alles te maken met te veel vet in de buik. De vetopstapeling in de buik maakt dat de lever niet meer goed reageert op insuline. Het vet dat tussen de darmlissen zit, is gemakkelijk mobiliseerbaar waardoor snel vrije vetzuren circuleren. Deze vetzuren maken de lever, waar het suiker grotendeels verwerkt wordt, meer weerstandig voor insuline. Als reactie daarop gaan de bèta-cellen meer insu-line produceren. Afhankelijk van de sterkte van de bèta-cellen en van de hoeveelheid vet in de buik kan de balans op zeker moment omslaan. Mensen met heel veel vet in de buik stellen hun bèta-cellen zodanig op de proef, dat die op een zeker moment gaan falen. Het resultaat is diabetes type 2.

Chantal Mathieu: ‘Probleem bij deze mensen is niet alleen de verhoogde bloedsuikerspiegel die kan leiden tot aantasting van kleine en grote bloedvaten, maar ook de vetopstapeling in de buik zelf. Dat buikvet veroorzaakt gestoorde bloedvetten, hoge bloeddruk, stoornissen in de bloedstolling en nog andere problemen, die het risico op hart- en bloedvatlijden zeer sterk verhogen, onafhankelijk van de bloedsuiker. Men spreekt over het ‘metaboolsyndroom’. Valse geruststelling van deze mensen bij het vinden van een normale bloedsuikerspiegel is daarom totaal verkeerd! Willen we bij mensen met type 2 diabetes écht het risico op hart- en bloedvatlijden verminderen, dan moeten we niet enkel de bloedsuiker aanpakken, maar ook de bloedvetten, de bloeddruk, de stolbaarheid van het bloed en nog tal van andere bijkomende risicofactoren – denken we maar aan roken.’

Cola en hamburgers

De sterkte van de bèta-cellen is deels erfelijk bepaald en wordt deels beïnvloed door het prenatale leven. Wanneer een zwangere vrouw weinig eiwitten kon eten, omdat ze in armoede leefde bijvoorbeeld, zullen de bèta-cellen van haar kind zwakker zijn. Wanneer dat kind later een beetje vet in de buik heeft, kan dat voldoende zijn om het evenwicht te doorbreken en diabetes type 2 te doen ontstaan. Zwaarlijvigheid is dus geen absoluut noodzakelijke factor in het ontstaan van deze vorm van diabetes. Mensen uit ontwikkelingslanden, of mensen van hier geboren in de jaren ’40 (de oorlogskinderen) hebben tengevolge van de minder goede voeding van hun moeder tijdens haar zwangerschap genetisch zwakkere bèta-cellen en daardoor een groter risico op diabetes. Chantal Mathieu: ‘Diabetes type 2 is vandaag een ernstig probleem in ontwikkelingslanden. Mensen geboren in tijden van hongersnood die in hun latere leven cola en hamburgers consumeren, ontwikkelen sneller diabetes. Ze hebben zwakke bèta-cellen en stapelen vet op in hun buikholte. Omgekeerd kunnen mensen met sterke bèta-cellen, maar die moddervet worden, ook dia-betes ontwikkelen. In westerse landen is het dan ook vooral overgewicht op zich dat type 2 diabetes veroorzaakt.’

Met het ouder worden komt er sleet op de bèta-cellen en worden ze vanzelf wat zwakker. Een gebrek aan lichaamsbeweging vergroot de kans op een beetje vetopstapeling in de buik. Door de combinatie van ouder worden, weinig bewegen en te vetrijk eten komen velen vanzelf bij diabetes uit.

In de komende jaren wordt een beperkte toename van de incidentie van type 2 verwacht. Althans in ons land. In landen als India en in Afrika, verwacht men in het volgende decennium een verdubbeling of zelfs verdrie-, verviervoudiging, omdat deze mensen vaak nog geboren zijn in periodes van hongersnood en nu geconfronteerd worden met de cola- en hamburgercultuur.

Marleen Finoulst

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content