Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

110 maal Jef Geys in Middelheim.

De tentoonstellingen in het beeldenpark volgen elkaar op en verschillen als dag en nacht. Na de klassiek moderne sculpturen van Henry Moore, de weerspannig conceptuele kunst van Jef Geys (63): na de perfecte invulling van het traditionele begrip sculpturenpark, de totale ontkenning ervan.

De ex-leraar plastische opvoeding uit Balen is waarschijnlijk zelf de eerste om voor zijn installaties, maquettes, sculpturen, foto’s en fotokopieën de vanzelfsprekende denominatie “kunst” in vraag te stellen. Al was het maar om nooit een kans te geven aan het misverstand dat het hem louter om esthetiek te doen zou zijn, om het gevoelvol opgaan in vormen en kleuren. Hij is een lucide waarnemer, archivaris en pedagoog die het denken wil stimuleren over de status van wat we kunst noemen, met inbegrip van haar context.

Een scherp vormbewustzijn heeft hij anderzijds altijd gewild. Al was het maar om al wie zijn werk geen kunst vindt, te doen twijfelen. Het Openluchtmuseum Middelheim wijst op het belang van de “fysiologische effecten van een vorm” voor Geys. Hoe vorm camouflage kan zijn, mimicry, schijnmanoeuvre, verborgen verleider. De kennismaking met de ideeën van Nikolai Ladovsky werkte als een eye-opener. Deze leraar aan de revolutionaire Vkhutemasschool in Moskou tijdens de jaren twintig “zocht naar een synthese tussen schilderijen, sculpturen en architectuur en gebruikte psychologische methodes om architectuurruimtes te creëren”.

In 1969 al had Jef Geys zo zijn plannen met Middelheim. In een brief aan toenmalig Cultuurminister Frans Van Mechelen stelde hij voor om het beeldenpark om te spitten, te bemesten en te beplanten. Zijn radicaal voorstel was gedoemd om geweigerd te worden. Ook van het opblazen van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, een plan dat hij een jaar later ontvouwde, kwam niets in huis.

Uit de inventaris van zijn oeuvre blijkt dat hij tussen 1962 en 1974 elk jaar een afbeelding van een zaadzakje (van petunia’s tot wortels) maakte. Door tijd en ruimte te markeren met tekens van kiemkracht en organische groei, gaf hij aan dat de eerste opdracht van de kunstenaar niet ligt in het vervaardigen van autonome objecten, bestemd voor kunstmatig aangelegde plaatsen. Geys wil het leven en de werkelijkheid dichter op de huid zitten. Hij induceert prioriteiten voor het welzijn van de mens. De boodschap kan in een esthetische vorm verpakt zijn, maar niet noodzakelijk. (Van de vreemde objecten die hij zelf in de wereld zet, bewaakt hij angstvallig het geheim).

EEN BOTANISCH FRAME

Kunst als kritiek op de maatschappij is een uitgangspunt dat Geys al meer dan veertig jaar consequent hanteert. Toen hij in 1986 de gelegenheid had om een van de burgerlijke Chambres d’amis in Gent artistiek in te richten, koos hij voor sociale woningen. De deuren voorzag hij van de leuze: “vrijheid, gelijkheid, broederschap”. De kunst van Geys gaat over waarden, en over het feit dat waardenvrije kunst niet bestaat.

In zijn actuele project voor Middelheim negeert hij het openluchtmuseum als sculpturenverzameling. Om de functie van het park als beplant of te beplanten areaal naar voren te halen, hanteert hij een botanisch frame. Hopeloos ontoereikend voor twintig hectare. Bioloog Daniël Renders kreeg als opdracht honderd en tien bloemen, bomen, planten of grassen te identificeren. (In het Braempaviljoen speldt hij de bijhorende bladeren op de muur als gold het kunstwerken.) Geys maakte met een rotring-punt 30-architectenpen evenveel tekeningen. Hij stak ze achter plexiglas en bevestigde ze in het park elk aan een paal waarvan het nummer correspondeert met de nabijgelegen plant.

Het zijn pornografische tekeningen, vrij gekopieerd naar bronnen uit de Griekse oudheid tot het einde van de negentiende eeuw (Aubrey Beardsley, 1896). Verweven met elk afgebeeld standje zit ook een logo, van een bedrijf, een krant of tijdschrift, soms van een monsterproductie of een stripheld. Zo is in een spiegel te zien hoe het er in werkelijkheid toegaat: handel en industrie maken zich meester van kunst en erotiek om de mensen lekker te maken voor hun producten, of ze zonnen zich in het aura van de kunst die ze als sponsors in leven houden. Alleen ligt het initiatief hier bij de kunstenaar en niet bij de industrie. En zo steekt er plots, doorheen de ouderwets libertijnse onschuld van zijn pornotekeningen, een wind van vrijheid op – heel anders dan bij de hardgekookte reclamebeelden van vandaag, die een systeem van mentale slavernij in stand houden.

Die kostbare vrijheid van de mens, zoals ze hier verschijnt in een exhibitie van lichamelijk genot en verspild zaad, is een glibberig ding. Ze volgt de wetmatige gang van bevruchting niet, wat het zaad van de planten in het park wèl doet. Wij zijn meester over de bestemming van het zaad, al kan het onze doem betekenen. De genetica belooft Übermenschen, of zullen het monsters wezen? Ook Jef Geys blijft ons het antwoord schuldig. Maar hem komt de verdienste toe, op de urgentie van de vraag te hebben gewezen.

Tot 14.11.99, Middelheimlaan 61, Antwerpen. Open: sept. 10-19u. Okt.-nov. 10-17 u.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content