Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Zondag is het Racing Genk-Club Brugge, de topper van dit seizoen. Een gesprek met de Genkse voorzitter Edgard Troonbeeckx.

Winterslag speelde in rood-zwart, Waterschei in geel-zwart. Toen na jaren bloedvete beide clubs in 1988 door de feiten gedwongen werden om samen te smelten, vormden de nieuwe clubkleuren een heikel punt. Die van Waterschei deden een grootmoedig voorstel: “De truitjes van Waterschei en de broekjes van Winterslag.” Waarna het uiteraard geel-zwart zou blijven.

Het is blauw-wit geworden, maar de anekdote illustreert dat het speciale mannen zijn, en speciale mannen blijven, daar rond de mijnen. En ook al vervaagt het verleden, dan blijft Racing Genk meer Waterschei dan Winterslag. Waterschei was er op het moment van de fusie nochtans het slechtst aan toe, want het zakte samen met Beringen uit tweede naar derde. Maar het had iets meer uitstraling en traditie, en het had meer supporters. Het Thyl Geyselinckstadion staat dan ook op de plaats van het André Dumontstadion in Waterschei, en niet aan de Noordlaan in Winterslag.

Edgard Troonbeeckx, de huidige voorzitter van Racing Genk, lacht smakelijk met de clubkleurenhistorie. Hijzelf komt van geen van beide moederclubs. Hij nam vorige zomer het roer over van Remi Fagard, die ermee ophield na een seizoen dat eindigde in euforie, met de 4-0 slachting van Club Brugge in de finale van de Beker van België.

In deze jaargang speelde Genk al drie keer tegen Club Brugge. In Brugge twee nederlagen: 2-1 in de Supercup, 2-0 in de competitie. Op eigen veld werd het drie weken geleden een 2-2 gelijkspel in de kwartfinale van de Ligabeker, Genk won met de strafschoppen. Dat was een repetitie, de echte Racing Genk-Club Brugge staat zondagavond op het programma. Als Genk wint, heeft het de eerste landstitel van de club, en meteen ook de allereerste landstitel voor Limburg, binnen handbereik. Maar de 2-4 nederlaag tegen Lierse, in de heenmatch van de halve finale van de beker van België, was een slecht voorteken.

Edgard Troonbeeckx: Ik merk dat zowel bij de spelers als bij de bestuursleden zenuwachtigheid in de rangen sluipt. Het is de eerste keer dat wij geconfronteerd worden met de druk van een mogelijke titel, en dat is een reëler fenomeen dan ik had gedacht. We strijden nog op drie fronten, waardoor we binnen dezelfde week drie belangrijke wedstrijden op het programma hebben. Eerst de halve finale van de beker van België tegen Lierse. Dan de halve finale van de Ligabeker tegen Sint-Truiden. Dat spreekt minder tot de verbeelding, maar tegen een andere Limburgse club kunnen we ons geen afgang veroorloven. En dan als slotluik van de triptiek: Club Brugge. Dat is wat te veel van het goede.

Het is wel drie keer thuis, dus drie keer kassa.

Troonbeeckx: Ik had liever wat minder kassa, maar de zekerheid dat wij een van de twee topprijzen in de wacht slepen. Met de slechte uitgangspositie tegen Lierse wordt de beker al problematisch. Er zijn genoeg voorbeelden van clubs die drie trofeeën kunnen pakken, en uiteindelijk met lege handen achterblijven. Soms overvalt mij de vrees dat het te snel gaat met Genk. Aan de andere kant hebben we de structuur en de uitbouw van de club goed onder controle, en is er geen reden tot angst. Maar ik ontkom er ook niet aan: ik word elke wedstrijd nerveuzer. Zeker omdat het op het veld niet meer zo vlot loopt als een paar maanden geleden.

U komt zelf niet uit Genk.

Troonbeeckx: Ik ben geboren en getogen in Beringen. Ik ben twintig jaar lang een trouwe supporter van FC Beringen geweest, een typische liftploeg die pendelde tussen eerste en tweede klasse, maar nadien is weggezakt. Vier jaar geleden ben ik samen met mijn voorganger Remi Fagard in het bestuur van Racing Genk gestapt.

Dat speelde op dat moment in tweede en had in de eindronde Harelbeke moeten laten voorgaan.

Troonbeeckx: Een jaar later eindigden we tweede. Omdat er na de fusie van Standard en Seraing een extra plaats in eerste vrijkwam, zijn we rechtstreeks gepromoveerd, met kampioen Lokeren. Toen ik in het bestuur werd opgenomen, heeft men mij onmiddellijk ondervoorzitter gemaakt, en toen Remi Fagard vorig jaar een stap terug wilde zetten, heb ik zijn functie overgenomen.

Kreeg u vier jaar geleden te maken met de naweeën van de fusie?

Troonbeeckx: Nee, die lagen achter de rug. Het is een voordeel dat ik, als niet-Genkenaar, bij dat verleden niet betrokken ben geweest. Ik weet van weinig mensen of ze van Waterschei of van Winterslag zijn. Ik wil het ook niet weten. Albert Bijnens is natuurlijk de bekendste ex-Waterscheiman. Hij is een paar jaar weg geweest uit de club, nu is hij, als voetbalkenner en voorzitter van de sportieve commissie, een belangrijke pion in ons bestuur. Ik heb weinig ervaring met het leiden van een club, en stel de mening van deskundigen dus op prijs.

Is Genk het voorbeeld van een goede fusie?

Troonbeeckx: Op basis van de huidige successen zeg je ja. Maar het is in het begin niet gemakkelijk geweest. De club degradeerde, er heerste onrust in het bestuur, en financieel hebben ze een tijdlang aangemodderd. Toen wij met de nieuwe ploeg eraan begonnen, was er een aanzienlijke financiële put. Het heeft zijn tijd geduurd vooraleer de fusieclub echt op de rails stond. Ik kijk met belangstelling uit hoe het in Antwerpen zal verlopen. Om het even waar je komt, spreekt men over fusies, maar het is niet overal evident. Ik zie dat men in Antwerpen met een degelijke professionele onderbouw werkt. Die is noodzakelijk, maar ook weer niet voldoende om succes te hebben.

Racing Genk bestond uit drie partners: Waterschei, Winterslag en de Kempense Steenkolenmijnen. Heeft u met de KS samengewerkt?

Troonbeeckx: Het zijn de KS-afgevaardigden Van Biervliet en Loving die Remi Fagard en mezelf hebben aangetrokken, maar met de bedoeling om een nieuwe structuur uit te tekenen, waar de KS niet meer bij was. Fagard en ik zijn een tandem geworden binnen het bestuur van Genk, voordien kenden wij mekaar nauwelijks, net zomin als de andere bestuursleden. Wij zijn begonnen met een deficit van om en bij de tachtig miljoen. En de club had heel wat verplichtingen aangegaan, die we moesten wegwerken. We moesten een borgstelling van vijftig miljoen aan KS aflossen, en we hebben moeten bijpassen in de aankoop van de gronden door de gemeente. Voeg daar de nieuwe investeringen bij in de ploeg en in de infrastructuur, en dan heb je een niet onaardig kostenplaatje.

Laten we het dan maar meteen hebben over datgene waarvoor Genk eeuwig afgunst zal opwekken: de KS-tribune.

Troonbeeckx: Men ziet dat te weinig in de context. In het kader van de sluiting van de mijnen heeft Thyl Geyselinck gezegd: we nemen die mensen veel af, we moeten ze iets teruggeven. Naast allerlei andere projecten wou hij een voetbalstadion bouwen van acht- tot negenhonderd miljoen, om een Limburgse topclub op de been te brengen. Uiteindelijk is daar weinig van terechtgekomen, tenzij onze hoofdtribune die voor rekening van KS gebouwd is. Maar op dat moment was KS de hoofdaandeelhouder van Racing Genk. Je kan dan wel zeggen dat die tribune met gemeenschapsgeld gebouwd is, maar het is toch niet hetzelfde als een subsidie van de overheid. Bovendien moet je de prijs kaderen in de totale hernieuwing van het stadion. De resterende driekwart zullen wij met eigen middelen herbouwen. Als alles af is, zal het nieuwe stadion in totaal inderdaad bijna achthonderd miljoen hebben gekost, waarvan er honderd zestig van KS komen. Dat is 20 procent. Dan zeg ik: weinig clubs in eerste klasse hebben zo weinig van de overheid gekregen als wij.

Heeft de gemeente Genk de afbetaling van de hoofdtribune overgenomen van KS?

Troonbeeckx: Neen, de gemeente Genk heeft de gronden overgekocht voor de schattingswaarde, maar ook daarvan hebben wij zelf een deel betaald. Voor de hoofdtribune betalen we niets, zoals bepaald in de oorspronkelijke overeenkomst tussen KS en Racing Genk.

Die tribune is erg hoog en breed, maar er kan nauwelijks iemand op zitten.

Troonbeeckx: Er zijn maar 2700 zitplaatsen, dat is weinig voor een tribune die de volledige lengte van het veld bestrijkt. Men had ze trouwens beter aan de overkant gezet, want de oude zittribune van Waterschei was nog bruikbaar. Maar, tegenover die nadelen staat wel dat we veel ruimte hebben voor loges en business-seats. We kunnen de mensen goed ontvangen, en bij elke wedstrijd is het een drukte van jewelste.

Voor de Europese matchen moesten jullie naar de Heizel verhuizen.

Troonbeeckx: De aanhang van Genk is zo aangegroeid dat het stadion sowieso te klein zou geweest zijn. Voor de wedstrijd tegen Real Mallorca hadden we op de Heizel dertigduizend man. Dat is in Genk niet op te vangen. Het nieuwe stadion moet op 28 augustus voor driekwart klaar zijn, en moet dan een capaciteit van rond de twintigduizend plaatsen bieden, waarvan zestienduizend zitplaatsen. Dat moet ons de kans geven om “gewone” Europese matchen in Genk te spelen. Voor een echte topaffiche kunnen we dan eventueel uitwijken naar Brussel. De Heizel is toch een beetje “onze grond” geworden, na de bekerfinale tegen Club Brugge en de Europese duels tegen Duisburg en Mallorca. Wij hebben op donderdagavond twee keer een karavaan van meer dan twintigduizend supporters naar Brussel vervoerd, dat zie ik er ons weinigen nadoen. Die tochten van Genk naar de Heizel, met onderweg alle bruggen vol blauw-witte vlaggen… dat was om kippenvel van te krijgen.

Helaas vragen ze in Brussel een pak geld. En dat voor een stadion dat met het geld van de belastingbetaler en van de voetbalbond gebouwd is.

Troonbeeckx: Wij hebben acht miljoen per match afgedokt. Ik heb mijn licht al opgestoken bij Standard, maar die vragen niet veel minder. Op termijn willen wij hoe dan ook in eigen stadion blijven. Een goede huisvesting is de enige overlevingskans in het voetbal. Supporters zijn klanten, en je moet hen comfort en gezelligheid aanbieden. Nederland heeft het voorbeeld gegeven, België is de achterstand aan het inlopen.

De investering in nieuwe tribunes is heel wat clubs noodlottig geworden.

Troonbeeckx: Wij willen bewijzen dat dat niet hoeft, mits een goed investeringsplan. Wij mikken op ongeveer driehonderd zestig miljoen, waarmee dan driekwart van ons stadion volgebouwd is. Eén derde komt uit eigen middelen, twee derde wordt gefinancierd door de bank. De gemeente Genk staat voor een gedeelte borg, de rest doen we op eigen kracht. Financierings- en afbetalingsplan hebben we als voetbalclub, als vzw, rondgekregen zonder extra persoonlijke waarborgen van de bestuurders.

Vormen de loges en de business-seats de belangrijkste bron van inkomsten?

Troonbeeckx: Die brengen goed op, maar we hebben meer troeven: merchandising, horeca, reclame en sponsoring, recettes, verhuur van de accommodaties, televisierechten, en zo meer. We hangen niet van één bron af, dat zou te gevaarlijk zijn.

De injectie die Racing Genk aan het Belgische voetbal geeft, is vooral het enthousiasme van zijn publiek. Terwijl iedereen klaagt over het gebrek aan belangstelling, zit het bij jullie een uur vóór de match bomvol.

Troonbeeckx: Wij doen ook veel voor de supporters, geven een goede service. De aanwezigheid van buitenlanders zorgt voor een extra piment. Ik denk dat er in Genk dertig verschillende nationaliteiten leven. Die brengen warmte en vreugde rond het terrein, een sfeer die overdrijft naar de meer gereserveerde Belgische bevolking. Het is geen toeval dat wij thuis zo sterk zijn. In de competitie hebben wij alleen tegen Harelbeke gelijkgespeeld, en dan nog omdat Strupar een strafschop miste. Al de andere thuismatchen hebben we gewonnen. Tot Lierse ons een lelijke dreun is komen geven in de beker. Wat me verheugt, is dat we veel jeugdige en veel vrouwelijke supporters aantrekken. Mensen komen met hun gezin naar Racing Genk. Dat moeten we zo zien te houden, onder meer door het comfort in het stadion. En last but not least zijn er de vele bedrijven in en rond Genk, die zich met de club verbonden voelen, en steun verlenen. Maar om al die elementen aan elkaar te klikken en in dezelfde richting te doen bewegen, moet er door vele mensen keihard gewerkt worden. En daarbij geef ik een extra pluim aan de vele vrijwilligers.

Twee jaar geleden werd Lierse kampioen. Maar de hele ploeg werd leeggeplunderd.

Troonbeeckx: Ik heb daarover gesproken met Freddy Van Laer, de voorzitter van Lierse. Wij zullen proberen te vermijden wat hen is overkomen. Zij hebben zich laten verrassen door het grote aantal eindecontractspelers. Het is niet moeilijk om die weg te lokken. Lierse heeft zijn voordeel gedaan met het Bosman-arrest, maar is er nadien de dupe van geworden. Maar als ik zie wat ze nu, twee jaar later, weer tussen de lijnen hebben staan, doe ik mijn hoed af voor het werk van die mensen. Wij werken met langdurige contracten. Ik weet dat men ook daar onderuit kan geraken, maar in theorie betekent het toch dat niemand weg kan, tenzij we dat zelf willen.

In het tussenseizoen verloor u drie belangrijke verdedigers.

Troonbeeckx: Alleen Philippe Clement had een clausule in zijn contract waardoor hij weg kon. Met het vertrek van Jacky Peeters en Davy Oyen gingen wij akkoord. Het feit dat we die drie spelers op een degelijke manier vervangen hebben, is onze grootste sportieve verwezenlijking. De groepsgeest van Racing Genk heeft daar een rol in gespeeld. Er hangt nu eenmaal een winning mood in deze vereniging, en dan vinden nieuwkomers sneller hun draai, dan als er voortdurend wrijvingen zijn.

Dit seizoen wordt vooral gejaagd op Souleymane Oulare. Is er een bepaald bedrag waarvoor u overstag gaat?

Troonbeeckx: Van al de geïnteresseerde clubs waarover de kranten berichten, krijg ik er weinig daadwerkelijk aan de lijn. Wij hebben de verkoop van spelers niet nodig om ons budget rond te krijgen. De verbouwing van het stadion gebeurt volledig buiten het sportieve om. Het liefst van al houden wij de huidige kern samen, met Oulare erbij. Komt er toch een goed bod van een ploeg waar hij ook zelf graag heen wil, dan kan er gepraat worden. Financieel kunnen we toch niet op tegen landen als Spanje, Italië, Engeland, of Turkije. Internationaal speelt België geen rol van betekenis meer. Daarom ben ik voorstander van het plan van Michel Verschueren om een Belgisch-Nederlandse competitie op te richten. Kijk naar Ajax. Zoveel succes gehad de voorbije jaren, een hallucinant stadion, elke match uitverkocht, en toch kunnen ook zij niet wedijveren met de grote voetballanden. Hun ploeg is al verscheidene malen volledig leeggekocht, en zakt weg naar de middenmoot. Dat zegt alles. De competitie op Belgisch of op Nederlands niveau is te kleinschalig. Pas met een combinatie van die twee, zouden we weer kunnen meedoen in Europa.

U hebt bijzonder veel buitenlanders in de kern.

Troonbeeckx: In Genk kan dat, omdat de bevolkig zelf zoveel nationaliteiten bevat. Iets meer Belgen zou wenselijk zijn, maar bij het aantrekken van spelers zijn andere factoren van groter belang. Wij doen er alles aan om de buitenlanders goed te integreren, niet alleen in de spelersgroep maar ook in de gemeenschap. De spelers en hun vrouwen of vriendinnen, krijgen Nederlandse les, en we zoeken huisvesting in gastvrije en hulpvaardige buurten. We proberen bijvoorbeeld ook iets te doen voor de familie van Besnik Hasi, die zwaar getroffen is door de oorlog in Kosovo. Door al die inspanningen voelen vreemde spelers zich goed in Genk, en dat werpt vruchten af.

De sportieve opgang van Genk valt volledig samen met het trainerschap van Aimé Anthuenis. Die gaat naar Anderlecht. Kan u dat vertrek opvangen?

Troonbeeckx: Wij waren niet erg opgetogen over de manier waarop die overgang geregeld is, maar dat is uitgepraat. De trainer is nu eenmaal een van de vele passanten in de voetbalwereld, en vier jaar is een mooie periode. Racing Genk heeft zich ontplooid dankzij Aimé Anthuenis, maar het omgekeerde geldt evenzeer. De scouting door onze sportieve staf moet ervoor zorgen dat wij zo weinig mogelijk verrast kunnen worden, niet door spelers die onverwacht vertrekken, ook niet door de trainer. We hebben dat vorig seizoen bewezen door onmiddellijk vervangers voor Peeters en Oyen te vinden, en nu door snel tot een akkoord te komen met Jos Heyligen. Wij gaan er alles aan doen om Heyligen te laten werken met de huidige groep, mogelijk uitgebreid in de breedte.

Anthuenis hanteert een, volgens sommigen, ouderwetse tactiek met een libero en twee mandekkers. Zal Heyligen dat ook doen?

Troonbeeckx: Wij vragen de trainer om het voetbal te brengen dat ons publiek graag ziet. Dat is aanvallend, maar met de nodige zekerheid ingebouwd. Hoe hij dat bereikt, is zijn keuze. Ik ga trouwens niet akkoord met de term “ouderwetse tactiek”. Wij hebben de minst gepasseerde verdediging van eerste, en op Moeskroen na de productiefste aanval. Wie durft dan spreken over ouderwets voetbal? Dat is onzin. In de praktijk spelen wij vaak met drie verdedigers. En ik vind het een plezier om een libero als Domenico Olivieri aan het werk te zien. Ouderwets of niet.

Er breken voorlopig te weinig spelers uit de eigen jeugd door.

Troonbeeckx: Aan dat probleem wordt gewerkt. We hebben professionele trainers en begeleiders aangesteld die fulltime met de jeugd bezig zijn. De resultaten van hun werk verwachten we pas over een paar jaar, al zou ik graag de komende seizoenen al een paar eigen jongeren naar het eerste elftal zien doorstoten. Jammer genoeg zijn we ook hier geconfronteerd met een ongezond opbod, en worden de jongeren al vroeg begeleid door managers die het onderste uit de kan willen. Ismaïl Ayaz is een voorbeeld van een jongen die in een van de kleinere Genkse clubs speelde. Wij wilden hem graag hebben, maar we konden niet op tegen PSV, dat hem nu naar Lommel heeft laten gaan. We hebben een overeenkomst afgesloten met elf Genkse clubs om tot een samenwerking in de jeugdopleiding te komen, en daarvan verwacht ik veel. Dat is een ruim reservoir van voetballertjes, waaruit talenten naar voren kunnen komen.

Heeft Genk de ambitie om een vaste waarde aan de top van het Belgische voetbal te worden? Of vreest u dat de huidige hoogconjunctuur voorbij zal gaan?

Troonbeeckx: Ik heb vorig jaar gezegd: als we per vijf jaar drie keer Europees spelen ben ik tevreden. Door het vertrek van drie belangrijke spelers hadden we dit eigenlijk als een overgangsseizoen ingecalculeerd. Maar het is anders gelopen, de kans om kampioen te worden is nu zo groot dat het een ontgoocheling zou zijn indien het niet zou lukken. Limburg heeft in het verleden zoveel goede spelers moeten afstaan aan Standard, Anderlecht en Club Brugge. Limburg wil nu zelf een keer kampioen worden. En hoe het in de toekomst loopt, zien we wel. Dat is ook een les die we uit het verhaal van Lierse trekken. Freddy Van Laer zegt dat ze hun onverwachte titel zo intens gevierd hebben dat ze pas aan het einde van het feest vaststelden dat ze geen ploeg meer hadden voor de nieuwe competitie. Dat mag ons niet overkomen. De bekerwinst van vorig jaar, en de feestvreugde die daarmee gepaard ging, was grandioos. Mochten we kampioen worden, of toch nog iets bereiken in de beker, dan zal de hele regio weer in euforie uitbarsten. Maar ik blijf erop hameren dat de structuur die we in deze club hebben aangebracht, de belangrijkste verwezenlijking is. Dat is het fundament waarop al de rest kan opgetrokken worden. En als dat fundament stevig genoeg is, kan je er al eens een andere verdieping op bouwen.

Wat bent u van beroep?

Troonbeeckx: Bouwondernemer.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content