De 11-M-commissie heeft haar onderzoek bijna rond. José Maria Aznar weigerde zich op de borst te kloppen. De dreiging van een nieuwe aanslag blijft groot.

Tien uren was de ondervraging van de voormalige Spaanse premier José Maria Aznar al bezig, een slopende zitting die heel Spanje op de televisie kon volgen. En toen, kort voor het einde, keek het linkse parlementslid Gaspar Llamazares de ex-premier recht in de ogen: ‘Denkt u dat er iets fout is gelopen en kan worden verbeterd in het toezicht op de explosieven, in de procedure die de relatie met de informanten regelt? Ging er iets mis met de politionele coördinatie? Is er iets fout gelopen met de preventie? Of mislukte er niets en is het niet nodig iets te veranderen en bent u dus helemaal tevreden over het beleid van uw regering?’ Maar ook toen gaf Aznar geen krimp. ‘Stelt u zich even voor, meneer, dat ik u na tien uur getuigen het plezier zou gunnen dat morgen in de krant in grote letters staat: “Aznar erkent fouten.” Welnu, ik kan u zeggen dat ik u dat plezier niet ga gunnen.’ Llamazares’ vraag, begin vorige week tijdens een van de laatste sessies, vatte goed samen wat de parlementaire 11-M-commissie in haar vijf maanden durende onderzoek heeft uitgespit.

Tientallen kilo’s dynamiet

Spanje heeft een uitstekende reputatie in zijn strijd tegen het terrorisme – de radicale Baskische afscheidingsbeweging ETA is op sterven na dood, geen ander Europees land nam sinds 11 september 2001 zoveel jihad-terroristen gevangen. Maar sommige terroristen hadden in de aanloop naar het bloedbad van 11 maart 2004 in Madrid wel zeer veel bewegingsvrijheid. Uit de getuigenissen van meer dan vijftig topmensen van politie en justitie en van andere deskundigen blijkt dat er op zijn zachtst gezegd sprake is van ‘nonchalance’. Voor mijnwerkers in het noorden van Spanje was het een koud kunstje om tientallen kilo’s Goma-2-dynamiet te roven, de dagelijkse politiecontroles van de Guardia Civil ten spijt. De politie kreeg regelmatig aanwijzingen dat ex-mijnwerker Emilio Suárez Trashorras sinds 2001 grote partijen van die springstof verhandelde en goede contacten onderhield met het Spaans-Marokkaanse drugsmilieu. Zowel de nationale politie (CNP) als de Guardia Civil (GC) onderzochten de tips, maar de een wist niet altijd alles van de ander en het spoor liep telkens dood. Trashorras en zijn kompanen fungeerden zelfs als informanten en hadden daardoor een bijzondere band met bepaalde politiemensen. Uiteindelijk bleek Trashorras de man die het Goma-2 leverde waarmee het Marokkaans-Algerijnse 11-M-commando de vier treinen in Madrid zou opblazen. Ook andere 11-M-verdachten werden vóór de aanslag al in de gaten gehouden door de Spaanse inlichtingen- of politiediensten, maar door personeelstekort en een gebrekkige coördinatie leverde dat evenmin iets op.

Helemaal onbegrijpelijk is dat de vermoedelijke 11-M-emir Allekema Lamari eigenlijk in de cel had moeten zitten op 11 maart. Lamari was in 2001 veroordeeld als lid van de radicaal islamitische verzetsgroep GIA, maar op 29 juni 2002 kwam hij na vijf jaar voorhechtenis vrij. Twee jaar te vroeg, een rekenfout van het Spaanse Nationale Hof. Net voor Lamari de gevangenis verliet, sprak het Hooggerechtshof zich uit in het beroep dat hij had aangetekend, een vonnis dat Lamari nog in de cel had kunnen houden. Maar de uitspraak werd pas enkele weken later doorgegeven aan het Nationaal Hof, en toen was de vogel al lang gevlogen.

Heeft de regering-Aznar het gevaar uit de hoek van Al-Qaeda onderschat? Osama Bin Laden had meermaals rechtstreekse bedreigingen aan het adres van Spanje geuit, onder meer in zijn videoboodschap van oktober 2003. ‘De inlichtingendiensten evalueerden het risico als laag’, verdedigde Aznar zich, ‘en ze zagen vooral drie mogelijkheden: aanvallen op de Spaanse troepen in Irak, op Spaanse ambassades of gezantschappen in het buitenland, op vooral Amerikaanse en Israëlische belangen in Spanje’. De experts spraken Aznar niet meteen tegen. ‘Als u me nu vraagt of ik dacht dat dit kon gebeuren’, verklaarde onderzoeksrechter Baltasar Garzón, ‘dan moet ik antwoorden dat ik niet het minste vermoeden had en dat ik de eerste was, die erdoor verrast was. Ook al bestonden er duidelijke aanwijzingen, ook al gingen er enkele alarmbellen die konden aangeven dat dit kon gebeuren – dat was tenminste de mening van de politie, dat bleek uit de informatie die de inlichtingendiensten hadden. Maar goed, het ging over informatie, inlichtingen, geen concrete bewijzen. Dat is de zuivere werkelijkheid.’ Woorden uit de mond van het boegbeeld van de Spaanse strijd tegen het terrorisme.

Volgens Garzón staarde Spanje zich te lang blind op de ETA. ‘Het aantal ambtenaren voor het meest directe en zwaarste probleem, het ETA-terrorisme, was zeer hoog, het was adequaat. Het aantal ambtenaren voor onderzoeken naar internationaal terrorisme was kleiner, wellicht omdat die terreur hier in de loop der jaren eerder logistiek, infrastructureel en nooit operationeel actief was. Er vond nooit een bloedige, criminele actie plaats.’ Aznar klopte zich ook nu niet op de borst: ‘Ik zal nooit aanvaarden dat ik mijn excuses moet aanbieden omdat ik van de strijd tegen het ETA-terrorisme mijn beleidsprioriteit heb gemaakt.’

Probleem Marokko

Een andere grote vraag die de commissie al die maanden bezighield, is of het risico op een tweede 11-M kleiner is geworden nu Aznars opvolger, José Luis Rodríguez Zapatero, de Spaanse troepen uit Irak heeft weggehaald. Volgens Aznar zelf maakte Irak geen enkel verschil. ‘De oorlog had niets te maken met de aanslagen van 11-M.’ De chronologie geeft hem op het eerste gezicht geen ongelijk. De voorbereidingen voor 11-M begonnen al vóór de oorlog. En de Spaanse terugtrekking bracht de terroristen niet op andere gedachten. Eerst poogden ze de hogesnelheidstrein naar Sevilla op te blazen. In oktober werden veertig leden van het netwerk ‘Martelaren voor Marokko’ achter de tralies gezet. Ze wilden in Madrid een nieuw bloedbad aanrichten.

Volgens de meeste experts speelde Irak wel degelijk een rol. Maar het was niet de enige factor, aldus Garzón. ‘Ik kan niet zeggen dat de oorlog in Irak de oorzaak is geweest voor de aanslagen van 11 maart. Ik heb eerder gezegd dat het objectief gesproken een belangrijke medeoorzaak is, zonder enige twijfel. Zou Spanje een doelwit geweest zijn als het niet in Irak had gezeten? Ik weet het niet, mogelijk wel. De cellen waren hier aanwezig. Spanje maakt deel uit van het Westen, er waren en er zijn hier zeer belangrijke netwerken, er zijn zware probleemzones die dat mogelijk maken. Misschien was het een kwestie van tijd.’

Voor Garzón is de dreiging vandaag ‘precies dezelfde’. ‘Ze gaan het opnieuw proberen’, zei ook Rafael Calduch, professor internationale betrekkingen aan de Complutense Universiteit van Madrid. ‘Alleen zal het telkens moeilijker worden, omdat de Spaanse inlichtingendiensten nu toch wel over veel informatie beschikken.’

Statistisch gezien blijft de dreiging in heel Europa groot, verklaarde Juan Avilés, directeur van het ‘universitair instituut voor onderzoek naar binnenlandse veiligheid’ aan de Madrileense Uned-universiteit: Europa telt 15 miljoen moslims, 1 op de 10.000 heeft sympathie voor radicaal islamistische acties. Er zijn dus ongeveer 1500 kandidaat-rekruten. Spanje is het kwetsbaarst door de nabijheid van Afrika, het continent dat je aan de Straat van Gibraltar zonder verrekijker ziet liggen. Het Maghrebijnse 11-M-commando verbleef al een tijdje in Spanje, maar sprong tussen de honderdduizenden Noord-Afrikaanse migranten niet meteen in het oog. ‘Wat dit soort terrorisme betreft, bevindt Europa’s zwaarste probleem zich volgens mij in de Maghreb, in Marokko’, concludeerde Garzón. ‘Volgens de gegevens van politie en inlichtingendiensten bevinden zich in Marokko op dit moment honderd splintergroepen of groepen van radicale fundamentalisten of islamisten die in staat zijn zelfmoordacties uit te voeren. Die cellen tellen elk vijf tot tien leden, wat betekent dat er op dit moment ongeveer 900 á 1000 personen voor vervolging in aanmerking komen in Marokko. Van die groepen bevindt zich een groot deel in het noorden van Marokko. Ze leven van de hasjtrafiek, praten perfect Spaans en beschikken over een verbluffende capaciteit om Spanje binnen te glippen.’

Rudy Pieters

De terroristen fungeerden zelfs als informanten en hadden daardoor een bijzondere band met bepaalde politiemensen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content