‘Wilders stuurt een tweet, en alle media springen erbovenop alsof het een brok rood vlees is’

PETER VANDERMEERSCH EN PHILIPPE REMARQUE : 'Je moet je altijd afvragen in welke mate je meespeelt in Wilders' verhaal.' © WOUTER VANVOOREN

De Nederlandse verkiezingen van 15 maart zijn wereldnieuws. Fungeren ook de kwaliteitskranten ongewild als roeptoeter van Geert Wilders? Een dubbelinterview met de hoofdredacteuren van NRC Handelsblad en de Volkskrant.

Op 15 maart trekt Nederland naar de stembus. Verslaggevers uit de hele wereld strijken dezer dagen neer in de Nederlandse polders: nooit eerder was de internationale aandacht voor de verkiezingen er zo groot. Dat heeft alles te maken met het fenomeen-Geert Wilders. Als zijn rechts-populistische PVV (Partij Voor de Vrijheid) in Nederland de grootste partij wordt, zo voorspelt Wilders, is dat het begin van ‘een patriottische lente’ in heel Europa. Een polonaise op klompen, waarbij zich later dit jaar ook Frankrijk, Duitsland en Italië kunnen aansluiten.

De peilingen, voor wat ze waard zijn, voorspellen een nek-aan-nekrace tussen Wilders en aftredend premier Mark Rutte van de liberale VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), die allebei zo’n 20 procent van de stemmen zouden kunnen behalen. Toch raakt de campagne maar moeizaam onder stoom. Terwijl zijn opponenten markten afdweilen en elkaar vliegen proberen af te vangen in televisiedebatjes laat Wilders zich amper zien en doseert hij zijn mediaoptredens zorgvuldig. Interviews geeft hij alleen aan opiniebladen als Story en Privé, en pas twee dagen voor de verkiezingen zal hij één-op-één met Rutte debatteren op de publieke omroep. Tot die tijd voert hij vrijwel uitsluitend campagne vanaf zijn mobiele telefoon. En dat blijkt voldoende: één tweet en iedereen praat over hém. Zo postte hij op Twitter een gefotoshopt beeld van zijn aartsvijand Alexander Pechtold, lijsttrekker van D66, als demonstrant tussen Hamas-sympathisanten. De commentatoren van de kranten spraken er schande van. Maar dat was ook precies de bedoeling. In een treiterige nieuwe tweet feliciteerde Wilders ‘alle hoofdredacties’: ‘Ik wil jullie bij deze even bedanken voor alle aandacht voor mijn Twitterbericht over huilebalk Pechtold. #ilovetwitter.’

Dat Wilders voor zijn campagnestrategie de mosterd haalde bij de door hem bewonderde Donald J. Trump spreekt voor zich. Maar hoe kunnen de klassieke media, in deze verwarrende tijden van nepnieuws, duimpjes en alternatieve feiten, vermijden dat ze zich voor een karretje laten spannen? En doen ze er eigenlijk nog wel toe? We vroegen het aan de hoofdredacteuren van de twee grootste Nederlandse kwaliteitskranten: Philippe Remarque van de Volkskrant en de Vlaming Peter Vandermeersch, de ex-hoofdredacteur van De Standaard die sinds 2010 aan het hoofd staat van NRC Handelsblad.

Verloopt een verkiezingscampagne in Nederland anders dan in België?

PETER VANDERMEERSCH: Het grootste verschil is dat er hier in Nederland voor de Tweede Kamerverkiezingen nationale lijsten zijn. In België, waar je provinciale lijsten hebt, moeten de kandidaten zich manifesteren in hun eigen kieskringen. In West-Vlaanderen heb je andere kopstukken dan in Brabant. Hier gaat het alleen over de nationale boegbeelden. De andere kandidaten kent niemand. Zelf weet ik ook nauwelijks wie er op de nummers twee, drie of vier van de lijsten staan. Een gelijkenis met België is misschien dat ook hier de meeste lijsttrekkers vertrouwde gezichten zijn, die al jaren meegaan en waarvan in sommige gevallen de houdbaarheidsdatum zelfs bijna verstreken is. Met de jonge lijsttrekker van GroenLinks, Jesse Klaver, – the new kid on the block – als grote uitzondering.

PHILIPPE REMARQUE:We leven in een soort wegwerpdemocratie. De structuren veranderen niet, maar er komen steeds nieuwe politici – het liefst buitenstaanders, zoals ook Barack Obama en Donald Trump dat waren – op wie mensen even hun hoop kunnen projecteren. Terwijl uiteindelijk alles bij het oude blijft.

Het is dus een soort horse race, waarin de kopstukken belangrijker zijn dan de partijprogramma’s?

REMARQUE:Dat denk ik wel, temeer omdat een groot deel van die programma’s nauwelijks uit elkaar loopt. Het rare aan deze verkiezingen is dat zowat alle partijen Wilders al van te voren als mogelijke regeringspartner hebben uitgesloten. En dat betekent, ervan uitgaand dat Rutte de grootste wordt, dat je nu al bijna kunt uittekenen hoe het kabinet Rutte-III er straks uit zal zien. Dat verklaart misschien ook waarom de campagne niet echt van de grond wil komen.

VANDERMEERSCH:Nu Wilders besloten heeft te doen wat hij doet – rustig achteroverleunen en zo nu en dan een tweet sturen, waar iedereen dan bovenop springt als was het een brok rood vlees -, blijven de lijsttrekkersdebatten behoorlijk slaapverwekkend. Op het gevaar af de campagnes in België te idealiseren: daar gaat het toch veel heftiger toe.

Er staan straks maar liefst 28 politieke partijen op het stembiljet, van de Partij voor de Dieren tot de Partij voor Niet-Stemmers. Hoe is die extreme versnippering te verklaren?

VANDERMEERSCH:Vergeef mij het cliché, maar het lijkt toch wel heel erg op de aloude strijd tussen de rekkelijken en de preciezen bij de protestantse kerken. Het referendum over het Europees associatieverdrag met Oekraïne heeft bijvoorbeeld geleid tot drie aparte nieuwe partijen, die – als ze waren samengegaan – misschien een populistische concurrent voor Wilders hadden kunnen worden. Maar nee, ieder zijn partij. En het gevolg van die versnippering is dat de winnaar van de verkiezingen, of dat nu de PVV van Wilders of de VVD van premier Rutte wordt, straks hooguit 20 procent van de stemmen behaalt.

Als zijn partij de verkiezingen zou winnen en toch van regeringsdeelname zou worden uitgesloten, stelt Wilders ‘een revolte’ in het vooruitzicht. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

REMARQUE: Niets. Dat is een loze uitspraak. Maar het zou wel heel slecht zijn voor Nederland als een protestpartij die de grootste wordt straks niet mag meeregeren. Dat klopt niet, zegt de democraat in mij.

Is destijds bij het eerste kabinet-Rutte, dat moest rekenen op gedoogsteun van Wilders, niet gebleken dat hij een volstrekt onbetrouwbare regeringspartner is?

REMARQUE:Dat is achteraf inderdaad een ongelukkige constructie gebleken. Het zal altijd lastig zijn om met Wilders te regeren en ik vraag me zelfs af of hij daar wel echt op uit is. Maar toch, toch ben ik geen voorstander van een cordon sanitaire: ik vind nog altijd dat je niet hele groepen kiezers kunt uitsluiten.

Intussen vindt een Amsterdamse wethouder dat Amsterdam de onafhankelijkheid moet uitroepen als Wilders premier van Nederland zou worden. Is Nederland al net zo’n verdeeld land als de Verenigde Staten?

REMARQUE:Ach, zulke kreten moet je niet serieus nemen. Dat zijn allemaal van die uitdrukkingen van politiek sentiment. De onafhankelijkheid van Amsterdam gaan we echt niet meemaken, net zomin als we het zullen meemaken dat Californië zich afsplitst van Washington omdat ze in Silicon Valley boos zijn op Trump.

De verkiezingsoverwinning van Trump heeft de campagne van Wilders een stevige boost gegeven. Wilders spiegelt zich graag aan de Amerikaanse president. Maar kan dat zich niet tegen hem keren, nu blijkt dat Trump er een puinhoop van maakt?

VANDERMEERSCH:Dat willen wij journalisten natuurlijk graag geloven, maar ik vrees dat het wishful thinking is.

REMARQUE:Dat denk ik ook. Wij hebben in de krant een paar hoogopgeleide Wilders-kiezers geïnterviewd – want het is natuurlijk een fabeltje dat alleen laagopgeleide boze witte mannen op Wilders stemmen -, en uit die interviews bleek het in ieder geval niet. Die mensen zijn gewoon boos en willen een proteststem uitbrengen om de politiek wakker te schudden. Sommigen zeggen zelfs: ik stem wel op Wilders, maar ik vind niet dat hij premier moet worden. Dat Trump er in het Witte Huis niets van bakt, is voor die kiezers niet belangrijk.

Als wij ons in Vlaanderen verbazen over het succes van Wilders in het voormalige Gidsland-Nederland, komt dat dan omdat we het Koninkrijk der Nederlanden altijd verward hebben met de republiek Amsterdam – en bij uitbreiding met de Randstad?

VANDERMEERSCH:Blijkbaar. Verwar nooit Nederland met de Amsterdamse grachtengordel. Wil je het echte Nederland zien, dan hoef je vanuit Vlaanderen niet eens ver te rijden: steek de grens over naar Zeeuws-Vlaanderen en je komt in een land waar je niet mag vloeken en waar je het niet in je hoofd moet halen om op zondag het gras te maaien.

REMARQUE: Zo hebben we in Nederland destijds ook Jan Peter Balkenende onderschat (de uit Zeeland afkomstige christendemocraat die premier was van 2002 tot 2010, nvdr.). Toen ik nog in Den Haag werkte als politiek verslaggever zei zijn woordvoerder tegen mij: ‘Jongens, jullie komen alleen maar in de grote steden. Maar je hoeft maar naar Voorburg te gaan – een voorstadje van Den Haag – en je ziet iets heel anders. Die oudere echtparen in identieke windjacks, dát zijn onze kiezers.’ Dat vond ik wel grappig gezegd. Zo is het. En die mensen zijn soms wat behoudender dan de bestuurders in Den Haag of de media in de Randstad.

Na de onverwachte verkiezingsoverwinning van Trump in de VS trok de voorzitter van de Nederlandse Publieke Omroep, Shula Rijxman, het boetekleed aan. ‘Ook in Nederland’, zei ze, ‘moeten we ons afvragen of de zogenaamde mainstreammedia wel weten wat er speelt op straat. Of ze het geluid van alle Nederlanders voldoende laten horen of alleen dat van de hoogopgeleide kosmopolitische Nederlander.’ Had ze een punt?

REMARQUE:Jazeker, al denk ik dat ze haar eigen omroep een beetje tekortdoet. Deze hele exercitie hebben we in Nederland eigenlijk al gehad na de moord op Pim Fortuyn. Toen was de schok nog veel groter. In de jaren na 2002 leidde dat zelfs tot een soort overcompensatie, waarbij je in het NOS-journaal aan één stuk door de straat aan het woord hoorde. Problemen met het benoemen van problemen in verband met de integratie van minderheden hebben we in Nederland al lang niet meer. Wat Paul Scheffer destijds in NRC Handelsblad schreef in zijn spraakmakende essay over ‘het multiculturele drama’, daar kijkt vandaag niemand meer van op. Het mediadiscours is enorm opgeschoven, en dat is maar goed ook. Je mag als journalist niet in je eigen cocon – of je eigen filterbubbel, zoals dat tegenwoordig heet – blijven zitten. Dat is ooit zo gewéést, maar het was, geloof ik, geen goede houding om tevreden te zijn met je eigen gelijk en alle anderen zeurpieten of fascisten te noemen. Het is een journalistieke en democratische plicht om oog te hebben voor ieders problemen en zienswijzen.

Maar dreigt het nu niet door te slaan naar de andere kant? De aanhang van Wilders – ‘Henk en Ingrid’ – lijkt meer aandacht te krijgen dan de 80 procent van de Nederlanders die straks níét op hem zullen stemmen. ‘Populistisch correct is het nieuwe normaal’, schreef columnist Tom-Jan Meeus onlangs in NRC Handelsblad. ‘Kande dubbele maat van de populistische correctheid alsjeblieft weer weg?’

VANDERMEERSCH:Ik begrijp wat hij bedoelt, maar hoe je het ook wendt of keert: het grote fenomeen van deze verkiezingen ís natuurlijk Wilders. Ik denk dat we met z’n allen de lessen moeten trekken uit wat er in de VS is gebeurd. De redactie van een krant als The New York Times had niet voldoende voeling met de kiezers van Trump, zoals wij die op de redactie van De Standaard destijds ook te weinig hadden met de kiezers van het Vlaams Blok, en zoals ze bij Le Monde te weinig voeling hebben met de kiezers van Marine Le Pen.

REMARQUE:In Nederland speelt gewoon hetzelfde als in Amerika en in de rest van Europa, en het is een kwestie van journalistiek instinct om dat heel serieus te nemen. Door de mondialisering en de digitalisering hebben heel veel mensen zekerheden verloren en dreigen ze uit de middenklasse te verdwijnen. Alles staat op z’n kop, er zijn geen oude zuilen of kerkstructuren meer om op terug te vallen, er zijn geen vaste partijvoorkeuren meer. En daar is een grote immigratiegolf overheen gekomen die in Nederland slecht is opgevangen. Die hele cocktail maakt dat mensen wanhopig op zoek zijn naar oplossingen en de politici niet meer vertrouwen.

VANDERMEERSCH: De campagne gaat uiteindelijk over maar één ding: identiteit. Vanuit het standpunt van Rutte en de regeringspartijen moet dat bijzonder frustrerend zijn. Rutte kan een heel mooi sociaaleconomisch rapport voorleggen: het gaat goed met de werkgelegenheid, we hebben hier straks een begrotingsoverschot – als je erop terugkijkt is Rutte-II een echt hervormingskabinet geweest. Hoewel ze geen meerderheid in de Senaat had en daarom voortdurend dealtjes moest sluiten met oppositiepartijen heeft de regeringscoalitie echt veel verwezenlijkt. Alleen: in de campagne gaat het daar helemaal niet over.

Populisten zoals Trump en Wilders steken hun middenvinger op naar de klassieke media. Hoe moeten die daarop reageren?

REMARQUE:Koelhoofdig! Rustig en secuur je werk doen, en je niet laten verlokken tot een propagandaoorlog met populistische politici. Agressie tegen de pers is gewoon een onderdeel van hun strategie en van hun plaatsbepaling in het politieke speelveld. Wilders zit natuurlijk de hele tijd te provoceren, maar daar moet je niet instinken.

VANDERMEERSCH:Als de politicus die nummer één staat in de peilingen een politieke tegenstander schoffeert met een nepfoto op Twitter is dat nieuws. Dan breng je dat groot op pagina drie van de krant. Maar ik moet toegeven dat daar op de Haagse redactie van onze krant wel pittige discussies aan zijn voorafgegaan. Je moet je natuurlijk altijd afvragen in welke mate je meespeelt in het verhaal van Wilders.

REMARQUE:Het blijft een dilemma. Moet je nieuws niet brengen omdat je je niet door Wilders als marionet wilt laten gebruiken en hem geen free publicity wilt bezorgen? Als je het om die reden zou laten, word je evenzeer deel van het politieke spel.

Doen de klassieke media er eigenlijk nog wel toe? Wordt de campagne niet goeddeels uitgevochten op Facebook en Twitter?

VANDERMEERSCH:Jawel, maar wij proberen ook goed te volgen wat er zoal op de sociale media gebeurt en onder de radar dreigt te blijven. Ik ben bijvoorbeeld wel trots op de onthulling die wij in de krant hadden over de trollenlegers die door politieke partijen op het internet worden ingezet. De vraag is hoeveel effect het zal hebben, bijvoorbeeld met een partij als DENK, die probeert Nederlanders met een migratieachtergrond – ik probeer het woord ‘allochtonen’ niet meer te gebruiken – via sociale media te mobiliseren. Ik ben daar heel nieuwsgierig naar.

REMARQUE:Die groep onttrekt zich ook vaak aan peilingen: de peilingbureaus moeten zich in allerlei bochten wringen om kiezers met een migratieachtergrond bereid te vinden om mee te doen aan peilingen. Dat lukt ze bijna niet, er is dus ook niemand die echt weet hoe groot DENK zal worden.

Nu we toch semantische kwesties aansnijden: zijn er op jullie kranten afspraken gemaakt over hoe je politici zoals Wilders of Le Pen moet benoemen?

REMARQUE: Op de Volkskrant noemen we ze rechts-populistisch.

VANDERMEERSCH:Wij ook. Rechts-populistisch of populistisch-rechts, daar wil ik vanaf zijn. Extreemrechts is niet het juiste etiket, zeker niet in het geval van Wilders, die – als het bijvoorbeeld over zorg gaat – een heel links programma heeft.

REMARQUE: Het is heel moeilijk om nog in termen van links of rechts te praten tegenwoordig. Sociaaleconomisch links, maar op thema’s zoals migratie en identiteit rechts: voor populisten is het een gouden combinatie. Dat is lastig te benoemen, maar je moet toch ook rekening houden met het gemak van je lezers, die nog altijd in links-rechtstermen blijven redeneren.

Wilders besloot niet meer in het openbaar te verschijnen nadat gebleken was dat een van zijn beveiligingsagenten informatie had gelekt. Levert die heisa rond zijn beveiliging hem extra sympathie op?

REMARQUE:Ongetwijfeld. Net zoals het proces dat tegen hem gevoerd is: alles wat hem tot slachtoffer maakt, is gunstig voor hem.

Staan jullie kranten bij Wilders op een zwarte lijst? Praat hij ooit met jullie?

REMARQUE: We hebben een interviewverzoek bij hem uitstaan, maar daar hebben we geen ja of geen nee gekregen. Het zal er deze keer wel niet van komen.

VANDERMEERSCH: In de zeven jaar dat ik hier nu zit, heeft hij de NRC nog nooit een interview gegeven. Het klopt natuurlijk dat hij het nieuws over de lekken in zijn beveiliging handig gebruikt om zijn campagne op een nog lager pitje te zetten. Zijn analyse is blijkbaar: hoe minder campagne, hoe minder interviews, hoe beter voor mij. Maar het is natuurlijk ook bijzonder triest wat die beveiliging voor hem betekent. Toen ik hem de voorbije zomer ging opzoeken om over een mogelijk interview te praten, zat hij in een donkere kamer met de luiken dicht, want de beveiliging had gezegd dat er op het dak aan de overkant weleens een sluipschutter zou kunnen zitten. Als hij wil plassen, zegt een beveiligingsagent in zijn microfoontje: ‘De heer Wilders gaat naar het toilet.’ Geen prettig leven. Als je tien of twaalf jaar via allerlei omwegen van het ene safehousenaar het andere wordt gebracht, kan ik me voorstellen dat je op den duur wel een verwrongen beeld van de realiteit krijgt.

Als het van Wilders afhangt, stapt Nederland uit de Europese Unie. Speelt Europa eigenlijk een rol in deze verkiezingscampagne?

REMARQUE:Er wordt tijdens deze campagne niet echt over gepraat, maar het idee dat Nederland soevereiniteit verliest aan Europa zit veel kiezers dwars. Wilders doet daar zeker zijn voordeel mee. Je ziet de euroscepsis ook toenemen bij andere partijen, zelfs bij de christendemocraten, die altijd zeer pro-Europees waren.

VANDERMEERSCH:Een van de grootste verschillen tussen de Belgische en de Nederlandse publieke opinie die ik heb ondervonden sinds ik naar Nederland ben verhuisd, is hoe er over Europa wordt gedacht. Bij het Nederlandse Oekraïnedebat kwam een onwaarschijnlijke boosheid naar boven. De enige Nederlandse partij die nog voluit voor Europa durft te gaan, is D66. Als ze voor het televisieprogramma Buitenhof iemand nodig hebben om Europa nog eens flink te verdedigen, dan halen ze Guy Verhofstadt uit de la, die in Nederland echt als een totale gek wordt beschouwd. De argwaan tegenover Brussel is groot – wat dat betreft staan de Nederlanders dicht bij de Britten. Ik heb op de redactie van NRC Handelsblad fundamentele debatten meegemaakt, waarbij een aantal commentatoren zich afvroeg: moeten we toch niet stoppen met die euro?

REMARQUE:In ons denken over Europa zijn we ook bij de Volkskrant een flink eind opgeschoven. Ik ben zelf behoorlijk pro-Europees, maar als je te ver voor de troepen uitloopt, dan schaadt dat de Europese eenheid misschien meer dan dat het baat. Als je met Schengen de binnengrenzen afschaft zonder dat je buitengrenzen instelt – wat heel duidelijk wordt bij een vluchtelingencrisis – , dan heb je misschien toch wel een beetje te veel in dromenland verkeerd.

Zou een referendum over een ‘nexit’ een kans maken? Is Nederland klaar om uit de EU te stappen?

REMARQUE:Ik zie dat nog niet zo gauw gebeuren. Als het eropaan komt, blijven Nederlanders toch kooplui. Die tellen hun knopen. De communis opinio is uiteindelijk toch dat we meer aan de EU hebben dan dat we er schade door lijden. Maar als je zou vragen of we een andersoort Unie moeten hebben en of er niet beter een ‘neuro’ en een ‘zeuro’ zouden komen, dan weet ik zeker dat daar een meerderheid voor zou zijn.

Door PIET PIRYNS en HUBERT VAN HUMBEECK, foto’s WOUTER VANVOOREN

‘Ik ben geen voorstander van een cordon sanitaire rond Wilders. Je kunt geen hele groepen kiezers uitsluiten.’ Philippe Remarque

‘Meer Europa? Guy Verhofstadt wordt in Nederland echt als een totale gek beschouwd.’ Peter Vandermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content