Dit weekend wordt The British Open gespeeld, de moeder aller golftoernooien. Afspraak op de typisch Britse golfbaan van Royal Birkdale. En Tiger Woods is out, voor de rest van het seizoen.

Weet u wat er in 1961 gebeurd is op de Royal Birkdale Golf Club in Southport? Juist: eerste van twee British Open-zeges voor Arnold Palmer. ‘Is dat belangrijk?’ zult u opwerpen. Natuurlijk is dat belangrijk, wat voor een onnozele vraag is dat?

Sta ons toe eerst de baan voor te stellen, want Royal Birkdale is geen gewone golflinks. Ze ligt op de kust van Lancashire, ook bekend als The Golf Coast, tussen Liverpool en Blackpool. Laten we het als volgt samenvatten: op Royal Birkdale is alles groter, langer, breder, dieper, hoger en leger dan elders. Een desolaat glooiend rots- en duinenplateau, Britser kan niet. En wat het meest van al opvalt, is het onwaarschijnlijke clubhouse: een pompeus en grotesk wit paleis, door sommige spelers vergeleken met de hoofdterminal van Entebbe Airport. Binnenin een ouderwetse luxe voor de streng geselecteerde gelukkigen die het heiligdom mogen betreden. In het restaurant altijd een das dragen. En geen blote kuiten op de baan: kniekousen.

Lee Trevino, winnaar op Royal Birkdale van The Open in 1971, typeerde de course als volgt: ‘Op de vijftiende hole hebben we mijn tas met clubs neergezet omdat we de bal moesten gaan zoeken. En toen we de bal eindelijk gevonden hadden, vonden we de tas niet meer terug.’

Jack Nicklaus, tot nader order en tot de achttiende major van Tiger Woods nog altijd de grootste aller tijden, was een uitgesproken fan van Royal Birkdale: ‘Het voordeel ervan is dat je na de eerste ronde al 95 procent van de deelnemers mag afschrijven. En na de tweede ronde de overige 5.’

En dan zijn er nog geregeld golfsadisten die vinden dat ze de greens best wat moeilijker hadden mogen leggen. Boven óp de duinen bijvoorbeeld, in plaats van in de pan. Een mens mag er niet aan denken. Met greens, zo luidt een oude golfwijsheid, is het als met kleine lettertjes in een contract: moeilijk te lezen en je komt altijd bedrogen uit.

Op Royal Birkdale is al twee keer om de Ryder Cup gespeeld, en acht keer om The British Open. Het is de enige baan waarop nog nooit een Brit The Open kon winnen. De laatste keer dat het circus er passeerde was exact tien jaar geleden, en toen won de Amerikaan Marc O’Meara, eerder dat seizoen ook al de beste in de Masters. O’Meara versloeg zijn landgenoot Brian Watts in een play-off over vier holes, zijn jonge vriend Tiger Woods eindigde derde. Meer dan 200.000 toeschouwers passeerden toen de gretige kassa, en de hele golfwereld is benieuwd of dat record dit weekend overtroffen wordt. Want: Tiger Woods zal er niet bij zijn. Lokt dat minder of net meer mensen, dat is de grote vraag.

Maar straks meer daarover, we hadden het over 1961, toen Arnold Palmer zijn eerste British Open won. Op de derde dag pakte hij op de zestiende hole uit met een van de betere shots uit de geschiedenis van het golf. Van tussen een paar forse struiken, waar eenieder voor een dropshot had gekozen, wipte Arnie zijn bal in één keer de hole in, kwam zo aan de leiding en stond die niet meer af.

Op die zestiende werd een gedenk-plaat voor hem opgericht, al was hij daar zelf lange tijd niet van op de hoogte. Dat gaf aanleiding tot een dwaas misverstand. Ook in Amerika is er namelijk een Birkdale Golf Club, in Huntersville in North Carolina. Daar wou een fotograaf tijdens een invitatietoernooi graag een foto maken van Palmer voor die gedenkplaat. Arnie, altijd tuk op publiciteit, ging meteen akkoord en toog samen met de fotograaf naar de zestiende hole. Toen daar niets speciaals te zien was, riep Palmer zijn caddie Tipp Anderson erbij: ‘Weet jij waar die gedenkplaat voor mij staat?’ Zeker, dat wist Anderson. ‘Is het nog ver?’ vroeg Arnie. Waarop Anderson: ‘Nee, ik schat nog hooguit een mijl of vijfduizend.’

Tipp Anderson werd door Palmer eens ontslagen nadat hij hem had gevraagd of hij een shot naar de green had. ‘Jawel,’ had de caddie geantwoord, ‘meerdere zelfs.’ In 1997 werd op de Amerikaanse Birkdale Club overigens een nieuwe course uitgetekend door Palmer, die in de nadagen van zijn carrière zoals vele andere topspelers nog een extra centje voor de oude dag verdient als golfbaanarchitect. Volgens Trevino een beroep dat nauw aanleunt bij dat van beul in de middeleeuwen: iemand moet het doen, maar populair zijn die kerels niet.

De overwinning van Palmer op Royal Birkdale was een mijlpaal voor The British Open. Tot dan was het toernooi niet erg populair bij de Amerikaanse golfers, en die waren – en zijn nog altijd – de besten ter wereld. Het was ver en vermoeiend reizen, er viel minder geld te rapen dan in de States, en tot overmaat van ramp konden veel Amerikanen niet uit de voeten op de woeste Britse golfbanen, in niets te vergelijken met de artificieel aangelegde patisserie-courses in Amerika.

Het gevolg was dat steeds minder Amerikaanse toppers zich inschreven. Na de Tweede Wereldoorlog waren er in vijftien jaar tijd slechts twee Amerikaanse winnaars geweest: Sam Snead en Ben Hogan. Tot de overwinning van Palmer de interesse over de plas een enorme opstoot gaf. De verbetering van de trans-Atlantische luchtvaart, en het inschakelen van het toernooi in het goed betalende Amerikaanse televisiecircuit deden de rest. Het is echt niet overdreven om te stellen dat Arnold Plamer op Royal Birkdale The British Open heeft gered.

DANK AAN JACK EN ARNIE

De betekenis van Palmer voor de golfsport in het algemeen kan trouwens moeilijk overschat worden. Dat komt vooral omdat de televisie in de jaren vijftig begonnen was met het uitzenden van grote wedstrijden, waarna de sponsoring en het prijzengeld evenredig door het dak schoten. Die grote toernooien bloeiden op dankzij Arnie, een publieksspeler en al snel ook een televisiester bij uitstek. Hij bracht bovendien een leger trouwe supporters mee, Arnie’s Army genoemd. ‘Rare mensen’, vertelde Ken Venturi aan een reporter. ‘Als Arnold hen zou bevelen om met z’n allen gekleed in de rivier te springen, ze zouden het nog doen ook.’

Palmer was assertief en extravert, en koos voor een risicovolle speelwijze, volgens critici afgekeken van de voorzichtige manier waarop een dokwerker een baal katoen in het ruim van een schip gooit. Van Palmer werd gezegd dat hij nog naar de vlag zou mikken als hij op de rug van een krokodil stond. Hij had de aangeboren neiging om zich in de nesten te werken, en dan op de laatste twee, drie holes als bij wonder uit de doden op te staan. Eén verslaggever noemde een golftoernooi met Arnold Palmer gevaarlijker dan de ‘500 Miles’ van Indianopolis.

Arnie reageerde woest en nukkig bij elk slecht shot, maar kon ook van vreugde een gat in de lucht springen wanneer hij wél tevreden was. In geen tijd werd hij dé grote vedette. Een van de eersten ook met een echte manager, die alle contracten en afspraken voor hem regelde: niemand minder dan Mark McCormack, die op Arnolds schouders zijn latere imperium bouwde.

Toen korte tijd nadien de elf jaar jongere Jack Nicklaus opkwam, kreeg het golf een zuurstof- en geldinjectie waarvan de vedetten van vandaag nog altijd de vruchten plukken. In The Passion of Golf, een aanrader, lezen we: ‘Als het financieel ondersteunen van een stuk op Broadway de slechtste investering was die een mens kon doen, dan was het sponsoren van een golfprof een sterke tweede. Maar met Jack en Arnie veranderde alles.’

Nicklaus liet voor het eerst van zich spreken op de US Open van 1960, waar hij als twintigjarige de laatste twee dagen een koppel vormde met Ben Hogan, met voorsprong de beste speler uit de jaren vijftig. Nicklaus eindigde tweede, twee strokes achter Palmer. Daarmee was de grote rivaliteit begonnen, al dacht niet iedereen er zo over. Toen men Hogan zijn gedacht vroeg over het jonge talent met wie hij net had gespeeld, zuchtte Ben: ‘Mocht die jongen hersens in zijn kop hebben, hij zou het ver kunnen brengen. Maar helaas.’

Bij de duels tussen Nicklaus en Palmer konden de golfliefhebbers en de televisiestations duimen en vingers aflikken. De Zuid-Afrikaan Gary Player was in die tijd der Dritte im Bunde. Zonder Jack en Arnie was híj misschien de allergrootste geworden. Althans, dat denkt hij zelf. Maar geconfronteerd met deze stelling schudde Palmer meewarig het hoofd: ‘Belachelijk. Er is maar één noemenswaardige speler die geleden heeft onder het duel Nicklaus-Palmer, en dat ben ik.’

Jack kwam uit Ohio en uit een welgesteld gezin, Arnie was van Pennsylvania en van bescheiden komaf. Ze werden na een tijdje wel goede vrienden, maar de rivaliteit haalde toch altijd de bovenhand. Ooit speelden ze als koppel in Hawaï, waar het klassement zowel per team als individu-eel werd opgemaakt. Arnie had de hele trip last van hoofdpijn, maar toevallig was de vader van Nicklaus mee, een apotheker, en die gaf hem pijnstillers. Tot de laatste dag. Jack en Arnie kampten voor de zoveelste keer om de individuele zege. Toen Palmer weer geteisterd door migraine naar vader Nicklaus stapte voor een paar pillen, weigerde die kordaat: ‘Uitgesloten. Je hebt de maximale dosis al gehad.’ Jack won het toernooi.

Gaandeweg zou Nicklaus Palmer op alle terreinen voorbijstreven, behalve één: dat van de populariteit. Een beetje te vergelijken met het duel tussen Jacques Anquetil en Raymond Poulidor. Met dat verschil dat Arnold vaker won van Jack, dan Raymond van Jacques. Het verhaal gaat dat toen Anquetil door kanker geveld op sterven lag, zijn oude tegenstander hem nog een laatste keer ging bezoeken. Waarna Anquetil Poulidor dichterbij wenkte, en fluisterde: ‘Ik zal er weer eerder zijn dan jij.’

Behalve Palmer nu en dan, kon niemand gelijke tred houden met Jack Nicklaus. In de laatste ronde van de Masters stond Tom Kite eens vier strokes voor, toen een reporter hem onderweg vroeg of dat een comfortabele voorsprong was. ‘Ben je gek?’ snauwde Tom. ‘Als Jack achter komt, is geen enkele voorsprong comfortabel. Ik zou me nog niet veilig voelen voor Jack als hij in een rolstoel zat.’ Op de achttiende ging Nicklaus over Kite heen.

Er bestaat een boekje van de Amerikaanse journalist Dick Schaap over de US Open van 1974, met als veelbelovende titel Massacre at Winged Foot. Daarin staat in de inleiding: ‘Jack Nicklaus is de enige profspeler ter wereld die de anderen al verlamt met zijn practice shots.’ En zo was het. Dick Schaap was de spitante sportcolumnist van Newsweek, die het beroep van journalist onverbeterbaar heeft samengevat in de titel van zijn autobiografie: 50 Years of Headlines, Deadlines & Punchlines.

Raymond Floyd, toch zelf geen prutser, zei over Nicklaus: ‘Ik word al ziek als ik zijn auto op de parkeerplaats zie staan.’ En de immer geestige Lee Trevino voegde daaraan toe: ‘Jack heeft één probleem, hij weet niet wat overdrijven is. Als hij zegt: “In twee shots lig ik op de green”, dan ligt hij in twee shots op de green.’

Nicklaus was een superprofessional, de Eddy Merckx van de golfbaan, altijd met zijn vak bezig. Weer Trevino: ‘Wat Jack verstaat onder “plezier maken” is op zaterdagavond om halfacht, net voor hij naar huis gaat, nog een laatste glas warme chocolademelk achteroverslaan.’

De ‘Golden Bear’ bouwde de grootste carrière uit die het golf heeft gekend, en zijn record van achttien major-overwinningen léék bestemd voor de eeuwigheid. Maar: niets is voor de eeuwigheid. Tiger Woods is op komst met veertien majors, en het lijdt niet veel twijfel dat zíjn carrière die van zijn grote idool in de schaduw zal stellen.

WOODS OP ÉÉN BEEN

Zoals al gezegd: dit weekend zal Tiger er niet bij zijn. Liep een zware knieblessure op en moest vroegtijdig een punt zetten achter zijn seizoen, dat niettemin weer buitengewoon was. Ondanks zijn forfait kan niemand Woods dit jaar nog van de kop van de wereldranglijst verdringen, en de kans bestaat dat hij voor de tweede keer laureaat wordt van het FedEx-klassement. Dat beloont de beste speler van de Amerikaanse PGA-Tour met het waanzinnige bedrag van 10 miljoen dollar, geld dat wordt belegd op een privépensioenrekening. Voor Woods niet meer dan wat zakgeld.

In april eindigde hij tweede op de Masters, met drie strokes verschil verslagen door Trevor Immelman. Zo kreeg dertig jaar na Gary Player eindelijk nog eens een Zuid-Afrikaan het green jacket voor de winnaar omgehangen. Woods liet de kans op een veertiende majorzege op dat moment nog liggen.

Een week nadien werd hij geopereerd aan de meniscus van de linkerknie, en hij begon aan een revalidatie van twee maanden. Die volstond net om op Torrey Pines aan de US Open te beginnen, zonder tussenin één enkele wedstrijd te hebben gespeeld. Een normale speler is dan kansloos, het zou al een wonder zijn indien hij de cut overleefde. Maar Woods is geen normale speler. Hij overleefde niet alleen de cut, hij won het toernooi! En hoe! In een play-off met zijn 45-jarige landgenoot Rocco Mediate, nadat hij op de laatste hole met een birdie op de valreep gelijk was gekomen.

Op de meeste kampioenschappen gaat zo’n play-off over een paar extra holes, of is er een sudden death over telkens één hole. Op de US Open spelen ze op maandag een volledige extra ronde van 18. En dat moest Woods, tegen de wil van zijn dokters in, afwerken met een zwaar gehavende knie die hem steeds meer hinderde. Eén rondje golf betekent makkelijk zeven kilometer stappen en vijf uur rechtop staan, doe dat vijf dagen na elkaar en zelfs met een gezonde knie krijg je problemen.

Na dat extra rondje stonden Woods en Mediate bovendien opnieuw gelijk. En wéér omdat Woods, voor de tweede dag op rij, op de achttiende met een schitterende birdie één stroke achterstand weg-veegde. In de eerstehulptent hadden ze hun handen vol met toeschouwers van wie het hart het had begeven. Na vijf rondjes hebben ze er zelfs op de US Open genoeg van, en gaan ze verder met een ‘sudden death’. Woods haalde het op de eerste, in casu de zevende! Na 91 holes in totaal stak hij zijn veertiende major op zak, nog maar vier te gaan voor het legendarische record van Nicklaus. Voor Woods ook de derde ‘Career Grand Slam’, omdat hij nu alle majors minstens drie keer had gewonnen, ook een record dat voordien alleen Jack Nicklaus op zijn naam had. Woods speelde in zijn carrière twaalf keer een play-off en won er elf (!), nóg een record.

Gezien zijn blessure en het ontbreken van enige voorbereiding, waren voor deze krachttoer alweer geen woorden. Allemaal al lang geleden opgebruikt, dat is het probleem als men te vroeg met overtreffende trappen begint. Vergelijk de prestatie van Woods gerust met een renner die in twee maanden geen koers heeft gereden, toch de start neemt in de Tour, en nog wint ook. En negatief is bij de dopingcontrole, dat maakt het in het wielrennen helemaal onmogelijk. Toen Rocco Mediate om een reactie werd gevraagd, was hij kort van stof: ‘Die vent is verschrikkelijk.’

De euforie duurde niet lang. Woods kon nauwelijks nog het trapje naar de perszaal op. Toen een dag later de pijn aan de knie niet meer te harden was, bleek de diagnose onverbiddelijk: kruisband over, nieuwe operatie, de vierde in zijn carrière, en seizoen afgelopen. Een seizoen waarin hij uitkwam in zes toernooien waaronder twee majors, en waarin hij vier keer won, één keer tweede was, en één keer vijfde. Na The British Open van vorig jaar speelde Woods dertien toernooien. Hij won er daarvan tien. Op één been! Er zijn al golfers gesignaleerd die zich met een hamer op de knie slaan.

DOOR KOEN MEULENAERE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content