Ik arriveerde in Londen de dag na de eedaflegging van Hamid Karzai als nieuwe president van Afghanistan. The Guardian – de meest ernstige centrumlinkse Britse krant – bracht er gedetailleerd verslag van uit: na decennia van oorlogen, coups en bloedvergieten was het een historische dag. De opiniepagina toonde echter een ietwat andere interpretatie: een huiveringwekkende cartoon met Dick Cheney, omringd door George W. Bush, Donald Rumsfeld en Karzai. Alle vier dronken of gek. Of beide. Zingend: ‘Aschanistan, Aschanistan! Van Zee tot Schitterende Zee!’ Als dat het antwoord was van Europees links op de Afghaanse stembusgang, bereidde het zich maar beter voor op nog slechter nieuws: de verkiezingen in Irak.

Nare berichten uit Irak, daar raakten we intussen aan gewend. Maar er is dus ook goed nieuws: de verkiezingen lijken volgens plan te kunnen plaatsvinden.

In november, toen de aanval op Faluja werd ingezet, geloofde ik dat dit in een of ander opzicht een keerpunt zou zijn. Eén in positieve zin, zo blijkt nu. Faluja werd, als verwacht, een militair succes. Belangrijker was dat de overwinning geen hoge politieke tol eiste. Het gevreesde oproer, als antwoord op de operatie, bleef uit. Een verklaring daarvoor is te vinden in een boodschap van rebellenleider Abu Musab Al-Zarqawi aan de geestelijken, de leiders en het Iraakse volk: ‘In de meest duistere omstandigheden lieten jullie ons stikken en leverden ons over aan de vijand […]. Jullie verkozen je veiligheid, je geld en je zonen boven Gods voorschriften, boven steun aan de moedjahedien.’

Irak blijft onstabiel en hoogst onveilig. Maar als Al-Zarqawi zijn publiek juist heeft ingeschat, verliezen de rebellen – die de verkiezingen willen verhinderen – steun bij het volk.

Ik heb nooit geloofd dat de Iraakse chaos van de voorbije 18 maanden onvermijdelijk was, of dat Irak voorbestemd was tot revolte en burgeroorlog. Veel problemen die het land vandaag teisteren, resulteren uit het slechte beleid van het voorlopig Amerikaans bewind. Het aantreden van de interim-regering in juni, gekozen door de Verenigde Naties en goedgekeurd door de grootayatollah Ali Al-Sistani, betekende een ommekeer. De zuivering van Baathleden uit het overheidsapparraat stopte. Bij militaire operaties werd meer rekening gehouden met de politieke effecten. De regering versterkte stilaan haar strijdkracht.

Misschien vergis ik me en staat Irak er slecht voor. Een burgeroorlog, verwoed anti-Amerikanisme en terrorisme behoren inderdaad tot de toekomstscenario’s. Feit is dat een degelijker en meer pluralistisch Irak voor de Arabische wereld een enorm verschil zou maken. De voorbereidingen van de verkiezingen ontlokten al debatten en discussies in de buurlanden. 300 miljoen mensen in het Midden-Oosten zullen de Iraki’s naar de stembus zien trekken en zich afvragen: waarom wij niet?

Momenteel woedt er in de Verenigde Staten een discussie tussen twee wetenschappers, Tony Smith en Larry Diamond. Smith beschuldigt Diamond, een pleitbezorger van de mensenrechten, ervan ‘een pact met de duivel’ te hebben gesloten. Diamond werkt voor de VS in het naoorlogse Irak. Zijn antwoord op Smiths aantijgingen: ‘Ik beschouw het naoorlogse streven niet als een pact met de duivel. Laat critici Irak bezoeken en spreken met de Iraki’s die zich verenigen voor democratie, ontwikkeling en mensenrechten; met families die leefden onder het vernederende Baathregime. Toon hen enkele van de ongeveer 300 massagraven waarin honderdduizenden politieke tegenstanders liggen. Dan zullen ze ontdekken wie de echte duivel was.’ Ik kan het niet beter verwoorden.

Fareed Zakaria

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content