Het evenwicht tussen sociale bijdragen en uitkeringen dient hersteld te worden. Dat is de kern van de hervormingsvoorstellen die Danny Pieters in een nieuw boek heeft uitgewerkt voor de sociale zekerheid. ‘Het systeem moet opnieuw billijker en begrijpelijker voor de mensen worden.’

‘Op het Belgische niveau is alles geblokkeerd, maar je kunt ons systeem van sociale bescherming toch niet de dieperik in laten gaan zolang er geen Vlaamse sociale zekerheid is? En zelfs als Vlaanderen bevoegd wordt voor delen van die sociale zekerheid, moeten we nadenken over het vermijden van een sociaal kerkhof.’ Dat zegt professor Danny Pieters, die aan de rechtsfaculteit van K.U.Leuven titularis van het basisvak sociale zekerheid is.

Pieters verrichtte in de voorbije kwarteeuw veel denkwerk over de sociale zekerheid in eigen land en in Europa. Hij schuwt daarbij het politieke engagement niet. Van 1999 tot 2003 had hij voor de toenmalige VU zitting in de Kamer. Sindsdien is hij actief bij de N-VA. Maar zijn academische opdracht heeft voorrang. In zijn nieuwe boek Onze sociale zekerheid: anders en beter lanceert Pieters ingrijpende hervormingsvoorstellen. ‘Het is geen besparingsdiscours. Het systeem mag niet afgebroken worden. Het moet grondig verbouwd worden. De middelen kunnen efficiënter worden besteed. De mensen moeten opnieuw de samenhang van het systeem zien en begrijpen’, aldus Pieters.

Communautair is in de voorbije twee jaar niets bereikt. Hebt u de hoop op een splitsing van de sociale zekerheid opgegeven?

DANNY PIETERS: Nee, we denken daar verder over na. De geesten zijn trouwens geëvolueerd. Vijftien jaar geleden werd vooral gesproken over de gezinsbijslag en de gezondheidszorg. Aan Vlaamse kant groeit intussen een consensus om ook het arbeidsmarktbeleid en de hele werkloosheidsregeling te regionaliseren. Maar ook zonder een herverdeling van bevoegdheden is het belangrijk dat we van onze sociale zekerheid weer een positief verhaal maken.

Het gaat niet die richting uit?

PIETERS: Er wordt weinig nagedacht over de toekomst van het systeem, ook niet door de pleitbezorgers van een Vlaamse socia-le zekerheid. Willen ze alles overdragen naar privéverzekeringen? Of wensen ze rekening te houden met de realiteit van een systeem dat stoelt op principes van solidariteit en verzekering? Ik ken alleszins geen enkel land dat zijn systeem volledig overboord heeft gegooid en helemaal opnieuw begonnen is.

De sociale zekerheid moet worden aangepast aan de noden van deze tijd en een coherente sociale bescherming waarborgen. Zo ben ik voor een sterkere relatie tussen het pensioen en de bijdragen die iemand voor dat pensioen betaald heeft. Dat staat bijvoorbeeld haaks op het traject van de laatste jaren om het minimumpensioen van zelfstandigen te verhogen. Voor oudere gepensioneerde zelfstandigen kan ik dat nog begrijpen, maar niet voor hun jongere leeftijdsgenoten. Als mensen altijd een laag inkomen aan de belastingen melden, moeten ze later niet klagen dat hun pensioen minder dan het leefloon bedraagt. De logica van het systeem moet worden hersteld: wie meer bijdraagt, heeft recht op een hogere uitkering.

U koppelt bijdragen en uitkeringen. Maar niet iedereen kán bijdragen. Zet u daarmee niet het principe van de solidariteit op de helling?

PIETERS: Nee. In mijn benadering leidt de eerste euro aan bijdragen tot meer sociale rechten dan de honderdste of duizendste euro. Zo’n herverdelingsprincipe is beter te verstaan dan de huidige regeling. Veel mensen bereiken nu snel een inkomenspeil waarbij ze wel nog bijdragen betalen, maar daar staan geen bijkomende sociale rechten meer tegenover. Anderen betalen dan weer geen bijdragen omdat ze bijvoorbeeld werkloos zijn of omdat ze in het zwart werken. Daarom zeg ik: aangezien iedereen op een of andere manier een inkomen heeft, moet ook iedereen bijdragen. Dat geldt dus ook voor wie leeft van een uitkering, maar die zal dan wel naar omhoog moeten om bijdragen te kunnen betalen.

In de sociale zekerheid maakt u een onderscheid tussen enerzijds professionele of inkomensvervangende verzekeringen voor werklozen en gepensioneerden, en anderzijds kostencompenserende of sociale verzekeringen voor alle mensen, zoals de gezinsbijslag en de ziekteverzekering. Dat is geen nieuw idee.

PIETERS: Dat bewijst opnieuw hoe moeizaam in ons land hervormingen tot stand komen. Maar het blijft wel een goed idee van vereenvoudiging. In het bestaande systeem worden kinderen bijvoorbeeld ongelijk behandeld naargelang van de beroepsactiviteit van de ouders. Terwijl mijn Antwerpse collega Bea Cantillon streeft naar een gelijkschakeling van de verschillende stelsels van gezinsbijslag voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren, vind ik dat ze beter worden samengevoegd. Dezelfde complexe regeling treffen we aan bij de ziekteverzekering, hoewel die er voor iedereen in ons land is.

Voor de inkomensvervangende verzekeringen blijft u wel een verschil maken tussen werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Waarom op dat vlak niet streven naar harmonisering?

PIETERS: Omdat hun inkomens anders zijn, blijven verschillende inkomensvervangende verzekeringen relevant. Die moeten gebaseerd zijn op dezelfde principes, maar dienen op een aanpaste manier te worden toegepast. Neem de arbeidsongevallenverzekering, die de aansprakelijkheid van een werkgever voor zijn werknemers regelt. Die regeling uitbreiden naar zelfstandigen heeft geen zin. Welke aansprakelijkheid zou ze in hun geval verzekeren? Dat sluit voor zelfstandigen een verzekering tegen het risico van een werkongeval niet uit, maar dat moet dan in het licht van hun specifieke situatie bekeken worden.

De organisatie van de sociale zekerheid kan volgens u veel eenvoudiger: met maximaal twee bevoegde ministers, drie parastatalen of overheidsdiensten voor de professionele verzekeringen en een parastatale voor de sociale verzekeringen voor allen. Behouden ziekenfondsen en vakbonden, die ook optreden als uitkeringsinstellingen, een rol?

PIETERS: De vakbonden nemen nu samen met de werkgeversorganisaties deel aan het paritaire beheer van de sociale zekerheid voor werknemers. Maar de sociale bijdrage- en uitkeringsniveaus liggen op voorhand vast. Ik vind dat laatste een verantwoordelijkheid voor de sociale partners. De overheid moet enkel het algemene kader bepalen.

De ziekenfondsen en andere uitkeringskassen kunnen worden gefuseerd en omgevormd tot particuliere non-profitorganisaties, die de mensen coachen voor alle sociale verzekeringen. Het worden socialeverzekeringsverenigingen, die optreden als contactpunt voor alle sociaal verzekerden voor gezinsbijslag, gezondheidszorg, werkloosheid, pensioen enzovoorts. Ze bemiddelen voor de sociaal verzekerden bij de overheid en de parastatalen van de sociale zekerheid. Om te voorkomen dat een vereniging alle andere overvleugelt, moet wel een minimum- en een maximumaantal aangeslotenen opgelegd worden. De huidige doolhof van uitkeringskassen en diensten kan dan plaats-maken voor nog een vijftal grote verzekeringsverenigingen, die met elkaar concurreren met de best mogelijke service.

De inkomensvervangende verzekeringen worden, zoals nu, het best gefinancierd met bijdragen uit het beroepsinkomen. Voor de kostencompenserende verzekeringen stelt u een algemene socia-le bijdrage voor.

PIETERS: Kostencompenserende verzekeringen zijn te beschouwen als een volksverzekering. Daaraan moet iedereen bijdragen met een vast percentage van het sociaal gecorrigeerd belastbaar inkomen. Dat kan geregeld worden via de belastingaanslag. Maar de bijdrage moet duidelijk gescheiden blijven, zodat iedereen goed kan zien wat naar de belastingen gaat en wat bestemd is voor de sociale verzekering.

Een algemene sociale bijdrage is een beladen begrip. Alleen de vakbonden en de politieke linkerzijde durven dat nog af en toe in de mond nemen.

PIETERS: Het is geen linkse of rechtse term, maar een eerlijk begrip. Voor de gezinsbijslagen en de verzekering van de ziektekosten is een algemene sociale bijdrage een evidentie. Die maakt het ook mogelijk om de arbeidslasten te verlagen. Samen zijn de gezinsbijslag en de ziekteverzekering goed voor een derde van alle uitgaven in de sociale zekerheid. Dat spoort met de huidige bijdrage van de overheid voor het systeem. Maar een algemene sociale bijdrage betekent dus geen fiscalisering van de sociale zekerheid.

Een van de grootste pijnpunten van de huidige sociale zekerheid zijn de lage wettelijke pensioenen. Biedt uw benadering een oplossing?

PIETERS: Op dit ogenblik zijn de wettelijke pensioenen steeds minder relevant voor het inkomen van ouderen. Ik pleit ervoor om een deftige wettelijke pensioenpijler te behouden, met pen-sioenen die voor een groot deel een weerspiegeling zijn van het in-komen tijdens de actieve loopbaan. Daarom stel ik voor om te werken met een soort notionele rekeningen: wie beroepsactief is, betaalt bijdragen voor wie met pensioen is en ontvangt nadien zelf een pensioen dat overeenstemt met het gemiddelde van die bijdragen.

U maakt een ernstig voorbehoud bij aanvullende (pensioen)verzekeringen.

PIETERS: Ik ben niet principieel tegen aanvullende verzekeringen, maar ze mogen enkel een extra zijn. Eerst moet de socia-le zekerheid zelf een substantiële sociale bescherming bieden om armoede tegen te gaan en de levensstandaard van mensen op peil te houden.

Ik zie geen reden om de wettelijke pensioenen te laten inzakken. Wel moeten allerhande scheefgegroeide situaties rechtgezet worden. Een derde van het wettelijk pensioen bijvoorbeeld is gebaseerd op gelijkgestelde of fictieve werkperiodes: werkloosheid, ziekte enzovoort. Is het dan zo verwonderlijk dat er een probleem met de pensioenfinanciering is? Vakbonden en werkgevers moeten op dat vlak veel meer geresponsabiliseerd worden.

We weten dat de sociale zekerheid arm wordt als ze er alleen nog voor de armen is. Voor aanvullende pensioenregelingen worden nu middelen aan de algemene solidariteit onttrokken. Die gaan naar vormen van particuliere solidariteit per onderneming of bedrijfssector. Omdat het wettelijk pensioen onvoldoende zeker is, nemen mensen zo afstand van ons repartitiestelsel om voor hun pensioen over te stappen naar een kapitalisatiestelsel. Dat laatste systeem heeft intussen echter stevige klappen gekregen door de financiële crisis. De nodige zekerheid moet volgens mij komen van een gesaneerd en transparant wettelijk pen-sioenstelsel.

In de ziekteverzekering wilt u af van de bijzondere statuten voor weduwen, invaliden, gepensioneerden en gezinnen met een bescheiden inkomen. Die zullen het graag horen.

PIETERS: Om de gezondheidszorg betaalbaar te houden voor patiënten zijn er nu twee systemen. Enerzijds betalen mensen met een bijzonder statuut minder uit eigen zak. Anderzijds is er de medische maximumfactuur. Volgens mij is dat dubbelop en schaft men de bijzondere statuten beter af. Zo worden ook sommige misbruiken weggenomen. De regeling van de maximumfactuur daarentegen kan versterkt worden. Omdat ze rekening houdt met het inkomen en de werkelijke ziektekosten van de patiënten, is ze veel doeltreffender.

De pensioenen en gezondheidszorg dragen bij tot de stijgende kosten van de vergrijzing. Maar voor een financiering is de laatste jaren amper gezorgd. Kan dit nog worden opgevangen?

PIETERS: Dat wordt heel moeilijk. Voor de pensioenen moet er alles aan gedaan worden om de basis van het repartitiestelsel ruim genoeg te maken. Dat betekent meer mensen die werken en bijdragen betalen. Voor de gezondheidszorg is de situatie nog complexer. Er is in de voorbije jaren geprobeerd om de kostenstijging in toom te houden. Maar wie beweert dat de uitgaven in de komende decennia kunnen worden teruggeschroefd, die liegt.

Het huidige systeem van werkloosheidsuitkeringen neemt u volledig op de schop.

PIETERS: Ten eerste moet die verzekering er zijn voor mensen die hun job verliezen, en dus bijvoorbeeld niet voor tijdelijke werkloosheid want dan wordt het systeem eigenlijk gebruikt om bedrijven te subsidiëren.

Ten tweede wil ik de huidige werkloosheidsverzekering vervangen omdat de uitkeringen veel te laag zijn in vergelijking met het loon dat een werkloze voordien had. Daarom geef ik in een eerste fase aan iedere werkloze een ‘rugzak’, die het mogelijk maakt dat de uitkering 75 procent van het loon wordt. In die rugzak zitten de vergoeding die rest na een opzeggingstermijn van maximaal twee maanden, de niet-forfaitaire uitkering waarop een alleenstaande gedurende een aantal maanden recht heeft, en ten slotte andere ontslagvergoedingen zoals een gouden handdruk.

Is de rugzak leeg, dan ontvangt een werkloze nog alleen een uitkering via de al genoemde basisinkomensverzekering. Het bedrag stemt overeen met het leefloon, maar zonder dat de bestaansmiddelen van de betrokkene gecontroleerd worden. Het is geen basisinkomen, maar een vervangingsinkomen. Wie niets doet, krijgt niets.

Is het geen zwak punt dat de kosten van uw voorstellen niet berekend zijn?

PIETERS: Op dat vlak ben ik zelf vragende partij. Maar financiële schema’s loslaten op de sociale zekerheid is steeds ingewikkeld en onzeker. Precieze ramingen voor de toekomst maken is een illusie. Intussen is mijn voorstel wel helder over wie verantwoordelijk is: de sociale partners voor professionele verzekeringen en de overheid voor de sociale verzekeringen voor alle mensen. Ook duidelijk is dat er een evenwicht tussen bijdragen en uit-keringen moet zijn en dat het op het administratieve vlak eenvou-diger en goedkoper kan. Ik heb geen besparingsoefening gemaakt. Maar van gekke, bijkomende kosten is evenmin sprake.

DANNY PIETERS, ONZE SOCIALE ZEKERHEID: ANDERS EN BETER, UITGEVERIJ PELCKMANS, 320 BLZ.

DOOR PATRICK MARTENS/foto franky verdickt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content