Zowel aan de Katholieke Universiteit Leuven als aan de Universiteit Gent moet een nieuwe rector gekozen worden. Een analyse van twee kiescampagnes.

Het klinkt verbazingwekkend, maar ondanks haar eeuwenoude bestaan is het nog maar de vierde keer dat er aan de Katholieke Universiteit Leuven een rector verkozen wordt. Tot eind jaren zestig werd de rector gewoon aangewezen door een conclaaf van bisschoppen. Tot eind jaren zestig was de rector ook een geestelijke. De legendarische Piet De Somer, uit de Faculteit Geneeskunde, was de eerste leek die in Leuven rector werd. Ook hij werd in eerste instantie door de clerus aangesteld.

De Somer puurde zijn tweede mandaat uit de eerste rectorverkiezingen in Leuven. Later werden ook de jurist Roger Dillemans en de ingenieur André Oosterlinck, de huidige rector, verkozen. In Leuven is het nu de gewoonte dat een rector na vier jaar geëvalueerd wordt door zijn raad van bestuur en dan eventueel een verlenging van zijn mandaat krijgt.

Oosterlinck is einde rit, hoewel hij voor zichzelf een luxepositie gecreëerd heeft: hij is een soort superrector, de voorzitter van de associatie tussen de universiteit en de hogescholen uit het Vlaamse land, en hij blijft dat. Hij kijkt uiteraard met argusogen uit naar de persoon die hem zal opvolgen, al was het maar omdat hij met die man – er zijn geen vrouwelijke kandidaten – in discussie zal moeten gaan. En hij stelde een reeks maatregelen voor om te garanderen dat ‘zijn’ universiteit niet in handen zal vallen van een of ander onbekwaam figuur.

‘Een democratische verkiezing is geen garantie voor kwaliteit’, stelt Oosterlinck, ‘hoewel ik ervan uitga dat academici als kiezer gezond verstand zullen hebben. Zelf was ik voorstander van een systeem zoals het in een aantal andere landen in zwang is: dat een speciaal search committee een geschikte kandidaat zoekt die dan vervolgens een meerderheid van de stemmen moet zien te krijgen. Men vond dit echter een stap te ver gaan. Dat is jammer. Vroeger was een universiteit vooral een ethisch baken in de maatschappij, maar nu is het verwachtingspatroon veel groter. De universiteit heeft een veel centralere plaats gekregen in onze kennismaatschappij, en dat weegt op het bestuur.’

Vele huisbezoeken

Het wekt hier en daar wrevel dat Oosterlinck zo krampachtig bezorgd, om niet te zeggen wantrouwig is wat zijn opvolging betreft. In besloten kring stelde Oosterlinck meermaals dat men de nieuwe rector twee jaar lang niet zou zien, omdat hij zoveel tijd nodig zou hebben om zich in te werken in de vele moeilijke dossiers. En hij pleitte ervoor om de kandidaat-rectoren al bij voorbaat een ‘visietekst’ te laten ondertekenen over het toekomstige beleid van de universiteit, waarin heel concrete details stonden, zoals de groeicijfers van het filiaal van de universiteit in Kortrijk. Alsof de nieuwe ploeg geen ruimte voor een eigen beleid mag krijgen.

‘Er is geen alternatief meer voor mijn stijl van besturen’, poneert Oosterlinck onomwonden. ‘Een rector kan zijn leiderschap desnoods wegschenken, maar niet zijn verantwoordelijkheden. En die zijn enorm. Wij hebben wel een algemeen beheerder voor de praktische aspecten van het bestuur, maar anders dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten blijft de rector bij ons ook daar verantwoordelijk voor. Ik vrees dat iemand die nu denkt dat het anders kan, snel tot het inzicht zal komen dat dat misschien toch niet vanzelfsprekend is. Want wie er ook rector wordt: over vier jaar wacht de evaluatie van zijn prestaties.’

Er zijn vijf kandidaten om Oosterlinck op te volgen. Tot 1 april mogen die zich evenwel niet verdedigen – ook al zo’n nieuwigheid die Oosterlinck introduceerde in zijn door sommigen paranoïde genoemde bemoeizucht inzake zijn opvolging. Volgens kwatongen werd hij daarin gesteund door huidig vice-rector Marc Vervenne, een bijbelwetenschapper die naar verluidt het minst vlot zou overkomen in het publiek en daarom de boot van de debatten zo lang mogelijk zou willen afhouden. De kandidaten zullen pas echt kandidaat zijn als ze spontaan – hoewel ze vele ‘huisbezoeken’ afleggen om voldoende steun te krijgen – minstens dertig stemmen halen uit elk van de drie grote blokken aan de universiteit: Humane Wetenschappen, Exacte en Toegepaste Wetenschappen, en Geneeskunde.

Wat dus impliceert dat er nu moet worden geoordeeld over kandidaten die zich niet hebben mogen presenteren, en die hun programma niet bekend hebben mogen maken. Wat door haast iedereen wordt ervaren als een bijzonder domme maatregel. En niet iedereen houdt zich even strikt aan de regels. De arts Marc Decramer maakte zijn programma al bekend op zijn website. En kerkjurist Rik Torfs, bekend van zijn verbale vaardigheden op de televisie, schroomt zich niet om toch al toelichting te geven bij zijn door velen als controversieel omschreven kandidatuur – Torfs is een fervent tegenstander van de aanpak van Oosterlinck.

Zelfs zijn visie op de positie van de universiteit in de maatschappij staat diametraal tegenover die van Oosterlinck: ‘Ik heb sterk het gevoel dat de universiteiten in crisis zijn, niet alleen in België trouwens, maar overal in Europa. De universiteit is haar pole position in de maatschappij aan het verliezen. Vroeger was ze een centrum dat kritische en vernieuwende ideeën spuide, nu is ze verworden tot niet meer dan één actor binnen een model dat te veel reageert op prikkels vanuit de politiek. We moeten het grote talent dat de basis vormt van een universiteit niet langer versmachten in de dwingende eis om perfect te zijn. We moeten dat talent veel meer valoriseren. Daarom wil ik eerder een en- abling officer zijn, die mensen steunt en stimuleert, dan een executive officer die zaken oplegt van bovenaf.’

Torfs reageert schamper op de stelling van Oosterlinck dat er geen andere manier is om een universiteit te besturen dan de zijne: ‘Het idee dat het niet anders kan, is altijd gevaarlijk, zeker omdat het rectorschap een mandaat is dat niet dikwijls verandert. Er wordt nu zelfs het beeld gecreëerd dat het mandaat moeilijker zou zijn dan dat van eerste minister. We moeten ernstig blijven. Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om een aantal fundamentele aspecten van de academische wereld eens grondig ter discussie te stellen.’

Zwartmaakcampagne

De andere drie kandidaten, naast Vervenne en Torfs, houden zich tandenknarsend aan de opgelegde regel: spreekverbod tot 1 april. Afstandelijke waarnemers verwachten een tweestrijd tussen de huidige vice-rector Vervenne en de arts Decramer – zeker omdat de Faculteit Geneeskunde, de grootste van de universiteit, erop rekent dat zij nu opnieuw aan de beurt is om de rector te leveren, na de humane wetenschapper Dillemans en de ingenieur Oosterlinck.

Maar Decramer zou belangrijke stemmen kunnen verliezen aan de jurist Herman Nys, die zich specialiseert in biomedische ethiek en die dus voet aan huis heeft in twee belangrijke faculteiten. En rond wie, net zoals rond Torfs overigens, al een zwartmaakcampagne is losgebarsten: hij zou te weinig beleidservaring hebben om rector te worden.

Ook de vijfde kandidaat, de ingenieur Bart De Moor, zou weinig kans maken, omdat alle topfuncties aan de universiteit al door ingenieurs ingevuld worden: Oosterlinck (voorzitter van de associatie), Jef Roos als voorzitter van de raad van bestuur en Koen Debackere als algemeen beheerder. Toch meent een aantal mensen dat De Moor een uitstekend rector zou zijn. Hij heeft veel beleidservaring, ook op het politieke niveau, en hij straalt dynamiek en een aanstekelijk optimisme uit. Hij zal het zeker goed doen in de publieke verschijningen die aan de campagne verbonden zullen zijn.

Vijftienhonderd mensen zullen hun stem kunnen uitbrengen. Men verwacht dat de vijf kandidaten allemaal het fiat zullen krijgen om door te gaan – in principe is dat op 25 maart bekend. De campagne start op 1 april en de eerste ronde van de verkiezingen vindt plaats op 10 mei. Er wordt doorgeduwd tot iemand een meerderheid haalt. In eerste instantie zal het afwachten worden of de campagne een evaluatie zal worden van het beleid van Oosterlinck. Dat zal af te meten zijn aan het succes van huidig vice-rector Vervenne, die als de man van Oosterlinck wordt beschouwd, versus dat van diens voornaamste criticaster Torfs.

Maar het is natuurlijk niet uitgesloten dat het uiteindelijk écht om de programma’s van de kandidaten zal draaien. Oosterlinck zei dat academici verstandige mensen zijn. Ook dat zal binnenkort te evalueren zijn. Het belooft een boeiend spektakel te worden.

Door Dirk Draulans

De faculteit Geneeskunde rekent erop dat zij nu aan de beurt is om de rector te leveren, na de humane wetenschapper Dillemans en de ingenieur Oosterlinck.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content