Met ?De bezoeker? maakt Tanya Zurda haar regiedebuut bij Malpertuis. Een gesprek.

De Sloveense Tanya Zurda is dit seizoen door artistiek leider Sam Bogaerts aangetrokken als dramaturge bij Theater Malpertuis (Tielt-Oostende). Zij introduceert nu in een eigen regie de Franse auteur Eric-Emmanuel Schmitt met ?De bezoeker?. Het stuk gaat over een kritiek moment in het leven van Sigmund Freud (1856-1939), in een vertolking van Bogaerts die ook de vertaling maakte.

Tanya M. Zurda kwam in haar land, dat tot 1991 een deelstaat was van Joegoslavië, al vroeg in contact met theater. Haar ouders waren zelf trouwe schouwburgbezoekers en in Slovenië is er nooit gebrek geweest aan theaters. Er was ook nooit een gevoel van isolatie. In Ljubljana werd 15 jaar geleden al een groot cultureel centrum gebouwd, waar geregeld gastvoorstellingen werden gespeeld door gezelschappen uit Oostenrijk, Duitsland of Italië. Behalve met de ?klassiekers? zoals Shakespeare of Molière en natuurlijk met eigen Sloveense of Servo-Kroatische schrijvers, was er ook contact met wat internationaal als hedendaags werd beschouwd, David Mamet, Peter Handke, Botho Strauss, Franz Kafka.

?Theater is nog altijd populair in Slovenië?, zegt Tanya Zurda. ?Het is een klein land en ook in de kleinere steden van nog geen 50.000 inwoners zijn er vaste professionele gezelschappen die zes tot acht producties per seizoen maken.?

Na de middelbare school studeerde Zurda Duits, Frans en Nederlands aan de universiteit van Ljubljana. Ze ging zich via beurzen perfectioneren in Leipzig en Parijs en kwam ten slotte in Utrecht terecht waar ze literatuur en theaterwetenschap studeerde. Ze wil contact met levende schrijvers in Frankrijk, België, Nederland. In 1996 ontmoette ze Eric-Emmanuel Schmitt in Parijs, naar aanleiding van het fel geprezen ?Le visiteur?.

Schmitt maakte indruk op Zurda door de eerlijke en eenvoudige manier waarop hij de dingen kan verwoorden, maar het was vooral het personage van de Onbekende in ?Le visiteur? dat fascineerde. Het stuk speelt zich af in één lang bedrijf op de avond van 22 april 1938 in het bureau van Sigmund Freud, Berggasse 19 in Wenen. Centraal staat de divan waar Freud zijn patiënten vroeg te gaan liggen om hun dromen te vertellen. De allusie op een zekere historiciteit wordt doorkruist door het bezoek van de Onbekende, die iedereen en niemand kan zijn, in wie de enen God herkennen en de anderen gewoon Freuds alter ego.

TANYA M. ZURDA : Wat we in het stuk meemaken is dat Freud moet erkennen dat hij gewoon de dingen niet meer in handen heeft, dat hij niet meer zeker is over zijn methode en zijn kijk op het leven. Schmitt vertrok van de idee God op de sofa van Freud te leggen, maar dit gegeven alleen zou het stuk drie keer minder spannend gemaakt hebben. Vandaar dat hij een groot aantal wisselingen heeft ingebouwd, waarbij het publiek ook moet nadenken en begint te twijfelen. Het knappe van het stuk is dat de Onbekende het publiek voortdurend op het verkeerde been zet.

Het is een conversatiestuk dat boeit door in de realisatie de situatie wat aan te scherpen, door het mysterie rond de Onbekende wat meer steun te geven. De Onbekende is een half-reële, half-irreële figuur. Daarom zij er enkele fantasierijke momenten ingebouwd. De Onbekende is haast voortdurend fysiek aanwezig, maar bij momenten geeft hij meer een innerlijke monoloog weer van Freud zelf.

Dit is uw eerste regie. Hoe ziet u nu uzelf als regisseur ?

ZURDA : Als regisseur zie ik me niet als iemand die boven de cast staat. Er is veel inbreng van de vertolkers. Ik heb wel een visie en een concept en ik hou het overzicht over het geheel, maar binnen mijn concept zijn er gaten die de spelers zelf kunnen invullen. Ik zie een regisseur meer als een coördinator die er voor zorgt dat de uitgezette lijn gevolgd wordt en blijft kloppen, maar die ook aan de acteurs de mogelijkheden biedt om die dingen te doen die ze in de gegeven context graag doen. Het is misschien een moeilijker manier van werken, maar ik vind het uiterst plezant om met autonome spelers te werken. Als regisseur moet je meegaand zijn om een eerlijke feedback terug te krijgen. De samenwerking is wederkerig. Ik heb ook een inbreng in de vertaling die Sam Bogaerts heeft gemaakt en ik vind het een voordeel dat iemand die voor het stuk gewonnen is, er niet alleen in meespeelt maar het ook vertaalt.

U hebt ook zelf de cast bijeengebracht.

ZURDA : Ja, ik wou die bepaalde spelers hebben. Hilde Wils voor de rol van Freuds dochter, Anna. Ik had haar ooit eens zien spelen en was getroffen door haar grote uitstraling. Arnaud Jacobs zag ik onder meer in ?Anatomie Titus Fall of Rome? in 1995 in een NTG-productie waaraan ik als dramaturge meewerkte. Ik vond hem zeer geschikt om de schaamteloosheid van de nazi in het stuk te spelen. Voor de Onbekende zocht ik een jonge acteur, ook om een beetje het generatieverschil met de oude Freud te beklemtonen. Maar de Onbekende is de basis van het stuk en als Robby Cleiren (van De Roovers) die rol niet aanvaard zou hebben, dan hadden we het stuk niet gedaan.

De Onbekende geeft niet alleen kritiek op Freuds werk, maar verpersoonlijkt ook de twijfel van de tijd waarin we nu leven.

ZURDA : Ik zie in het stuk de kloof tussen de vaste identiteiten : Freud, zijn dochter Anna, de nazi, en de ongrijpbare Onbekende, van wie de identiteit dus niet vastligt. Deze nog niet gefixeerde identiteit associeer ik gewoon met mijn eigen situatie : in verschillende landen leven en diverse talen spreken, en zeker ook met de situatie en de manier van leven die iedereen nu meemaakt. In Leipzig zag ik hoe mijn medestudenten na de Wende plots hun hele verleden anders bekeken, het niets meer waard vonden, om dan bij wijze van spreken helemaal opnieuw te beginnen. Met de communicatiesystemen en de reismogelijkheden die er nu zijn, hebben we steeds meer het gevoel dat we telkens opnieuw moeten beginnen.

Het is precies de rol van de Onbekende in ?De bezoeker? die voortdurend wijst op de wisselingen van identiteit. Dagelijks wordt de mens in bepaalde rollen geduwd, je moet je tot op zekere hoogte aanpassen maar toch ook niet te zeer laten beïnvloeden. Het mag niet leiden tot een situatie waarin je niet meer weet wie je eigenlijk bent.

Het stuk gaat dan ook in tegen de opvatting dat de mens na de twintigste eeuw alleen nog met twijfels over zijn mogelijkheden zal achterblijven. De schrijver beklemtoont dat het leven niet absurd is, maar mysterieus. Het mysterie is dat je de zin van het leven alleen maar kan vermoeden, maar nooit kan vastpakken. Het zoeken naar een identiteit is natuurlijk ook een duidelijke metafoor voor het toneelspelen zelf, als transformatiekunst in het algemeen.

Welke functie ziet u, als jong theatermaker, weggelegd voor het theater in de toekomst ?

ZURDA : Zolang er publiek blijft komen, zal theater een functie hebben. Als er maar een concrete behoefte blijft bestaan aan directe communicatie tussen toneelspelers en een publiek. Met de opkomst van de televisie vroeg men zich ook af of de radio nog een functie zou hebben. Maar de mogelijkheden voor radio hebben zich verder ontwikkeld en zijn nog niet uitgeput. Het theater van de toekomst mag zich natuurlijk niet laten overmeesteren door de moderne technieken. Het mooiste is nog altijd gewoon de spanning tussen de spelers op een scène en een publiek in de zaal. De ontroering die daaruit kan ontstaan is belangrijk. En dat moet zo blijven.

Roger Arteel

Tanya M. Zurda : Als regisseur moet je meegaand zijn om een eerlijke feedback terug te krijgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content