Wie bewaakt in Vlaamse scholen de kwaliteit? En vooral: hoe gebeurt dat? Een gesprek met Peter Michielsens, coördinerend inspecteur-generaal van het secundair onderwijs.

De inspecteur die in z’n eentje de scholen binnenstapt, is sinds 1992 verleden tijd. Hoe gaat het vandaag?

Peter Michielsens: Er bestaat nogal wat verwarring, zelfs na al die jaren. De inspectie controleert het functioneren van leraren niet, houdt zich niet bezig met de evaluatie van leerlingen. Ze gaat enkel na of de kwaliteit die de gemeenschap verwacht, geleverd wordt. Om het in vaktermen te zeggen: haalt de school de door de wet opgelegde eindtermen?

Daarbij wordt rekening gehouden met de middelen die de school heeft. Dat gaat niet alleen om geld, maar ook om de leraren en de leerlingen. Dat is een belangrijke correctie. Met kanszwakke leerlingen werk je anders en krijg je ook andere resultaten.

Daarnaast zijn er netgebonden begeleiders: die helpen bij de verbetering van die kwaliteit. Het probleem is dat die begeleiders soms een eigen regelgeving uitwerken die de taak van leraren nodeloos verzwaart. Dat was niet de bedoeling en het is ook hun taak niet. De school heeft het volste recht die begeleiding te weigeren. Ik vind zelfs dat scholen hun begeleiders te braaf volgen.

De inspectie bekijkt de school kritisch, als neutrale buitenstaander.

Michielsens: Juist. En dat veronderstelt deskundigheid van onze kant: bijscholing, contacten met het buitenland, vorming. Het veronderstelt ook respect voor elke school en elk pedagogisch project waar die school voor staat. We beoordelen het project niet, wel de resultaten. Als een school een intellectuele elite wilcreëren, kan ze dat. Maar als er maar enkele leerlingen slagen, dan gaat het om een slechte school. Streng selecteren is het gemakkelijkste wat bestaat. Opleiden en opvoeden is iets anders.

Zeer belangrijk is natuurlijk het meetinstrument dat de inspectie hanteert. Dat werd ontwikkeld samen met de Dienst voor Onderwijsontwikkeling: het Context-Input-Process-Output-model (Cipo).

Wij – als overheid – kijken naar de output, de resultaten. Niet naar eindexamens zoals in Engeland of Nederland, want die hebben we niet. We kijken wel hoeveel leerlingen slagen in het eerste jaar hogere studie en hoeveel er werk vinden. Dat zijn belangrijke indicatoren. Maar ze vormen maar een deel van het verhaal.

Daartegenover plaatsen wij contextgegevens: in welke omstandigheden werkt die school? Een school in een arme wijk zit in een andere organisatiestructuur dan een school in een rijke wijk.

Er zijn ook de inputgegevens. Hoe ziet het lerarenkorps eruit? Er is een verschil tussen een korps dat uit vijftigjarigen bestaat en een groep dertigers. Een school heeft dat niet in handen, maar het beïnvloedt wel het resultaat. Ook de aard van het publiek speelt mee: hoeveel anderstaligen bijvoorbeeld?

We linken dus de resultaten met de inputgegevens en proberen het proces te beschrijven. Anders gezegd: wat heeft de school bereikt met het publiek en hoe doet die school dat? We willen weten of een school met haar leerlingen meer of minder bereikte dan je redelijkerwijze mag verwachten. En hoe ze dat heeft gedaan.

Wij meten dat met wat in vaktermen indicatoren heet, gegevens die informatie leveren over het goed of het niet goed functioneren. Zo’n indicator wordt opgesplitst in variabelen. Je zou het kunnen vergelijken met een auto: een goede auto moet veilig zijn. Dat is de indicator. Opgesplitst in de variabelen constructie, airbags en zo meer.

We stellen iets vast en we zoeken naar verklaringen. Als de output zakt, kan dat zowel verklaard worden door de input als door het proces.

We proberen dus alles aan elkaar te relateren.

Wat gebeurt er dan met zo’n rapport?

Michielsens: Dat gaat in elk geval naar de school. Daarin zitten formele adviezen: als de brandveiligheid niet in orde is, moet dat in orde gebracht worden. Dat spreekt vanzelf.

De rest van het rapport is eigenlijk een dienstverlening, ook al wordt het niet zo gezien. Maar het gaat om een doorlichting: zwakke en sterke punten, mogelijke verbeteringen. Welke instelling krijgt gratis een kritische doorlichting met adviezen?

Onze juridische bevoegdheid is een advies aan de minister. Jaarlijks maakt de inspectie een synthese gebaseerd op de doorlichting van een honderdtal scholen. Die synthese gaat naar de minister en het parlement en is voor iedereen verkrijgbaar. Trouwens, ook het doorlichtingsrapport valt – net als alle officiële documenten – onder de openbaarheid van bestuur.

Dat syntheserapport geeft toch wel een realistisch beeld van de toestand van ons onderwijs en van de mogelijke verbeteringen.

Zo hebben we bijvoorbeeld gepleit voor een taalbeleid in de Brusselse scholen. Daar zagen we dat heel wat Franstaligen hun kinderen naar het Nederlandstalige onderwijs stuurden, vaak om de migranten in Franstalige scholen te ontlopen. We wijzen dan niet alleen op de sociale aspecten van zo’n rekrutering, maar ook op de gevolgen. De eindtermen worden niet gehaald omdat veel leerlingen geen Nederlands kennen, terwijl de Nederlandstaligen moeilijkheden hebben met het te hoge niveau in de Franse lessen.

Kan de inspectie op basis van haar doorlichtingen lijsten van goede scholen samenstellen?

Michielsens: Een ranking zoals in Engeland is enkel gebaseerd op de output. Zoals wij werken, kan je geen mathematische verwerking verwachten en dus geen lijsten. Dat zou ons werk echt oneer aandoen, want een ranking geeft een zeer onvolkomen beeld.

Wat is een goede school?

Michielsens: Een goede school beantwoordt aan een maatschappelijk waardebeeld. Achter de eindtermen zit toch het concept dat jonge mensen naar de beste studiekeuze begeleid moeten worden. Daar zit ook respect voor mensen, voor democratie, voor gelijkheid achter.

Een goede school is ook een school die haar leerlingen begeleidt en steunt, zowel intellecteel als sociaal. Of anders gezegd: ze moet de groep starters zonder moeilijkheden naar de eindstreep brengen.

Belangrijk is dat je jongeren niet alleen kennis bijbrengt, maar hen vooral leert die kennis toe te passen op andere terreinen. Wij noemen dat vakoverschrijdend werken. Dat wil eigenlijk zeggen dat we veel minder nadruk leggen op de zuiver encyclopedische kennis die we jarenlang lieten primeren.

Een goede school geeft haar leraren ook de vrijheid om creatief bezig te zijn. En daarbij wil ik toch de bedenking maken of wij als overheid ook niet bescheidener moeten worden in onze eisen. Te veel mensen willen een netjes afgebakend paadje omdat dat veiligheid geeft. Ze klampen zich vast aan die regels en programma’s. Heel creatieve mensen kunnen juist niet geleid worden, maar dát zijn wel de leraren die we nodig hebben.

Verslag over de toestand van het onderwijs (1998), Departement Onderwijs,E. Jacqmainlaan 165, 1210 Brussel, mei 1999, 99 pagina’s.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content