Volgens de cijfers van ‘Culturele centra’ (Kader bij ‘Wonen en werken in het westen’, Knack nr. 25) zou De Kortrijkse Schouwburg de absolute koploper zijn. Het Cultuurcentrum Brugge moet het stellen met een 7e plaats. Directeur Cultuur van de Stad Kortrijk Paul Demarez geeft mijns inziens een irrelevante verklaring omtrent de lage toeschouwersaantallen van Brugge. Betreft het hier trouwens toeschouwers? Of bedoelt men betalende bezoekers? Of deelnemers? Of gebruikers van de infrastructuur? Misschien is hij wat duizelig geworden onder invloed van de indrukwekkende Kortrijkse cijferdans. Hierbij dan ook enige nuchtere bedenkingen vanuit Brugge.

Brugge is een stad met een rijk cultureel aanbod. Het Cultuurcentrum Brugge programmeerde in 2002 in de 3 podiumzalen; Stadsschouwburg (670 zitjes), Biekorf (160 zitjes), De Dijk (250 zitjes) in eigen organisatie 220 podiumactiviteiten op jaarbasis (61.793 betalende toeschouwers) en 149 podiumactiviteiten in organisatie van derden (43.996 betalende toeschouwers). Deze cijfers zijn gebaseerd op de reële betalende toeschouwersaantallen voor de podiumkunsten, te verifiëren via het ticketsysteem. Niet meegeteld zijn: bezoekers van de tentoonstellingen in de andere drie locaties van het Cultuurcentrum (Jan Garemijnzaal, De Bond, Bogardenkapel), foyerbezoekers, gebruikers van culturele infrastructuur bijvoorbeeld bij vergaderingen. De overige stedelijke culturele infrastructuur (13 locaties) wordt beheerd door de dienst Cultuur. Het is een bewuste keuze van het Cultuurcentrum om niet nog meer podiumvoorstellingen te organiseren, dit om meer ruimte te laten voor initiatieven van derden, om nog scherpere artistieke keuzes te kunnen maken en om meer aandacht te geven aan verdieping in plaats van verbreding.

Volgens het lijstje in Knack heeft De Kortrijkse Schouwburg meer toeschouwers voor eigen activiteiten dan het Cultuurcentrum Brugge en De Spil in Roeselare samen en bijna evenveel bezoekers voor de receptieve activiteiten als alle andere West-Vlaamse centra samen. Deze vrijgegeven cijfers zijn wellicht gebaseerd op de jaarverslagen die de culturele centra bij de Vlaamse administratie moeten indienen. De cijfers zullen wellicht door ieder centrum naar eer en geweten worden ingevuld maar het is duidelijk dat de manier van tellen, registreren en interpreteren grondig verschilt.

Straks zullen alle culturele centra een aanvraagdossier indienen voor het verkrijgen van een jaarlijkse variabele subsidie op basis van negen bij decreet vastgelegde parameters waaronder het aantal activiteiten, deelnemers en grootte van de infrastructuur. Wij durven te hopen dat de Administratie bij de beoordeling en interpretatie van de cijfers over duidelijke, objectieve meetinstrumenten zal beschikken. Een gigantisch hoog aantal gebruikers van de culturele infrastructuur van een stad, is louter een kwantitatief criterium en dekt niet noodzakelijk een kwalitatieve lading. Ik dacht dat minister Bert Anciaux wel iets anders bedoelde met meer cultuurparticipatie.

Sonia Debal, Cultuurfunctionaris-directeur, Brugge.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content