Europa en werkgelegenheid: de burger gelooft er weinig van.

De sociaal-democratie heeft het in Europa momenteel voor het zeggen, maar toch moet zij omzichtig manoeuvreren als ze het contact met de achterban niet wil verliezen. Inzake de thema’s die meestal met de linkerzijde worden geassocieerd – werkgelegenheid en sociaal beleid – heeft de burger een zeer beperkt vertrouwen in de daadkracht van Europa. Ierland, dat zijn economisch mirakel in aanzienlijke mate aan Europese hulp dankt, is het enige land waar de meerderheid van de bevolking overtuigd is dat de Unie een positieve bijdrage tot de tewerkstelling levert. Italië komt met vijftig procent op de tweede plaats en in alle andere landen overheerst het scepticisme. In de hele Unie gelooft nauwelijks 37 procent van de bevolking dat Europa een hefboom voor meer jobs is en slechts 42 procent meent dat de Unie voldoende sociale garanties biedt. Met respectievelijk 36 en 45 procent zit België zelfs iets beneden het opmerkelijk laag Europees gemiddelde.

Het levensgroot wantrouwen van de werkende bevolking tegenover de Europese constructie kan niet echt verbazen. Ondanks de vele, plechtige verklaringen van de founding fathers dat Europa een politiek project is, wekten de eerste stappen naar integratie vooral de belangstelling van industriëlen en zakenlui. In eerste instantie van de kool- en staalbaronnen, want Europa werd in de schaduw van mijnen en hoogovens geboren. Toen al werd er over een Europese Gemeenschap gesproken, maar dat was nauwelijks een meer dan grotesk volksbedrog.

Tot vandaag toe gaat de meeste energie naar de realisatie van de gemeenschappelijke markt en al het overige is er ondergeschikt aan. Voor de eengemaakte en geharmoniseerde markt kon en moest alles wachten, onder meer het sociaal protocol en de sluitende afspraken over arbeidsduurvermindering. De hele jaren negentig werd bovendien veel economische groei, dus arbeidsplaatsen opgeofferd, omdat niets de realisatie van de euro mocht verhinderen. Ondanks een werkloosheid van bijna twintig procent en pleidooien van nogal wat regeringsleiders weigerde de Unie geld voor grootschalige investeringsprojecten vrij te maken. De ministers van Financiën wilden er niet van weten, omdat zo het soberheidsbeleid en de muntunie in gevaar konden komen.

Even doortastend reageerde de Europese Commissie telkens als de nationale regeringen met steunmaatregelen aan bedrijven de concurrentie dreigden te vervalsen. Bij brutale bedrijfssluitingen zoals Renault-Vilvoorde kon of mocht de commissie nauwelijks reageren. Bij een groot deel van de publieke opinie bezorgde dit optreden de Unie een hardvochtig imago. Ze werd als bedreigend voor de sociale status-quo ervaren. Tijdens de hete herfst van 1995 in Frankrijk, toen het hele land wekenlang door stakingen werd verlamd, was de Unie – meer nog dan de regering van Alain Juppé – de grote boosdoener. Zij was het, zo stond op pamfletten en spandoeken, die als een breekijzer de verdedigingsgordel van de nationale grenzen ontwrichtte en de bedrijven aan de globale economie overleverde.

EEN EUROPEES FORT

Er is één beleidsdomein waar de burger de Unie nog minder vertrouwt dan inzake werkgelegenheid: migratie. Niet toevallig is het een thema waar het vooral rond grenzen draait. Slechts 35 procent van de bevolking meent dat de Unie bekwaam is om een afdoend antwoord op het probleem te geven en in geen enkel land komt de score boven de vijftig procent. Opmerkelijk is dat België de Unie hier met 47 procent veruit het meeste krediet geeft. Groot-Brittannië daarentegen komt niet verder dan 20 procent. De cijfers wijzen erop dat een groot deel van de publieke opinie de Unie veeleer als de oorzaak dan de oplossing van het vreemdelingenprobleem ziet. Ondanks de recente ontkenningen van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in Wenen kan men er zich bijgevolg aan verwachten dat de cijfers voor vele politici een aansporing zullen zijn om verder aan een Europees fort te timmeren of opnieuw de nationale toer op te gaan.

P.G.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content